Geprofileerd maar niet elitair



Yüklə 11,06 Kb.
tarix04.02.2018
ölçüsü11,06 Kb.
#24157

Geprofileerd maar niet elitair.
Was de hele discussie rond de mogelijke oprichting van een meer geprofileerde katholieke school terecht of onterecht? We laten het antwoord in het midden. Door mijn verblijf in het buitenland onmiddellijk na het verschijnen van de eerste persreacties, kon ik letterlijk zeggen: “Ik stond erbij en ik keek ernaar”. Maar misschien gaf het me ook de gelegenheid het geheel nog eens grondig door te denken, los van alle emotionele reacties en hoogdravende kritieken.
Eerst een vaststelling: in Vlaanderen is het toch wel een unieke situatie dat 70 % van de scholen ontstaan is uit het private katholieke initiatief, ten tijde dat wellicht meer dan 70 % van de bevolking zich ook effectief katholiek noemde. Deze bevolkingsgroep vond in de katholieke scholen het ideale kader om ook opleiding en opvoeding in schoolverband heel parallel met haar levensovertuiging te laten verlopen. Dat is nu grondig veranderd. Vandaag blijft men kiezen voor katholieke scholen gewoon omdat het goede scholen zijn en slechts een minderheid doet dit nog vanuit hun geloofsovertuiging. Dat het goede scholen zijn met een degelijk lerarenkorps en een goed opvoedingsproject, heeft ook met dit katholieke te maken: men doet inspanningen om het ganse schoolgebeuren vanuit een inspiratie te laten verlopen: christelijk geïnspireerd, gebaseerd op de grote humane waarden die door het evangelie geradicaliseerd en gekristalliseerd worden tot christelijke waarden. Maar men past zich aan aan het doelpubliek: jonge mensen die opgroeien in een geseculariseerde wereld waar het geloof, als het nog meetelt, heel marginaal is geworden, soms zelfs levensvreemd. En dat is logisch: scholen, ook katholieke scholen, staan open voor iedereen en het zou pedagogisch onfair zijn om geen of onvoldoende rekening te houden met de beginsituatie en zelfs de verdere levenssituatie van de leerlingen. Men kan van een school niet verwachten noch eisen dat ze op het vlak van het geloofsonderricht zou doen wat zelfs in de parochie en in het gezin niet meer mogelijk is: voor de totaliteit van de leerlingen een algehele geloofsopvoeding ontwikkelen. En daar klemt juist het schoentje.
Sommige ouders vinden terecht dat hun kinderen binnen de huidige katholieke scholen onvoldoende voedsel krijgen om hun geloof te ontwikkelen. Ze kiezen vanuit hun eigen geloofsovertuiging bewust een katholieke school, dus omwille van de identiteit, maar blijven op hun honger zitten. Wat vandaag aan de volledige leerlingengroep wordt aangeboden op het vlak van het godsdienstonderricht en de godsdienstige beleving in de scholen, blijft onder hun verwachting. Zij gaan op zoek naar een school die niet alleen vanuit een christelijke inspiratie werkt, maar ook specifieke aandacht heeft voor de gelovige ontwikkeling van de jongeren, zowel binnen het onderricht als binnen de opvoeding, en waar een klimaat heerst waar de jongeren hun geloof vrij en open kunnen beleven en daartoe zelfs gestimuleerd worden.
Is dat iets anders dan ouders die voor hun zoon of dochter met muzikale talenten of bijzondere interesse voor sport een aangepaste school zoeken en deze ook vinden? Er zijn toch ook meer technische richtingen, meer sociale richtingen, meer wetenschappelijke richtingen en noem maar op. Zou het dan ondenkbaar zijn om ook een school te hebben waar de religieuze dimensie van de mens meer aan zijn trekken kan komen? Of is men in Vlaanderen zo intolerant geworden voor het religieuze? We zien toch ook hetzelfde binnen het kerkelijke landschap: er zijn abdijen waar het religieuze als dusdanig op een meer intense wijze kan worden beleefd, maar daarom hoeft niet iedereen in een abdij te treden om aan zijn christen-zijn vorm te geven. Maar toch vindt men de abdijen belangrijk, ook om er tijdelijk te toeven en om zijn geloof te verdiepen. Het is goed dat ze bestaan als teken voor anderen.
Misschien zouden we ons allemaal wat comfortabeler voelen indien we de 70 % scholen die katholiek zijn voortaan als “christelijk geïnspireerd onderwijs” zouden benoemen. Want dat zijn ze toch: scholen die vanuit een christelijk mens- en wereldbeeld hun onderwijs en opvoeding organiseren en dit aan een ruim publiek aanbieden. En ik kan getuigen, ook vanuit onze eigen scholen, dat vele directies, godsdienstleerkrachten en andere leerkrachten daar echt werk van maken. Ik heb dit nooit in twijfel willen trekken. Tegelijk moeten we bekennen dat het sociologisch toch vragen oproept hoe deze 70 % staat tegenover de minderheidspositie waartoe het christelijk geloof is teruggedrongen. Hier is, zoals sommigen beweren, een disproportie ontstaan, maar die is te overstijgen wanneer we ons “christelijk geïnspireerd onderwijs” zien als een dienst aan de ruime maatschappij waar de behoefte aan degelijk onderwijs en een mensgerichte opvoeding aanwezig blijft. De inzet van christenen heeft zich nooit beperkt tot de christenen zelf, maar heeft zich steeds ruim opengesteld, zowel in de gezondheidszorg, het onderwijs, als de hulpverlening in het algemeen. Het is in deze zin dat we vandaag ook vlotter spreken over christelijk geïnspireerde ziekenhuizen dan over katholieke ziekenhuizen.
Wanneer echter in kerkelijke documenten over het “katholiek onderwijs” gesteld wordt dat Christus steeds de referentie moet zijn van waaruit men onderwijst en opvoedt, dat men er aan christelijke gemeenschapsopbouw moet doen, dat het curriculum moet worden uitgebouwd vanuit de christelijke cultuur en een christelijke visie op mens en wereld en dat de leerkrachten echte getuigen moeten zijn van hun geloof, en dat men er echt aan geloofsoverdracht moet doen, dan vrees ik dat bepaalde scholen binnen het huidige katholieke net zich wat onwennig voelen en in alle eerlijkheid moeten bekennen dat ze daaraan niet volledig kunnen voldoen. Maar daarom zijn het geen minder goede scholen. Deze realiteit kan, moet en hoeft men zelfs niet om te buigen. Maar dit wil wel zeggen dat men moet bekijken hoe men toch ook een antwoord kan geven aan de ouders en hun kinderen die ook binnen het schoolmilieu die christelijke gemeenschapsopbouw expliciet gestalte willen zien krijgen, in een sfeer waar de naam van God zonder schroom en nog met blijdschap kan worden uitgesproken, waar religie geen vak naast de andere is maar echt catechetisch blijft, waar gebed en liturgie een vaste plaats hebben, waar de christelijke schrijvers meer aan bod komen dan diegenen die het geloof hebben afgeschreven, enz. Een school die daaraan speciale aandacht wil geven wordt daarom geen elitaire school, zich zoveel beter achtend dan haar collega’s. Een sporthumaniora en een afdeling sociale wetenschappen voelen zich toch ook niet beter dan de andere? Ze hebben gewoon hun eigenheid en krijgen de ruimte om deze eigenheid ten volle te ontwikkelen. Dergelijke school wordt ook geen wereldvreemde school, noch een conservatieve preconciliaire school zoals sommigen vrezen, maar een open omgeving waar het geloof op een frisse en hedendaagse manier kan worden beleefd. Ik nodig hen die dit betwijfelen uit maar eens in het buitenland te gaan kijken, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten, waar er wel meer van deze scholen zijn; zij zullen verrast zijn welke sfeer ze daar kunnen ervaren. Wel, het is dat wat we willen vragen en onderzoeken, of die terechte vraag van sommige ouders en hun kinderen ook een terecht antwoord kan krijgen binnen het wettelijk kader van het onderwijs. De vele reacties die ik kreeg van ouders, van leerkrachten en zelfs van leerlingen overtuigt me nog meer dat de behoefte reëel is en dat het aan ons is om daar een antwoord op te geven. Zouden we als Broeders van Liefde, die moeilijk te verdenken zijn van elitarisme in hun onderwijs, ook niet mogen openstaan voor deze vraag die vanuit een wel nieuwe noodsituatie is gegroeid?
Br. René Stockman

Generale overste



Broeders van Liefde
Yüklə 11,06 Kb.

Dostları ilə paylaş:




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə