Gillis en de Stoa



Yüklə 311,6 Kb.
Pdf görüntüsü
səhifə10/12
tarix17.11.2018
ölçüsü311,6 Kb.
#80268
1   ...   4   5   6   7   8   9   10   11   12

Plantijn zou Gillis senior bij geval wel hebben samengewerkt maar de hoedanigheid 

van die samenwerking blijft in duisternis gehuld.

90

Zoonlief, om wie het ons nu te doen is, trad pas in 1572 als meesterzoon tot 



het Sint Lucas-gilde toe (of moeten we ‘Antony van Diest’ inderdaad als Marcus 

Antonius’ broer zien, zoals Olthoff het wil?).

91

 Hij mocht zich een jaar later 



vrijmeester noemen en verkreeg in 1574 of 1575 koninklijk drukmandaat.

92

 Maar 



vóór die tijd was hij hoogstwaarschijnlijk al in de drukkerswereld werkzaam (in zijn 

vaders werkplaats?) en in ieder geval als vertaler actief.

93

 In die laatste hoedanigheid 



onderhield hij interessante relaties met Plantijn. Gillis zal de aartsdrukker 

ongetwijfeld via zijn vader hebben gekend; is denkelijk ook door deze als vertaler bij 

de grote drukker geïntroduceerd. Hoe het ook zij, in 1566 betaalt Plantijn Gillis 27 

florijnen en nog een handvol stuivers voor de vertaling van een bundel emblemata van 

Sambucus (meteen de eerste Nederlandstalige uitgave van het genre).

94

 Maar al 



eerder, in de nazomer van 1564, had Gillis een voorschot van Plantijn ontvangen ‘sur 

la traduction en flameng’ van het Sambucus-werk.

95

 De contacten met Plantijn 



dateren dus van tenminste vóór september 1564, het jaar waarin Gillis’ Epiktetus-

vertaling gereed komt.  

In 1567 levert Gillis vervolgens een vertaling van Hadrianus Junius’ 

emblemenbundel.

96

 Reeds in 1565 heeft Plantijn contact met de auteur over de 



vertaling van deze bundel, waarbij Junius zich voorstander toont van Coornhert. Om 

onduidelijke redenen kiest Plantijn echter voor Gillis. We kunnen dus concluderen dat 

Gillis en Plantijn in de jaren direct na Gillis’ stoïsche vertaalwerk op zijn minst een 

intensieve zakelijke relatie onderhielden, waarbij het zeker niet onwaarschijnlijk is dat 

de twee elkaar al geruime tijd eerder kenden. 

 

We moeten er natuurlijk rekening mee houden dat een succesvol zakenman als 



Plantijn een zeer uitgebreid netwerk van relaties bezat, zodat het blote feit van een 

zakelijk contact in eerste instantie niet meer hoeft aan te geven dan de zakelijkheid 

van dat contact zelf. Maar de persoon van Plantijn biedt ons wel een zeer lonkend 

perspectief. De Antwerpse drukker had namelijk bemoeienis met de oprichter en 

leider van het Huis der Liefde: Hendrick Niclaes. Deze spiritualistische beweging 

kende in de zestiende eeuw een behoorlijke aanhang en toen die in de Nederlanden 

verminderde, hebben de familisten (naar het Engelse Family of Love) met name aan 

                                                 

90

 Voet 1980-1983, dl. II, p. 1281, noot 2. 



91

 Zie Olthoff 1891, p. 25. 

92

 Olthoff spreekt van Gillis’ vrijmeesterschap (Olthoff 1891, p. 25); uit de Liggeren (de archieven van 



het gilde, zie Rombouts 1864-1876) blijkt dat echter nergens. Voor het koninklijk mandaat, zie The 

Library III (1948), afl. 3, p. 213. Er is mij geen drukwerk bekend onder de naam van zoon Gillis; 

werkte hij met zijn vader samen? En hoe ging dat dan na diens dood? 

93

 Het voorwoord van zijn Isocrates-vertaling wijst daar op: zie Isocratis vermaninghe tot Democritum



Antwerpen 1564 (Jan van Waesberghe), p. A2

r

, waar Gillis ons meedeelt zowel uit liefde voor de 



‘Letteren’ als ‘van mijnder officien wegen’ met vele geschriften in aanraking te komen. Boas houdt het 

erop dat hij als corrector werkzaam was, wat meteen verklaart hoe hij bepaalde klassieke werken in 

vroeg stadium onder ogen kreeg. Zie Boas 1918, p. 300.  

94

 Emblemata I. Sambuci/ In Nederlantsche tale ghetrouwelick overgheset, Antwerpen 1566. Zie Voet 



1972, p. 289, noot 2; Voet 1980-1983, dl. V, p. 2037, noot 3. Zie voor een bespreking van deze 

vertaling Porteman 1993, p. 158-164. 

95

 Zie Voet 1980-1983, dl. V, p. 2037 (nr. 2173). Vgl. Voet 1972, vol. 2, p. 289, noot 2. 



96

 Emblemata Adriani Iunii Medici/ overgheset in Nederlantsche tale, Antwerpen 1567. M. Rooses 

verzorgde een moderne herdruk, zie Rooses 1902. 

 

19




de overzijde van het Kanaal nog wel invloed gehad (naar verluid tot in kringen dicht 

rond Elizabeth I).

97

Te Antwerpen ontstond vanaf het midden van de jaren vijftig een opvallende 



aanhang van het Huis; opvallend niet zozeer naar aantal, maar naar de grote 

onafhankelijkheid waarmee zij zich tot de sekte en haar leider verhield. Plantijn en 

zijn spiritualistische geestverwanten hebben altijd een zekere afstand tot Hendrick 

Niclaes in acht genomen. Niclaes’ leerstuk van zijn absolute leiderschap kon op 

weinig Antwerpse bijval rekenen en ook van zijn ideeën over de strakke 

Huishiërarchie werd met reserve kennis genomen. Terecht spreekt Hamilton voor de 

Antwerpse context van familisten dan ook liever van een beweging dan van een 

sekte.


98

 Niclaes’ ‘opvolger’ Hiël (Hendrik Jansen van Barrevelt) stelde zich in dezen 

veel minder megalomaan op en wist zich zo te verzekeren van de sympathie van de 

Antwerpse kring, die daartoe Niclaes de rug toekeerde. Maar dat laatste speelt pas in 

1572, als het Huis der Liefde een scheuring beleeft. 

De ‘Antwerpse kring’ hield in grote lijnen Niclaes’ spiritualistische 

leerstukken, maar combineerde die vrijelijk met de humanistische inborst van haar 

‘leden’. De Antwerpenaren huldigden zo intellectuele varianten van Niclaes’ 

spiritualisme: Plantijn was bijvoorbeeld niet zozeer op zoek naar een spiritueel-

religieuze leidraad, maar naar een ‘ethische code’ die, gegrondvest op christelijke 

waarheid maar buiten de kerkelijke instituties om, als handzame wegwijzer dienst zou 

kunnen doen op het dagelijkse pad des levens.

99

 Een koppeling met de Stoa, of 



preciezer: het christelijk neo-stoïcisme, wordt al door Marnef en ook door De la 

Fontaine Verwey gesuggereerd, maar helaas nauwelijks uitgewerkt.

100

Het zal wel nooit duidelijk worden wie nu precies tot de Antwerpse kring van 



sympathisanten hebben behoord. Vrijages met spiritualistische stromingen golden in 

die tijd niet bepaald als aanbeveling, zodat geheimhouding eerder regel dan 

uitzondering was. Plantijn wordt toch wel gezien als de spil, en zijn contacten met 

Niclaes gaan minstens tot de vijftiger jaren terug, ook al blijft duister in hoeverre zijn 

enthousiasme, dat toch al relatief van aard was, mede door zakelijke belangen jegens 

Niclaes werd geïnspireerd. Plantijn kan namelijk lange tijd beschouwd worden als de 

vaste drukker van de bepaald niet onbemiddelde Niclaes; Plantijn was, zogezegd, 

Huisdrukker.  

Steevast wordt ook de beroemde cartograaf Abraham Ortelius in de Antwerpse 

portrettengalerij van het Huis opgenomen.

101

 Ortelius is met name bekend van zijn 



Theatrum Orbis Terrarum (1570), een baanbrekende atlas die kaarten van de gehele 

wereld op overzichtelijke wijze aanbood en vele malen werd herdrukt. Niemand 

minder dan Gillis senior is als drukker en uitgever intensief betrokken geweest bij de 

Ortelius’ Theatrum; van 1570 tot 1573 produceert hij de succesvolle 

kaartenverzameling. Later komt de productie in handen van Plantijn. Dat Gillis junior 

de cartograaf in de zestiger jaren al goed kende, is wel zeker: in zijn voorwoord bij de 

Sambucus-vertaling eert hij hem met een gedicht en in zijn Junius-vertaling heeft hij 

                                                 

97

 Zie bijvoorbeeld MacCulloch 2003, p. 209; De la Fontaine Verwey 1976, p. 259v. 



98

 Hamilton 1987, p. 87; vgl. Marnef 1996, p. 272. 

99

 Hamilton 1981, p. 65. 



100

 Marnef 1996, p. 272; De la Fontaine Verwey 1976, p. 249-250.  

101

 Hamilton 1981, p. 70. 



 

20



Yüklə 311,6 Kb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   4   5   6   7   8   9   10   11   12




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə