Gillis en de Stoa



Yüklə 311,6 Kb.
Pdf görüntüsü
səhifə5/12
tarix17.11.2018
ölçüsü311,6 Kb.
#80268
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   12

controlerende instanties op een denken dat niet op alle punten de christelijke nestgeur 

draagt.


36

 

 



Stadse Stoa in late Middeleeuwen en vroege Renaissance 

 

Maar als Gillis zich tot slinkse strategie genoodzaakt zag teneinde zijn wijsgerige 



voorkeuren veilig aan de openbaarheid prijs te kunnen geven, betekent dat dan dat 

deze stoïsche Sitz im Leben nieuw en nog niet reçu was voor een Nederlandstalig 

publiek? Niets is minder waar. Tegen de tijd dat de Antwerpse vertaler het 

Hantboecxken zo omzichtig op de markt brengt, hadden belangrijke elementen van 

het stoïsche denken al lang een min of meer vaste plaats verworven in de volkstalige 

context. Voor de Lage Landen kan men deze stoïsche lijnen minstens zover 

terugvoeren als de dertiende eeuw, naar Jacob van Maerlant, die met zijn enorme 

oeuvre zonder twijfel tot de grootste Nederlandse schrijvers aller tijden gerekend 

moet worden. Maerlants hoofdwerk Spiegel historiael, een wereldgeschiedenis 

geschreven tussen 1283 en 1288 en eigenlijk een bewerking van de Speculum 

Historiale van Vincent van Beauvais, is voor een deel als een concrete gedragsethiek 

te lezen.

37

 Het omvangrijke werk ruimt aan het eind van het eerste deel een opvallend 



grote plaats in voor een bespreking van werken van (pseudo)senecaanse hand, waarbij 

Seneca met name wordt ingezet om Maerlants grote ethische les van matiging en 

rationele zelfcontrole aan een lekenpubliek van gegoede burgerij en adel te 

presenteren:

38

 

Wie so der wijsheit wille volgen,  

Wiltu bliven onverbolgen  

Ende met rechter redene leven,  

Du moetster toe dijn herte geven  

  

Te vorpeinsene ende te vorwegene  



Al dat di mach comen te jegene,  

Ende alle dinghen hebben waert  

Nader rechter naturen aert,  

Niet nader liede tale,  

  

Die gerne spreken recht ende wale;  



Want dat es dattu weten sout,  

Men heet dat goet en hevets scout,  

Ende sulke dinc dat niet en dooch,  

Dat wert es van prise hooch.

39

 

Natuurlijk moeten we oppassen met het Stoa-label. Maerlant zag zichzelf niet als 



stoïcijn. Sterker nog: van het onderscheiden of herkennen van de Stoa als een aparte 

denkschool, waaraan vastomlijnde ideeën en specifieke personen toegeschreven 

kunnen worden, blijkt in zijn werk niets. Ook de geleerde wereld in het algemeen 

toont in deze periode lang niet altijd een bewuste onderkenning van een dergelijke 

stoïsche traditie in het klassieke denken.

40

 Seneca werd bijvoorbeeld over het 



                                                 

36

 Zoals in die periode gebruikelijk, werden ook Gillis’ vertalingen vóór uitgifte officieel gecontroleerd.  



37

 Zie Van Oostrom 1997, p. 291. 

38

 Zie met name Van Oostrom 1997, p. 279-291. 



39

 Spiegel historiael, eerste partie, boek 8, kap. 34 (Seneca van groter wijsheden), r. 1-14; De 

Vries/Verwijs 1863, dl. I, p. 412. 

40

 Zie Ebbesen in: Strange 2004, p. 108-109. 



 

9



algemeen voor een protochristen gehouden; een aannemelijke opvatting in het licht 

van zijn veronderstelde briefwisseling met Paulus.

41

Hoe dit ook zij, in zijn aanwending van Seneca staat Maerlant niet alleen. Van 



de dertiende tot de vijftiende eeuw heeft het volkstalige prediken van een aan de 

stoïcijnen ontleend en op leken gericht evangelie van matiging en rationeel 

emotiemanagement veel weg van een mantra. 

 

In de vijftiende eeuw treedt er een verandering op, althans volgens Herman Pleij, de 



specialist van de laatmiddeleeuwse stadscultuur in de Lage Landen. We zijn dan in 

een periode beland waarin de stedeling zich tot op grote hoogte heeft geëmancipeerd 

tot iemand met een eigen emotionele, materiële en ook intellectuele massa. Hij heeft 

een individualiteit gevonden, ontwikkeld of geconstrueerd, die dan wel niet aan onze 

huidige conceptie daarvan gelijkgesteld mag worden, maar niettemin al behoorlijk ver 

afstaat van de zelfconceptie van de traditionele ‘derde stand’. En het verschil met die 

‘boeren en buitenlui’ wordt door de stadsbewoner uiteraard van harte gecultiveerd, 

zoals ook ten opzichte van adel en geestelijkheid een eigen positie en identiteit wordt 

bevochten. In dit zoeken naar een eigen, stadse identiteit – een beschavingsoffensief

zoals Pleij dat wel noemt – is een leidende rol weggelegd voor het literaire geweten 

van de laatmiddeleeuwse stad: de rederijkerij.

42

 Enthousiast slaan rederijkers zich de 



mantel van volksopvoeders om en wanneer zij toegeven aan hun opvoedkundige 

neigingen, zetten zij bijzonder graag een burgermoraal in die sterk op praktische 

levenslessen is gericht. Lessen voor de stadse praktijk, wel te verstaan. In deze 

context krijgt de herneming van de klassieke Stoa naast matiging en rationele controle 

de extra dimensie van het bestrijden van Vrouwe Fortuna, die haar ellendige 

strooigoed met wrede willekeur uitdeelt.

43

 Juist de stadbewoner – en dan met name de 



koopman – weet zich aan ’s levens wrange wisselvalligheden onderworpen en heeft 

daarom intellectueel behoefte aan het risico-management dat de Stoa in de vorm van 

redelijke zelfhandhaving aanbiedt. De Stoa geeft zo ideologische ondersteuning aan 

een maatschappelijke constellatie die zwaar op handel leunt. In de rederijkse literatuur 

wordt de rede, het onderscheidend vermogen van de mens, dan ook steevast 

opgevoerd als remedie tegen de wispelturigheid van Vrouwe Fortuna:  

 

Het gebruik maken van het instrument der rede, waarmee de mens pas 



waarlijk de bedoeling van Gods schepping realiseert, impliceert een gedrag dat 

getuigt van verdraagzaamheid, lijdzaamheid, geduld en aanvaarding ten 

overstaan van de wereldse stormen, met de bijbehorende standvastigheid.

44

  



 

De rede blijft hierbij niet staan bij een bewerken van lijdzame aanvaarding van de 

minder tot blijdschap uitnodigende kanten van het leven, maar biedt zich tevens aan 

als instrument om het lot met frisse strijdbaarheid tegemoet te treden; rationeel gedrag 

kan de invloed van Vrouwe Fortuna inperken.

45

                                                 



41

 Zie bijvoorbeeld Verbeke 1983, p. 8; vgl. Van Oostrom 1997, p. 280 en 285. 

42

 Voor een fraaie beschrijving van het beschavingsproces in de laat-middeleeuwse stadscultuur in de 



Lage Landen (en dan met name Brussel), zie Pleij 1988. Voor de cruciale rol die de rederijkerij in de 

vijftiende eeuw gaat spelen in de cultivering van de burgerij, zie m.n. p. 183v. 

43

 De conceptie van de Fortuin maakt in de Middeleeuwen en vroeg-moderne tijd overigens een 



interessante verandering door, waarbij Fortuna steeds minder de verdeelster van geluk en rampspoed is, 

maar steeds eenzijdiger als een kwade macht ‘naast’ God komt te staan, die dan met name ongeluk en 

verderf zaait. Zie over deze ontwikkeling Pleij 1982, p. 37v. 

44

 Pleij 1985, p. 81. 



45

 Pleij 1985, p. 89; Pleij 1982, p. 34v. 

 

10



Yüklə 311,6 Kb.

Dostları ilə paylaş:
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   12




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə