Inspiratie en het gezag van de Bijbel


Het getuigenis van de kerk over de inspiratie van de Bijbel



Yüklə 0,88 Mb.
səhifə19/24
tarix13.11.2017
ölçüsü0,88 Mb.
#9982
1   ...   16   17   18   19   20   21   22   23   24

Het getuigenis van de kerk over de inspiratie van de Bijbel


Wij hebben het getuigenis van de Joden gehoord over de inspiratie van de Heilige Schrift (Deel III, hoofdstuk XI, punt B) en daarna dat van Christus en de apostelen. Hun verklaringen zijn zo duidelijk dat, zoals Emil Brunner zegt, ‘de leer van de woordelijke inspiratie al bekend was bij het vóór-christelijke Jodendom en ze werd ook door Paulus en de apostelen aangehangen’.141

Laten we nu bezien wat de traditionele overtuiging van de kerk door de eeuwen heen over deze leer geweest is. Dit is voor ons erg belangrijk, daar de meeste moderne denkers het op één punt met elkaar eens zijn: de leer van de volledige inspiratie van de bijbel dient radicaal verworpen te worden. Zij vinden dat de tijd is aangebroken voor een nieuwe opvatting omtrent de Schrift, en verkondigen, dat alleen on­wetende mensen of sektariërs nog zo naïef kunnen zijn de echtheid en het gezag van alle bladzijden van het oude Boek te aanvaarden. Het staat hun natuurlijk vrij zich zo uit te drukken. Maar het is duidelijk dat zij, wanneer zij dit doen, zich richten tegen het eenstemmig getuige­nis van de gelovigen tot aan de opkomst van de moderne kritiek. Wat ons aangaat, wij willen integendeel graag één van zin wezen met de schare van getuigen van de Openbaring die vóór ons geleefd hebben. De lezer oordele voor zichzelf.

I. DE KERKVADERS.

Deze mannen waren bijzonder duidelijk in hun geloofsgetuigenis. Voor hen was de inspiratie en het gezag van de Schrift iets vanzelf­sprekends, niet alleen in het algemeen, maar ook in de details waarvan Matth. 5:18 spreekt.



Clemens Alexandrinus zegt dat er geen jota of tittel voorbij kan gaan, omdat de mond des Heren het alles gesproken heeft (Protrepticus, IX, 82, 1).

Gregorius van Nazianze: ‘Zelfs de kleinste regels in de Schrift zijn te danken aan de minutieuze zorg van de Heilige Geest, zodat we nauw­keurig acht moeten slaan op de geringste nuances in de betekenis’ (Orat. 2, 105).

Augustinus: ‘De gehele Heilige Schrift is geschreven door de vingers van God, dat wil zeggen door de Heilige Geest die de mannen Gods vervulde ... Ik lees de Schrift als ware zij geschreven met het bloed van Christus ... wij putten ons geloof enkel uit de Schrift, en deze enige bron bevestigt ons geloof ... Ik wil niet dat men wat dan ook bewijst door menselijke documenten, maar door de woorden van God. Wat we ook lezen, in de Profeten, in de Psalmen, het Evangelie, de Brieven, Handelingen: laten we het lezen - en geloven!’142

Johannes Chrysostomus: ‘Het is geweldig om de Schrift te lezen; want het is niet mogelijk, ik herhaal, niet mogelijk, de geest van de Schrift uit te putten. Het is een onuitputtelijke bron’.143

Athanasius: ‘Zij (de Schriften) werden gesproken en geschreven door God ... Deze (het Oude en het Nieuwe Testament) zijn de wateren des heils, opdat zij die dorsten verzadigd mogen worden met de levende woorden die zij bevatten. Alleen daarin wordt de leer van de god­vruchtigheid verkondigd. Laat niemand ervan afdoen of eraan toevoe­gen.144

Origenes schrijft over Marcus 10:50: ‘Zullen we zeggen dat de evan­gelist gedachteloos schreef, toen hij vertelde dat de man zijn mantel afwierp, opsprong en naar Jezus ging? Durven wij te zeggen, dat deze dingen zonder bedoeling in de Evangeliën werden opgenomen? Wat mij aangaat, ik geloof, dat geen jota of tittel van de goddelijke leer nutteloos geschreven is. We mogen nooit zeggen, dat er in de Schriften van de Heilige Geest dingen staan die niet ter zake doen of overbodig zijn, ofschoon zij voor sommigen onverklaarbaar mogen lijken; maar wij moeten de ogen van onze geest richten op Hem die opdracht heeft gegeven deze dingen te schrijven, en we moeten Hem bidden om de uitlegging daarvan. De Heilige Schrift komt van de volheid des Geestes, zodat er niets is in de profeten, in de evangeliën, in de Handelingen of in de brieven dat niet voortkomt uit de volheid van de Goddelijke majesteit’.145

Hiëronymus: ‘U ziet hoe ik, meegesleept door mijn liefde voor de Schrift, buiten de perken van de brief ben gegaan, zonder toch volledig mijn onderwerp te hebben behandeld. We hebben allen gehoord wat het is dat we behoren te kennen en waarnaar we moeten verlangen, opdat ook wij met de psalmdichter zullen kunnen zeggen: ‘Mijn ziel wordt verteerd van verlangen naar Uw verordeningen te allen tijde’ (Ps. 119:20)... Luister een ogenblik, opdat ik u moge vertellen hoe u moet wandelen in de Heilige Schrift. Alles wat we lezen in de godde­lijke boeken is, ofschoon het blinkt en glanst aan de buitenkant, nog veel lieflijker van binnen’.146

Irenaeüs: ‘Here Jezus, geef dat allen die de Heilige Schrift lezen, U leren kennen en in U geworteld worden’ (III, Contra Haeres, cap. 6). We beëindigen hiermee deze opsomming. Volgens Gaussen kan er in de eerste acht eeuwen van het christendom geen enkele kerkleraar geciteerd worden (uitgezonderd Theodore van Mopsuestia, die in 553 door het Vijfde Algemene Concilie van Constantinopel veroordeeld werd) die niet de volle inspiratie van de Schrift beleed, behalve natuur­lijk de ketterse vijanden van het christelijk geloof.147

II. DE HERVORMERS.

Na de afwijkingen van de middeleeuwen, moest de terugkeer van de Hervormers tot de bronnen wel de krachtige verkondiging van de volledige inspiratie en het toereikend gezag van de Heilige Schrift meebrengen.

Luther zegt daarover in de artikelen van Schmalkalden: ‘Het Woord van God is de grondslag voor de geloofsartikelen; daarbuiten is er geen andere, zelfs geen engel’ (Deel II, art. II, 15). De Hervormer stelt het gesproken Woord van God voortdurend gelijk met het Woord van God zoals het in de bijbel staat geschreven. ‘De prediker moet enkel het Woord van de Heilige Schrift verkondigen, want de bijbel is het Schriftwoord van de Geest’.

Luther heeft ook gezegd: ‘De geschriften die door mij aangehaald worden hebben mij veroverd en mijn geweten is gevangen door het Woord van God ... ik heb geleerd deze leer (dat is, de onfeilbaarheid) alleen toe te schrijven aan de canonieke boeken, zodat ik vol vertrou­wen geloof dat geen van de schrijvers van deze boeken vergissingen heeft gemaakt, maar de werken van de andere schrijvers, onverschillig hoezeer zij zich onderscheiden door hun heiligheid en hun leer, lees ik op deze manier: dat ik ze niet als waar beschouw omdat zij zelf deze mening waren toegedaan, maar voorzover zij mij kunnen overtuigen door het gezag van de canonieke Schriften.148

Ergens anders heeft Luther ook nog gezegd: ‘Dit moet wel zo zijn, want de Schriften zijn goddelijk. God spreekt door hen en die Schriften zijn Zijn Woord ... Horen of lezen van de Schriften is hetzelfde als luisteren naar God’.149

Zwingli deed voortdurend beroep op de door God geïnspireerde tekst van zowel het Oude als het Nieuwe Testament bij de uiteenzetting en verdediging van de zuivere christelijke leer. Reeds in 1523 ant­woordde hij de bisschop van Konstanz, nadat deze hem had voorgesteld zich te beroepen op de universiteiten van Parijs, Keulen en Leuven: Dat is niet nodig, wij hebben al een onpartijdige en onfeilbare recht­er. Die hebben wij in de Heilige Schrift, die niet kan liegen noch zich vergissen.150



Calvijn: God heeft Zich geopenbaard. Hij heeft Zijn heilige mond geopend en tot de aartsvaders gesproken. ‘Hij heeft dat zelfde Woord op een nog plechtiger wijze openbaar willen maken en Hij heeft het laten opschrijven ... Het was noodzakelijk dat de hemelse leer zo op schrift vastgelegd zou worden, opdat zij niet in de vergetelheid zou geraken ... Bijgevolg hebben wij nu de Schrift als het enige waarin het God behaagd heeft Zijn waarheid vast te leggen ter eeuwige nagedachtenis ... Zij heeft voor de gelovigen hetzelfde gezag als de stem, uit Gods eigen mond vernomen, zou kunnen hebben’.151

‘De Schrift is de school van de Heilige Geest, waarin niets wordt weg­gelaten dat heilzaam is en nuttig om te weten, en waarin ook niets geleerd wordt dat niet nodig is om te weten’.152

‘Als er onverwachts de een of andere controverse ontstaat, dan moet hieromtrent volstrekt geen beslissing getroffen worden naar het goed­dunken van de mensen, maar alleen door het gezag van God. Aange­zien er tegenwoordig grote opschudding is in de wereld vanwege de verscheidenheid der meningen, is er geen andere oplossing: wij moeten onze toevlucht nemen tot de Schrift’.153

III. DE GROTE PROTESTANTSE GELOOFSBELIJDENISSEN.

Het is treffend en opbouwend, dat we in deze monumenten van het geloof der kerk precies dezelfde overtuiging en volstrekte eenstemmig­heid vinden. De volgende teksten en verscheidene andere zijn bijeen­gebracht in het monumentale werk van Philip Schaff over de geloofs­belijdenissen van de protestantse kerken.

De geloofsbelijdenis van La Rochelle, van de ‘Eglise Réformée’ van Frankrijk, 1559: ‘III. Deze hele Heilige Schrift is samengevat in de canonieke boeken van het Oude en het Nieuwe Testament ... IV. We erkennen dat deze boeken canoniek zijn en de zekere regel voor ons geloof, niet zozeer vanwege de algemene instemming en goedkeuring van de Kerk, als wel door het getuigenis en de innerlijke verlichting van de Heilige Geest ... V. Wij geloven dat het Woord dat in deze boeken is vervat, afkomstig is van God en dat het alleen aan Hem zijn gezag ontleent en niet aan mensen. En aangezien het de regel van alle waar­heid is, en alles bevat wat noodzakelijk is voor de dienst van God en van ons heil, is het mensen noch engelen toegestaan er iets aan toe te voegen of er iets vanaf te doen, of eraan te veranderen’.154



De 39 artikelen van de Anglicaanse Kerk.

‘VI Over de toereikendheid van de Heilige Schriften tot de Zaligheid: De Heilige Schrift bevat alles wat noodzakelijk is tot de zaligheid. Dus mag aan niemand worden opgedrongen als een geloofsartikel of als een noodzakelijk vereiste tot het heil, al hetgeen er niet in te lezen staat en er ook niet door bewezen kan worden’.155



De Westminster geloofsbelijdenis, 1667:

‘II ... de boeken van het Oude en het Nieuwe Testament zijn alle door de inspiratie van God gegeven als regel voor geloof en leven ... IV Het gezag van de Heilige Schrift, waardoor zij geloofd en gehoor­zaamd moet worden, hangt niet af van het getuigenis van enig mens of van enige kerk, maar geheel van God (die de waarheid zelve is); zij moet derhalve aanvaard worden, omdat zij het Woord van God is. V ... Onze volle overtuiging en onze zekerheid van de onfeilbare waar­heid en het goddelijk gezag van dat Woord komen voort uit het inner­lijke werk van de Heilige Geest ... VIII. Het Oude Testament ... en het Nieuwe Testament ... die rechtstreeks door God zijn ingegeven en door Zijn bijzondere zorg en voorzienigheid door de eeuwen heen zuiver zijn bewaard, zijn daarom authentiek; zodat de Kerk zich in al haar godsdienstige geschillen in hoogste instantie beroept op de Schrift. X. De Hoogste Rechter, waardoor alle godsdienstige geschillen be­slecht moeten worden en waaraan alle decreten van concilies, opvat­tingen van oude schrijvers, leerstellingen van mensen en bijzonder begaafde geesten getoetst moeten worden en wiens uitspraak voor ons beslissend moet zijn, kan niemand anders zijn dan de Heilige Geest die in de Schrift spreekt’.156



De tweede Helvetische geloofsbelijdenis, 1566:

‘Wij geloven en belijden, dat de canonieke Schriften van het Oude en het Nieuwe Testament het waarachtige Woord van God zijn. Zij hebben uit en door zichzelf voldoende gezag, dat niet van mensen afkomstig is. Want God Zelf spreekt nog steeds tot ons door de Heilige Schrift, zoals Hij heeft gesproken tot de vaderen, de profeten en apostelen. Zij be­vatten alles wat nodig is voor een reddend geloof en voor een heilig leven; dientengevolge mag er niets aan toegevoegd of van afgedaan worden’.157



De geloofsbelijdenis van de Waalse, Vlaamse en Nederlandse Gerefor­meerde Kerken (1561, herzien in Dordrecht in 1619):

‘VII. Wij geloven, dat deze Heilige Schrift den wil Gods volkomenlijk vervat, en dat al hetgeen de mens schuldig is te geloven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt ... Want dewijl het ver­boden is den Woorde Gods iets toe of iets af te doen, zo blijkt daaruit wel dat de leer daarvan zeer volmaakt en in alle manieren volkomen is ... Daarom verwerpen wij van ganser harte al wat met deze onfeil­bare regel niet overeenkomt ...’158

We zouden nog veel meer dergelijke citaten kunnen geven; we zouden de Schotse geloofsbelijdenis kunnen noemen en die van de Waldenzen van Piémont, de eerste Helvetische Confessie, enz., die alle zich in dezelfde geest uitdrukken. Er kunnen wel enkele verschillen zijn tussen de diverse takken van de Kerkhervorming, maar op dit essentiële punt hebben ze slechts één leuze: Niets dan de Schrift en heel de Schrift! (Scriptura sola - Scriptura tota).

IV. MANNEN GODS EN CHRISTELIJKE GEMEENSCHAPPEN VAN ONZE TIJD.

Wij hebben reeds gewezen op het standpunt van de Lutheraanse theologen in de zeventiende en achttiende eeuw, die zonder uitzonde­ring geloofden in de woordelijke inspiratie van de Schrift (zie Deel III, hoofdstuk II, paragraaf III).159 Hier volgt de mening van enkele van de woordvoerders van het evangelisch geloof, tussen het Réveil van Genève aan het begin van de 19e eeuw en onze eigen tijd.

Adolphe Monod: ‘Als de Schrift spreekt, is het God die spreekt ... Wat zij tot ons spreekt is niet minder waar en zeker dan wanneer de hemel zich op dit ogenblik boven ons hoofd zou openen en de stem van God zou weerklinken als destijds op de berg Sinaï, die ons dezelfde dingen zou zeggen. Ons vertrouwen op en onze onderwerping aan de Schrift moeten onbeperkt zijn...’

‘De Schrift is de goddelijke uitdrukking van de waarheden en de grondstellingen die de grondslag zelve vormen van de onzichtbare en eeuwige dingen. Zij is als een brief die God vanuit de onzichtbare wereld heeft geschreven aan zijn kinderen die nog in de zichtbare wereld leven.. .’

‘De Schrift is daarom in de meest verheven en tegelijkertijd in de meest eenvoudige zin het woord van God ... Zij is de enige zekere maatstaf voor ons geloof en ons leven ... Alle dingen hebben slechts waarde voor zover zij onderworpen en ondergeschikt zijn aan het soevereine, onfeilbare en onveranderlijke gezag van het Woord van God...’

De andere boeken... ‘zijn alle min of meer beïnvloed door menselijke vergissingen; De Schrift alleen is hier vrij van: zij is het boek van God ... in haar horen wij God spreken door Zijn Heilige Geest... als wij dit woord lezen dat door de Geest van God is ingegeven dan heb­ben we als het ware een onderhoud met God’.160



J. H. Merle d’Aubigné: ‘Het goddelijke gezag en de inspiratie van de Schrift zijn twee verschillende waarheden die echter niet van elkaar te scheiden zijn. Het gezag van de Schrift komt voort uit haar inspiratie, en haar inspiratie grondvest haar gezag ...’

‘De Heilige Geest heeft de schrijvers van de bijbel niet alleen de leer en de gedachten ingegeven, maar Hij heeft hun ook de juiste uitdruk­kingen gegeven, de woorden. Er zijn geen begrippen zonder woorden. Als de Heilige Geest de woorden niet had gegeven, zou het mogelijk zijn geweest dat de mens, overgelaten aan zijn natuurlijke invloeden, woorden had gebruikt die Zijn gedachten niet weergaven’, ‘Christus eerde de Schriften, Hij legde ze uit en gebruikte ze als het eigen Woord van God, als het hoogste gezag; en Hij leerde Zijn Kerk, dat zij de geschriften van zijn discipelen, de boeken van het Nieuwe Verbond, waarin Zijn Geest Zijn definitieve en eeuwige leer zou vastleggen, op dezelfde wijze moest eren en gehoorzamen...’ ‘Bovendien stelde de Here vast, dat het getuigenis van de Schrift volkomen toereikend is om het eeuwige leven te geven. Het is Zijn wil, dat ons geloof gebaseerd is op haar gezag...’

‘De Here verklaart, dat de absolute en eeuwige waarheid in de Schrift te vinden is en dat zij nooit kan liegen. De Schrift kan niet gebroken worden (Joh. 10:34-35). Hij leert uitdrukkelijk dat geen enkele jota en geen enkele tittel van die Schrift ooit zal vallen. En als Hij op ditzelfde onderwerp terugkomt roept Hij uit: ‘Gemakkelijker zouden hemel en aarde vergaan, dan dat er van de wet één tittel zou vallen’ (Luc. 16:17; Matth. 5:18). En Hij zegt dit niet alleen over de woorden van het Oude Testament, maar ook over die van het Nieuwe Testament. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan’ (Matth. 24:35).161

Alexander Vinet: ‘Geloof niet dat het christendom inschikkelijk één van zijn gedachten zal opgeven om de wereld tegemoet te komen. Het is juist door zijn onbuigzaamheid dat het christendom sterk is ... Zij die het niet durven verwerpen spannen zich in het te verzachten. Zij ontdoen het van zijn strengheid en zijn ‘mythen’ zoals zij die believen te noemen; zij maken het zelfs bijna redelijk; maar vreemd genoeg, als het redelijk is heeft het geen kracht meer ... IJver, vuur, heiligheid en liefde verdwijnen met deze vreemde leerstellingen. Het zout der aarde heeft zijn smaak verloren en niemand weet hoe het die smaak weer te hergeven. Verneemt ge daarentegen dat er ergens een opwekking komt, dat het christendom nieuw leven krijgt, dat het geloof bezield wordt en er een grote ijver betoond wordt? Vraag dan niet in wat voor aarde of in welk systeem deze kostbare planten groeien. Ge kunt te voren reeds antwoorden, dat ze alleen maar groeien in de zware grond van de orthodoxie, in de schaduw van die geheimenissen die het menselijk verstand in verwarring brengen en waarvan het zich zo graag zou willen ontdoen’.162

Louis Gaussen hoeft hier nog slechts vermeld te worden, aangezien zijn beroemde boek ‘Théopneustie’ (5) in de voorafgaande bladzijden uitvoerig ter sprake is gekomen.

De talrijke werken die uit het Réveil zijn voortgekomen zijn tot stand gebracht door mensen die met dezelfde overtuiging bezield waren. Hoe waar blijkt het te zijn, dat het door een levend geloof is dat er vruchten worden voortgebracht, uitkomend in het winnen van mensen en in liefdadigheid. En hoe waar is het Woord van God dat zegt: ‘Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken’ (2 Cor. 4:13). Hier volgen enkele van die gezegende werken:

Bijbelgenootschappen
zendingsactiviteiten van kerken
christelijk onderwijs op alle niveaus
zendingsgenootschappen
evangelisatiewerk
vele tehuizen voor gebrekkigen, blinden, doofstommen en wees­kinderen
de oprichting van evangelische theologische faculteiten

de hele beweging van bijbel- en zendingsscholen


uitgeverijen voor evangelische literatuur
de ‘world evangelical fellowship’
reformatorische studentenbewegingen
charitatief werk in alle sectoren van de samenleving, enz.

Wij hebben niet genoeg plaats om het getuigenis te vermelden van alle mannen wier leven gekenmerkt werd door ijver en geloof. Zij zouden ons trouwens in wezen telkens hetzelfde zeggen. We zullen althans enkele van de meest bekende namen noemen:

Hudson Taylor, de oprichter van de ‘China Inland Mission’ (nu het Overzeese zendingsgenootschap)

Charles Finney, een groot Amerikaans opwekkingsprediker


D. L. Moody, een evangelist, wiens bediening nog over de hele wereld vruchten draagt
William Carey, de pionier-zendeling in India die vaak beschouwd wordt als de oprichter van de moderne zendingsbeweging
George Muller, van de weeshuizen te Bristol in Engeland
Charles H. Spurgeon, ‘de prins der predikers’
Billy Graham, uit onze eigen tijd, wiens naam ons allen bekend is. Het is de moeite waard zijn getuigenis te citeren:

‘In augustus 1949 twijfelde ik zozeer aan alles, dat ik, wanneer ik opstond om te prediken en een uitspraak deed, bij mijzelf overlegde: ‘Ik vraag me af of dat de waarheid is. Ik vraag me af of ik dat werkelijk in alle eerlijkheid kan zeggen’. Mijn bediening was voor­bij. Toen nam ik mijn bijbel mee naar de hoge Sierra Nevada bergen van Californië. Ik opende de bijbel en knielde neer. ‘Vader’, zei ik, ‘er zijn veel dingen in dit boek die ik niet kan begrijpen. Ik kan het met mijn verstand niet bevatten; maar ik neem het in geloof aan als het gezaghebbende, geïnspireerde Woord van de levende God’. Een maand later, in Los Angeles, merkte ik dat dit boek een zwaard in mijn hand was geworden. Waar menselijke argumen­ten faalden, deed nu het Woord van God zijn werk’.163

Het volkomen geloof in de inspiratie en het gezag van de Schrift is tenslotte de grondslag voor bijzonder belangrijke werkzaamheden, die zich over de gehele wereld uitstrekken, t.w. die van:

‘De Wycliffe Bijbelvertalers, de grootste evangelische zending met 2000 medewerkers;

De Sudan Interior Mission, met 1300 zendelingen

Het Moody Bijbel Instituut van Chicago, met 1000 dagschoolstudenten en ongeveer 800 avondschoolstudenten en een omvangrijke correspon­dentieschool; met vier radiozendstations, het geweldige werk van de ‘Moody Presss’ en dat van de ‘Moody films’.

Het Overzeese zendingsgenootschap (vroeger de China Inland Mission) met 850 zendelingen

de Africa Inland Mission, met 600 zendelingen

de Bijbel Bond, die in meer dan 100 talen werkt

de Inter-Varsity Christian Fellowship, die werkt onder de studenten in de hele wereld

de ‘International Christian Broadcasters’, die bestaat uit verscheidene samenwerkende radiozendstations (zoals RCJB, Ecuador; DZAS, de Philippijnen; ELWA, Liberia; en Trans World Radio in Bonaire en Monte Carlo) met krachtige zendapparaten die elk deel van de aardbol bereiken met evangelische programma’s in bijna iedere taal, te veel om hier op te noemen.

‘Gospel Recordings’ die gratis miljoenen grammofoonplaten verspreidt, nu in 3.500 talen.

Kortgeleden is dit buitengewone feit aan het licht gekomen: de evan­gelische zendingsgenootschappen (de groepen die men ‘fundamentalis­ten’ noemt, en die niet verbonden zijn met de Wereldraad van Kerken) omvatten vandaag 62 procent van de protestantse zendelingen in de wereld. Dit percentage is pas in de laatste jaren tot deze hoogte ge­stegen.

V. CONCLUSIE.

God zorgt ervoor, dat er getuigen van Hem zijn. Wanneer wij geneigd zijn te denken, dat wij binnenkort de enigen zullen zijn die vasthouden aan het getuigenis dat de Bijbel tenvolle het Woord van God is, dan vestigt de Here onze aandacht op duizenden gelovigen, die hun knie voor Baäl niet hebben gebogen (Rom. 11:2-4).

Een opmerkelijke bladzijde geschreven door de Anglicaanse theoloog James I. Packer brengt dit beter onder woorden dan wij het zouden kunnen doen:

‘Als men beweert dat het evangelische standpunt sektarisch, schismatiek en niet katholiek (niet universeel) is, dan is dit geheel onjuist ... In feite is het evangelische geloof in de ware zin katholiek; en de strijd die het voert tegen het subjectivisme (en ook tegen het traditionalisme) is hier het duidelijkste bewijs van. Tenslotte is Christus de enige norm voor de katholiciteit. De universaliteit van het evangelische geloof blijkt uit zijn onvoorwaardelijke onderwerping aan de leer van Christus en van de Schrift in het bijzonder wat het gezag betreft ... en, ten tweede, uit de saamhorigheid met al diegenen die door de eeuwen heen hetzelf­de geloof zijn blijven belijden, en die zich gebogen hebben voor het gezag van de Schrift, en die roemen in het Evangelie van de vrije genade en zich vol ijver inzetten voor het apostolische geloof. Zij die aan de kant staan van Augustinus, Luther, Calvijn, Baxter, Owen, Wesley, Whitefield, Edwards, de Hervormers, de Hugenoten, de Puriteinen, de Covenanters, de evangelische christenen uit de achttiende eeuw en de voorgangers en werkers van de zendingsbeweging van de negentiende eeuw - om maar enkelen te noemen - hoeven zich geen zorgen te maken over hun ‘katholiciteit’. De evangelische chris­tenen lijken misschien niet meer dan een andersgezinde minderheid in de hedendaagse Kerk, maar dit is niets nieuws; Luther leek toentertijd geheel alleen de minderheid te vormen, evenals Elia en Jeremia en Paulus. Er zijn inderdaad in verhouding weinig perioden geweest in de geschiedenis waarin de evangelische christenen meer waren dan een weerstand biedende minderheid binnen een grotere groep, en die onverschilligheid of zelfs onvriendelijkheid ondervonden van hun ­geloofsgenoten. Maar ware katholiciteit betekent niet te behoren tot de meerderheid. Numeriek genomen is de Roomse Kerk verreweg in de meerderheid. Maar vele anti-fundamentalisten zullen ongetwijfeld in­stemmen met vier eeuwen protestantse theologie, dat de kerk die zich katholiek noemt de grootste schismatieke groep in het christendom is. Het is vaak gezegd dat één persoon met God de meerderheid vormt, hoeveel mensen er ook tegen hem mogen zijn; en het is niet minder waar dat een enkeling met Christus een ‘katholiek’ christen is, hoeveel mensen er ook mogen zijn die hem het recht op deze naam ontzeg­gen’.164

HOOFDSTUK IV


Yüklə 0,88 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   16   17   18   19   20   21   22   23   24




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə