Onderwijs en onderzoek: Geen tegengestelde polen maar een krachtig geheel



Yüklə 102,86 Kb.
səhifə1/2
tarix04.02.2018
ölçüsü102,86 Kb.
#24155
  1   2

Onderwijs en onderzoek:

Geen tegengestelde polen maar een krachtig geheel

Gerda Geerdink

Mea Verbunt

20-10-2010



Inhoudsopgave
I Inleiding
2 Achterliggende belangen: de noodzaak onderzoek en onderwijs te verbinden

3 De verbinding tussen onderzoek en onderwijs: de ideale situatie

3.1 Lectoren (lectoraten) in het hbo


3.2 Aanpassing van curricula voor (bachelor en master) opleidingen

3.3 Docenten zijn toegerust en kunnen voldoen aan de gestelde eisen

3.4 Inhoudelijke en personele afstemming
4 De bestaande situatie binnen de HAN

4.1 Lectoren (lectoraten) binnen de faculteiten

4.2 Onderzoek als onderdeel van het curriculum

4.3 Professionalisering van docenten

4.4 Inhoudelijke afstemming lectoraten en opleidingen
5 Aanbevelingen met betrekking tot:

5.1 Lectoren (lectoraten) binnen de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

5.2 Het aanpassen van curricula van de (bachelor en master) opleidingen

5.3 Medewerkers die zijn toegerust en voldoen aan de gestelde eisen


6 Referenties
Bijlage 1: Overzicht van de Dublin descriptoren

1 Inleiding
De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest nadrukkelijk voor een profilering als University of Applied Sciences. Ze wil een opleidings- èn kenniscentrum zijn waarbinnen (kennis)ontwikkeling, ondernemerschap en innovatie hoog in het vaandel staan. Kiezen voor het perspectief University of Applied Sciences veronderstelt het vestigen van drie pijlers1:

- een beroepsgricht profiel van het onderwijs aanbod

- een belangrijke plek voor onderzoek als nevengeschikt aan, en verweven met het onderwijs

- programmering van de verwevenheid van onderwijs en onderzoek in de curricula van de bachelor- en masteropleidingen. De keuze voor een profilering als University of Applied

Sciences komt voort uit de vraag naar meer en andere kennis in de beroepspraktijk en meer en hoger opgeleide professionals voor diezelfde beroepspraktijk. In deze notitie beschrijven we de wijze waarop binnen de hogeschool de synergie tussen onderwijs en onderzoek vergroot kan worden opdat de vereiste kwaliteitsslag gemaakt wordt.

In paragraaf twee gaan we eerst in op maatschappelijke en economische ontwikkelingen die hebben geleid tot de noodzaak van een kwaliteitsimpuls voor het hoger beroepsonderwijs. Om dat te realiseren wordt onderzoek naast onderwijs een kerntaak binnen het hbo en wordt onderzoek deel van het onderwijs aan bachelor- en masteropleidingen. Onderzoek biedt daarnaast bachelor- en masteropleidingen de mogelijkheid zich te profileren en specialiseren op een voor hun beroepspraktijk relevant thema.

In paragraaf 3 schetsen we idealiter hoe een hechte verbinding tussen onderwijs en onderzoek er uit ziet, opdat aan de nieuw gestelde eisen kan worden voldaan. Een ambitieus geformuleerde, ideale situatie die nog geen werkelijkheid is maar uiteindelijk als haalbaar wordt gezien. In paragraaf 4 beschrijven we globaal hoever we als Hogeschool van Arnhem en Nijmegen zijn op dat traject en we eindigen in paragraaf 5 met aanbevelingen gericht op verwerkelijking van de ideaalschets.
Bij het schrijven van deze notitie is gebruik gemaakt van de hiervoor relevante door het HAN-Management vastgestelde documenten: Baele, 2008; De HAN op weg naar een University of Applied Sciences, 2010; Geerdink & Maertens, 2009; Verschuren, 2010; Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. Strategisch Beleidsplan HR 2010 – 2015. Op weg naar een duurzaam personeelsbeleid, 2010; Eenheid in verscheidenheid, 2009; en het HAN Instellingsplan 2008-2012 (zie referenties). Daarnaast sluiten we aan bij de notitie ‘Naar een duurzaam onderzoeksklimaat’ die recent door de HBO-Raad is verspreid en waarin de ambities en succesfactoren voor onderzoek in het hbo beschreven zijn. En zonder dat we weten wat de overheid gaat doen met het advies van de Commissie Toekomstbestendig Hoger Onderwijs Stelsel (Commissie Veerman) stemt het tot vreugde dat we in meerdere opzichten overeenstemmen.

Voor het beschrijven van de bestaande situatie binnen de HAN is naast de al genoemde documenten informatie gehaald uit de Rapportage Management Afspraken najaar 2009 (RMA’s) en bij sleutelfiguren van de opleidingen en instituten. Een eerdere versie van deze notitie is besproken binnen de Stuurgroep Onderzoek, de Stuurgroep Onderwijsontwikkeling en binnen de programmaraad van het Service Centrum Onderwijs. Op basis van die gesprekken zijn aanpassingen verricht.



2 Achterliggende belangen: de noodzaak onderzoek en onderwijs te verbinden
Maatschappelijke ontwikkelingen

Economische veranderingen hebben ertoe geleid dat de beroepspraktijk waarvoor het hbo opleidt een nieuw soort professional nodig heeft en behoefte heeft aan andere dan de bestaande theoretische kennis. De Europese top sprak in 2000 in Lissabon de wens uit dat de Unie zich ontwikkelt tot de meest dynamische kennissamenleving van de wereld. Als Europa mee wil blijven doen in de wereld moet het zich profileren als kennisproducent. In navolging van Lissabon heeft de Nederlandse regering zich voorgenomen te werken aan een plaats in de top drie van Europa’s meest succesvolle economieën. Daarvoor is in Nederland vooral met betrekking tot innovatie en technologie een inhaalslag nodig; dat vraagt om meer kennis, meer in de praktijk bruikbare kennis, en meer en beter opgeleide professionals (zie ook rapport van de commissie Veerman).

Het zijn overigens niet alleen economische wetmatigheden die daarom vragen. De samenleving als geheel verlangt in toenemende mate dat de vele complexe problemen waarmee we te maken hebben (vergrijzing, gebrek aan sociale cohesie, gebrek aan veiligheid, klimaatverandering et cetera) betaalbaar, snel en adequaat opgelost worden. Overheden en burgers, consumenten, cliënten en patiënten stellen steeds hogere en ingewikkelder eisen en verwachten meer dan voorheen snel en op maat bediend te worden. En ook daarvoor is nieuwe kennis nodig en zijn hoogopgeleide professionals nodig die vanuit de bestaande beroepspraktijk aangrijpingspunten vinden voor vernieuwing en verbetering.

De nieuwe professional


Niet toevallig komt die vraag nieuwe kennis te construeren en nieuwe professionals op te leiden bij het hbo terecht. Universiteiten en onderzoekscentra zijn vanouds kennisproducerende instanties maar het vanuit de academische wereld uitgevoerde, op theoretische kennis gebaseerde onderzoek, raakt vaak te weinig aan de beroepspraktijk. Het theorie georiënteerd onderzoek houdt zich vooral bezig met het vinden en formuleren van wetmatigheden met betrekking tot allerlei vraagstukken die in veel situaties bruikbaar zijn, maar waarbij de primaire focus de ontwikkeling van de theorie en dus de wetenschappen geldt (we bedoelen hier de prescriptieve kennis uit de vier typen kennis die Verschuren onderscheidt). Door de taakstelling bij te dragen aan de wetenschap ligt de nadruk bij universitair onderzoek meer op onderzoek waarvan de resultaten (internationaal) verspreid kunnen worden, dan op praktijkgerichtheid.

Voor de praktijk bruikbare kennis kan het best geconstrueerd worden door mensen die over veel praktijkkennis beschikken en daarnaast op een hoog abstractieniveau kunnen denken. Hoogopgeleide professionals kunnen ‘knowing why’ combineren met ‘knowing how’. Om die theoretische en meer praktische kennis te verenigen hebben professionals meer en andere kennis nodig en ze moeten competent worden in het doen van onderzoek. Alleen een onderzoekende professional kan zijn beroepsmatig handelen steeds weer aanpassen aan de bestaande dynamiek in de beroepspraktijk en – pro-actief – nieuwe werkwijzen bedenken en implementeren die leiden tot de gewenste innovaties. Zo wordt bijvoorbeeld van technici maar ook van leraren en verpleegkundigen verwacht dat ze vertrouwde methodieken en handelswijzen uit hun beroepspraktijk kennen en gebruiken en relevante bevindingen uit nieuw onderzoek kunnen vertalen naar hun eigen beroepspraktijk. Dat betekent ontwikkelingen bijhouden en onderzoeksresultaten lezen en beoordelen. Daarnaast zijn ze in staat vanuit hun praktijkkennis nieuwe kennis te ontwikkelen en nieuwe methodieken en handelswijzen te testen en implementeren. Onderzoek leidt tot de theoretisch en empirisch gefundeerde aanbevelingen tot aanpassing en/of vernieuwing van de beroepspraktijk en dwingt de professional tot een conceptueel denkniveau.

De NVAO toetst van hogescholen het kennisniveau dat gehaald wordt en de wijze waarop onderzoekscompetenties in curricula zijn verankerd. Zij kijkt daarbij vooral naar de verbinding tussen onderzoek en onderwijs, de kennisontwikkeling door studenten en de interactie tussen de beroepspraktijk en praktijkgericht onderzoek. Het gaat dan uitdrukkelijk niet enkel om afstudeeronderzoek of de afstudeeropdracht maar om de wijze waarop onderzoek (leren doen) deel uitmaakt van (de major en minoren van) de bachelor en masteropleidingen.
Als we het in deze notitie over dé beroepspraktijk hebben bedoelen we in alle gevallen:

- het microniveau waarin het eigen beroepsmatig handelen van de professional zich afspeelt;

- het mesoniveau, zijnde de organisatie waarbinnen professioneel gehandeld wordt; en

- (meer algemeen) het macroniveau dat wil zeggen het vakgebied of het beroepsdomein waarin de professional werkt.



3 De verbinding tussen onderzoek en onderwijs: de ideale situatie

Het hoger beroepsonderwijs moet – anders dan ze gewend is – onderzoekscompetente professionals afleveren die daarnaast – meer dan ze gewend zijn – beschikken over voldoende kennis van de beroepspraktijk. Onderzoek wordt, naast het onderwijs, een kerntaak van het hbo en een niet meer weg te denken onderdeel van het onderwijs. Onderzoek doen is binnen een aantal opleidingen al een vertrouwd onderdeel van de bacheloropleidingen maar daarbij gaat het nog niet in alle gevallen om het vernieuwen en verbeteren van de bestaande praktijksituatie. Het onderzoek is daarin veelal beperkt tot het leren gebruiken van specifieke test- of onderzoeksmethodes gericht op het verbeteren van de werkwijze. Voor vernieuwen van de beroepspraktijk is het noodzakelijk dat de professional bestaande handelingsrepertoires ter discussie kan stellen2.

Bij het definiëren en nader encadreren van het professioneel praktijk gericht onderzoek zoals de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen dat voorstaat wordt aangesloten bij de beschrijving van Verschuren (2010). Zijn notitie is als kaderstellend door het HAN-mt aangenomen. Verschuren geeft daarin een genuanceerd en gelaagd beeld van ‘onderzoek’ op basis waarvan binnen de hogeschool keuzes kunnen worden gemaakt voor:

- het inbouwen van ‘leren onderzoeken’ in het curriculum voor studenten

- de professionalisering en scholing in onderzoek van docenten

- het entameren en positioneren van contractonderzoek.


Evident is dat het implementeren van onderzoek binnen het hbo vraagt om aanpassing van de curricula van de opleidingen en professionalisering van de opleiders. Onder andere om deze aanpassingen binnen een afzienbare periode te realiseren zijn er – als katalysatoren – binnen het hbo lectoren aangesteld.

3.1 Lectoren (lectoraten) in het hbo


Naar een concept van Frans Leijnse, destijds voorzitter van de HBO-Raad, is een impuls gegeven aan de gewenste veranderingen in het hoger beroepsonderwijs door een nieuwe functie te creëren: de lector. De HAN heeft net als andere hogescholen in 2002 de eerste lectoren aangesteld. De HAN wil dat lectoren als mede-eigenaar van het onderwijs niet enkel ingezet worden om mee te werken aan inhoud en uitvoering maar meer specifiek opdat opleidingen, en dat geldt vooral voor de masteropleidingen, zich gaan profileren en onderscheiden op een relevant thema.
Lectoren zijn ervaren en hooggekwalificeerde onderzoekers die:

  • (inter)nationaal bekend zijn om hun kennis op een domein dat inhoudelijk aansluit bij (een van de) de beroepspraktijken waarvoor het hbo opleidt;

  • hun theoretische kennis kunnen vertalen naar de beroepspraktijk en beroepsbeoefenaars;

  • de beroepspraktijk waarvoor het hbo opleidt, goed kennen;

  • de vragen en problemen uit de beroepspraktijk kunnen vertalen naar onderzoeksvragen;

  • die beroepspraktijk kunnen inspireren en/of uitdagen tot het geven van onderzoeksopdrachten;

  • onderzoek kunnen (laten) uitvoeren dat leidt tot betrouwbare, valide en voor de praktijk relevante kennis;

  • voldoende onderzoeksvaardig zijn om anderen daarin te coachen en aan te sturen;

  • onderzoeksresultaten kunnen vertalen naar opleidingscurricula binnen het hbo;

  • kunnen bijdragen aan het opleiden van professionals.

Lectoren hebben bij hun aanstelling3 een vierledige taakstelling gekregen:



  1. zij dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit van de curricula van de opleidingen;

  2. zij dragen bij aan de professionalisering van de docenten in het hbo;

  3. zij leveren een bijdrage aan de theorievorming; en

  4. zij helpen bedrijven en maatschappelijke organisaties innoveren.

In samenhang leidt uitvoering van deze taken tot de gewenste situatie.

Lectoren dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit van de curricula4 door kenniscirculatie tussen beroepspraktijk en opleidingen te stimuleren (1)(4). Lectoren geven een andere inhoud aan het al langer bestaande contact tussen opleidingen en beroepspraktijk omdat ze vanuit een meer theoretische achtergrond meedenken over aanpassingen en vernieuwingen (3). Lectoren worden door de beroepspraktijk gezien en benaderd als inhoudelijke expert die op basis van theorie en empirie nieuwe kennis ontwikkelen en adviseren (4) Ze voeren in opdracht van de beroepspraktijk (contract)onderzoek uit. Ze betrekken stagiaires en opleiders van de HAN bij deze onderzoeksopdrachten en hun verdere contacten met de beroepspraktijk (1 en 2). De professionals in opleiding leren meer van hun tijdelijke verblijf in de beroepspraktijk als ze kunnen participeren in onderzoek (1).

Lectoren voeren het (contract)onderzoek zoveel mogelijk uit in samenwerking met een uit docenten samengestelde kenniskring (3). Opdrachten komen altijd uit de beroepspraktijk waarvoor opgeleid wordt en sluiten inhoudelijk aan bij de opleidingen. De door middel van onderzoek geconstrueerde kennis wordt via de docenten uit de kenniskring en de lector onderdeel van de curricula van de opleidingen (1) en draagt tevens bij aan de vernieuwing van de beroepspraktijk (4).

Docenten die participeren in de kenniskring doen onderzoekend actuele, wetenschappelijke kennis op over de beroepspraktijk waarvoor ze opleiden en worden onderzoeksvaardig (2). De actuele, wetenschappelijke kennis wordt onderdeel van het curriculum en docentonderzoekers kunnen studenten en collega-docenten begeleiden en ondersteunen bij het uitvoeren van onderzoek (2). Via onderzoeksopdrachten uit de beroepspraktijk intensiveert de samenwerking en kennisdeling tussen beroepspraktijk en beroepsopleiding en krijgt een andere inhoud (3). Opleiders leren, meer systematisch dan eerder, wat er leeft in de praktijk en omgekeerd kan de beroepspraktijk meedenken over het opleiden van toekomstige collega’s (1).
3.2 Aanpassing van curricula van de (bachelor en master) opleidingen

De nieuwe professional beschikt over méér en andere kennis en is in staat nieuwe kennis te construeren. Het eerste vraagt om verhoging van het kennisniveau, het tweede om afgestudeerden die hun eigen beroepspraktijk onderzoekend kunnen verbeteren en vernieuwen.


-Verhoging kennisniveau

Om het gevraagde kennisniveau binnen het hbo centraal vast te stellen en opleidingen handvatten te geven dat te borgen, zijn door het Nederlands Vlaams Accreditatie Orgaan de zogenaamde Dublin descriptoren beschreven (zie bijlage 1 voor een overzicht). De beroepspraktijk vernieuwen en innoveren vraagt om het overstijgen van intuïtief en op ervaring gebaseerd beroepsmatig handelen. De hbo opgeleide professionals zijn conceptuele denkers, die op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen binnen het vakgebied waarvoor opgeleid wordt. Zij maken gebruik van bestaand onderzoek en kunnen dat vertalen naar hun beroepsmatig handelen. Voor de student staan onderzoeksresultaten als feiten opgenomen in hand- en studieboeken. Studenten lezen daarnaast wetenschappelijke publicaties en gebruiken resultaten daaruit voor hun professioneel handelen. In de wetenschappelijke publicaties staat tevens beschreven hoe kennis tot stand komt.

De professional leert om op basis van theoretische verdieping en systematisch onderzoeken en analyseren van de werkelijkheid voor de praktijk relevante nieuwe kennis te ontwikkelen. Dat geldt in beperkte mate voor de bachelor afgestudeerde en in grote mate voor de master-afgestudeerde. Het zelf de eigen (toekomstige) beroepspraktijk onderzoeken om deze verder te kunnen ontwikkelen verkleint de kloof tussen opleiding en beroepsuitoefening omdat het aanzet tot een continue wisselwerking tussen theorie en praktijk. Professionals kunnen communiceren over hun vakgebied en onderzoek daarin, naar specialisten binnen het vakgebied maar ook naar niet-specialisten.
-De onderzoekscompetentie maakt deel uit van het curriculum

Het competent zijn in het doen van onderzoek is voor de hbo student zowel einddoel van de opleiding, als middel om die opleiding succesvol te doorlopen. Het is het einddoel van de opleiding omdat we afgestudeerde professionals willen die zelf een aan de beroepspraktijk gerelateerd probleem kunnen analyseren en vertalen naar een onderzoeksvraag; een daarbij passend praktijkgericht onderzoek kunnen opzetten en uitvoeren; en dit alles ter verbetering en aanpassing van de eigen beroepspraktijk. Daarnaast is competent zijn in onderzoek doen ook een middel omdat onderzoeksvaardigheden en een onderzoekende houding nodig zijn voor het zelfsturend leren dat we van hbo studenten verwachten. Leren onderzoeken en leren studeren vereisen dezelfde vaardigheden zoals bijvoorbeeld het zoeken, vinden, selecteren en kunnen gebruiken van literatuur, het duiden en verhelderen van een aan de praktijk gerelateerd probleem, het kunnen formuleren van relevante (leer)vragen, het op waarde schatten van gegevens, het systematisch te werk gaan bij de aanpak van problemen, het kritisch observeren, redeneren, analyseren, en het maken van stappenplannen.

Omdat onderzoeksvaardigheden en studievaardigheden voor een groot deel overeenkomen is het van belang dat studenten vanaf het eerste jaar vertrouwd worden gemaakt met de genoemde vaardigheden en daarbij passende houding. (De meeste) Studenten zijn nog niet onderzoekscompetent als ze beginnen met een bachelor- of masteropleiding5. Ze verwerven de onderzoekscompetentie binnen de opleiding.

De onderzoekscompetentie (bestaande uit kennis hebben over onderzoek doen, onderzoeksvaardig zijn en het beschikken over een onderzoekende houding) maakt deel uit van alle onderdelen van een curriculum: de inhoud van het curriculum, de didactische werkwijze van het curriculum en de toetsing van het curriculum.




  • De inhoud van het curriculum

De inhoud is dat wat een student zich eigen moet maken om gekwalificeerd te zijn, ook omschreven als eindtermen of startkwalificaties. De inhoud kent binnen het hbo altijd een beroeps- of vak specifiek deel en een meer algemeen beroepsvoorbereidend deel. Die twee kerndelen zijn in theorie te scheiden maar krijgen in de praktijk pas betekenis als ze samenhangen.

Het eerste beroeps- of vak specifieke deel bevat kennis over en kunnen en willen omgaan met beroepsgerelateerde actoren (kinderen, patiënten, klanten, cliënten, de markt), materialen en/of middelen (onder andere de machines, de geneesmiddelen, de geldstromen, de wetgeving). Eigen maken van deze inhoud op hbo niveau vereist vertrouwd zijn met vakliteratuur en wetenschappelijke literatuur. En om daarover te kunnen lezen en de kennis gepast te kunnen inzetten zijn kennis over methoden en aspecten van onderzoek doen binnen het beroeps/vakdomein vereist. Onderzoekscompetent zijn maakt deel uit van de meer algemene beroepsvaardigheden, die voor elke hbo professional gelden. Hoe opleidingen op dit deel scoren bij studenten wordt, apart van het bereikte kennisniveau, nu ook gemeten via de Nationale Studenten Enquête (NSE als opvolger van het Studenten Tevredenheids Onderzoek).


Juist vanwege de gewenste samenhang tussen het beroepsgerelateerde deel en het meer algemene deel is de inhoud van de curricula binnen het hoger beroepsonderwijs omgezet in competenties en/of beroepstaken. Feitelijk zijn dat complexe, samengestelde gehelen van kennis, vaardigheden en houdingen. Door deze competenties en/of beroepstaken weer op te delen in indicatoren en daarbij passende criteria zijn de te onderscheiden onderdelen zichtbaar. De criteria geven de normering per indicator aan. Daardoor weten docenten en studenten waar, wanneer en hoe delen van de vak- en beroepsgerelateerde inhoud en de onderzoekscompetentie (in zijn geheel of in deelaspecten) deel uitmaakt van de inhoud van het curriculum. Om sturend te kunnen zijn met betrekking tot de organisatie van het onderwijs worden competenties / beroepstaken beschreven naar de verschillende fasen (voor de bachelor is dat: propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase; voor de master is het afhankelijk van de lengte van de opleiding) van het curriculum. In alle gevallen betekent dit van propedeuse tot afstudeerfase een toename in omvang van context en complexiteit.


  • De didactische vertaling van de inhoud

De studenten krijgen onderwijs aangeboden6 waardoor zij kennis over het vak/beroep opdoen en onderzoekscompetent kunnen worden. Omdat onderzoek nog niet vanzelfsprekend deel uit maakt van het curriculum is het voor de leerbaarheid en doceerbaarheid goed om een ‘leerlijn onderzoek’ te beschrijven waarin expliciet wordt aangegeven door middel van welke leeractiviteiten en tijdens welke leeractiviteiten studenten per opleidingsfase de competentie onderzoek doen of aspecten daarvan kunnen ontwikkelen.

Een leerlijn beschrijven veronderstelt niet dat er gescheiden van de vak/beroepsinhoud apart onderwijs of een aparte cursus wordt aangeboden voor onderzoeksvaardigheden. Voor integratie van het vak/beroepsdeel en het in algemene zin onderzoekscompetent worden, gaat de voorkeur uit naar integratie van aspecten van onderzoek doen in de andere meer vakgerichte onderwijsactiviteiten Onderzoek of onderzoeksvaardigheden zijn deelaspecten van beroepstaken. De leerlijn kan aan bod komen in allerlei activiteiten en werkvormen: door kennis over onderzoek doen aan te bieden in colleges of door studenten onder begeleiding aan onderzoeksopdrachten of deelonderzoeken te laten werken. Idealiter zijn alle onderwijsopdrachten zo geformuleerd dat onderzoeksvaardigheden en een onderzoekende houding voorwaarde zijn voor het kunnen uitvoeren van de opdracht. Tijdens de gehele opleiding kan op die manier geoefend worden in onderzoekscompetent worden. Pas als opdrachten uitdagend en motiverend zijn geformuleerd zullen studenten een onderzoekende houding ontwikkelen. Binnen de leerlijn moeten de complexiteitsniveaus en daarbij passende vaardigheden en kennis van de verschillende soorten praktijkgericht onderzoek geoperationaliseerd worden.

Lectoren, gepromoveerde of anderszins onderzoeksvaardige docenten verzorgen onderwijsactiviteiten die specifiek gericht zijn op het aanleren en eigen maken van onderzoeksvaardigheden. Als onderzoeksvaardigheden geoefend en aangeleerd worden binnen andere onderwijsactiviteiten is het belangrijk dat daarover met alle betrokken docenten afstemming plaatsvindt. Daar zijn dan weer lectoren en/of andere ter zake deskundigen bij betrokken. Het integreren van de onderzoekscompetentie en de vak/domein inhoud vereist niet alleen onderzoeksvaardige maar ook inhoudelijk deskundige docenten.

Studenten kunnen ook tijdens de stages (delen van) een praktijkonderzoek uitvoeren; in samenwerking met lectoren kan het dan ook om onderdelen van een contractonderzoek gaan. De stageplek is door de hectiek van de praktijk en zeker voor een beginnende beroepsbeoefenaar nooit een goede plek om de verschillende onderzoeksvaardigheden te leren en een onderzoekende houding eigen te maken. Een goede voorbereiding op het onderzoek, ondersteuning en begeleiding bij de verschillende onderzoeksstappen door de opleiders als onderdeel van de voorbereiding op de stage binnen het instituut is essentieel.




  • Toetsing en beoordeling

Bij elke formatieve en summatieve toetsing wordt vastgesteld of de studenten voldoen aan de voor een bepaalde fase van de opleiding geldende criteria. Onderdelen van de onderzoekscompetentie (kennis, vaardigheden, houding) kunnen als aparte competentie, maar beter nog als onderdeel van een beroepstaak beoordeeld worden. Ten minste één maal wordt beoordeeld of de student in staat is redelijk zelfstandig een onderzoek te doen in de beroepspraktijk waarvoor hij/zij wordt opgeleid. Een onderzoek dat tevens laat zien dat de student over voldoende vak- en beroepsspecifieke kennis beschikt. Het competent zijn in het doen van onderzoek maakt deel uit van de eindbeoordeling bij de afronding van de opleiding.

3.3 Docenten zijn toegerust en kunnen voldoen aan de gestelde eisen

Het kennisniveau dat in het hbo gerealiseerd wordt, moet omhoog en onderzoekscompetent worden is een belangrijk leermiddel en einddoel van hbo-afgestudeerden. Hbo-docenten kunnen daartoe opleiden.

Hbo-docenten zijn en blijven op de hoogte van de bestaande en geactualiseerde kennis uit hun eigen vakgebied zodat zij afgestudeerden afleveren die met (voldoende) nieuwe en vernieuwende kennis het werkveld betreden. Verbinding tussen onderzoek en onderwijs bevordert en borgt dat docenten hun eigen vakgebied kritisch bijhouden en de laatste wetenschappelijke inzichten in hun handelen integreren.

Onderzoekscompetente studenten afleveren vraagt om onderzoekscompetente docenten die studenten kunnen ondersteunen en aansturen bij het onderzoekscompetent worden binnen het vakgebied of de beroepspraktijk waarvoor opgeleid wordt. Docenten moeten onafhankelijk van hun eigen vak vertrouwd zijn met de onderzoeksbenaderingen, methodes en middelen uit het domein waarvoor ze opleiden. Binnen de hogeschool leiden we studenten op die onderzoek leren doen binnen de gammawetenschappen of bètawetenschappen. Docenten die zelf binnen de geesteswetenschappen zijn afgestudeerd moeten studenten binnen een andere onderzoeksrichting kunnen begeleiden.

Zelf onderzoek kunnen doen heeft een positieve invloed op de kwaliteit van de begeleiding van studenten. Het competentiegericht en vraaggestuurd onderwijs aan de wisselende en zeer diverse instroom in het hoger beroepsonderwijs heeft docenten nodig die kennis hebben van leerprocessen en studenten. Dit soort onderwijs verzorgen veronderstelt dat de docent in staat is zijn eigen onderwijs op basis van een systematische literatuur- en praktijkanalyse steeds weer opnieuw aan te passen en te vernieuwen. Dit is hetzelfde praktijkonderzoek ten behoeve van eigen handelen, de eigen werksituatie en de eigen vakdiscipline dat studenten moeten leren uitvoeren. En vanzelfsprekend laten docenten ook voorbeeldmatig zien wat een onderzoekende houding is door bijvoorbeeld hun eigen handelen en de inhoud van hun aanbod ter discussie te stellen.
3.4 Inhoudelijke en personele afstemming

In 3.1 zijn de taken van de lectoren geschetst: bijdragen aan de kwaliteit van de curricula van de opleidingen, bijdragen aan de professionalisering van docenten, nieuwe theorie ontwikkelen en door het uitvoeren van en leiding geven aan contractonderzoek bijdragen aan de innovatie van de beroepspraktijk. En meer specifiek voor de HAN bijdragen aan een profilering en inkleuring van de opleidingen. Lectoren (lectoraten) kunnen dat alles alleen waarmaken als er inhoudelijke verwantschap is tussen hun onderzoeksthema’s en de kernthema’s van de opleiding. Het lukt dan pas echt inspirerend te werken naar de opleidingen en opleidingen ervaren dan ook de meerwaarde van de onderzoeksexpertise, het onderzoek en de onderzoeksresultaten als een belangrijke en welkome bijdrage.

Naast de inhoudelijke verwantschap is een goede werkrelatie tussen personen die een lectoraat vertegenwoordigen en sleutelfiguren in de opleidingen gewenst. Van lectoren is het belangrijk dat zij geïnteresseerd zijn in het hoger beroepsonderwijs, affiniteit hebben met de studentenpopulatie, en oog hebben voor de verschillende belangen die daar spelen. Het is van belang dat lectoren zich inzetten voor het leggen van contacten met de opleidingen en vertrouwd zijn met (studenten uit) het hoger beroepsonderwijs. Dat kan alleen als daar bij de begroting van lectoren rekening mee wordt gehouden; dat wil zeggen reservering van geld en tijd.

Opleidingen en instituten zijn uitnodigend naar lectoren en doen een beroep op de expertise van de lector; zowel op hun onderzoeksexpertise als de inhoudsdeskundigheid van het kennisdomein waarop ze zich bewegen.


Om onderzoek deel te laten zijn van het curriculum is het essentieel dat lectoren en/of docentonderzoekers uit het lectoraat een sleutelpositie innemen in de opleidingen. Eventueel lectoren, maar in ieder geval senior docentonderzoekers die participeren in onderzoeksgroepen of lectoraten hebben een structurele plaats binnen de gremia waarin onderwijs ontwikkeld en vastgesteld wordt: bijvoorbeeld in de curriculumcommissie of de opleidingscommissie en de examencommissie. Deelname aan die gremia stimuleert uitwisseling tussen onderzoek en onderwijs. Lectoren en/of lectoraatsleden kennen daardoor de ontwikkelingen die zich in het onderwijs voordoen. Zij denken mee over de wijze waarop een leerlijn onderzoek wordt geïmplementeerd en zetten zich in voor professionalisering van docenten in het zelf doen en begeleiden van onderzoek in kenniskringen maar ook daarbuiten door middel van scholingsactiviteiten. Bij het vak- en beroepsinhoudelijk deel van het curriculum zijn lectoren/lectoraatsleden betrokken omdat er sprake is van inhoudelijke verwantschap. De betrokkenheid geldt in ieder geval de masters, de verdiepende minoren en bij onderdelen van de bacheloropleidingen.

4 De bestaande situatie binnen de HAN:
Uitgaande van de in paragraaf drie geschetste ideale situatie is de bestaande situatie binnen de HAN per faculteit in kaart gebracht.
4.1. Lectoren (lectoraten) binnen de faculteiten

De situatie zoals hier beschreven is, staat in de Rapportage Management Afspraken van het laatste kwartaal in 2009; de huidige situatie kan daar enigszins van afwijken.


De Faculteit Educatie (FE) heeft 8 lectoren, ondergebracht in één onderzoekseenheid (kwaliteit van leren). FE kent geen kenniskring per lector maar heeft gekozen voor het vormen van een onderzoeksgroep waarin senior, medior en junioronderzoekers en docentonderzoekers werken. Afhankelijk van hun expertise en de projecten die er zijn, worden zij ingezet bij onderzoeksopdrachten. Het samenvoegen van kenniskringleden in een poel van onderzoekers betekent flexibeler kunnen handelen bij onderzoeksopdrachten.
De Faculteit Economie en Management (FEM) heeft acht lectoren met ieder een eigen kenniskring waarin zowel docentonderzoekers als onderzoekers. Het betrekken van lectoren bij de feitelijke onderwijsuitvoering wordt belemmerd door financiële barrières: de gehanteerde begrotingssystematiek maakt dat de lectoren de uren die zij besteden aan het onderwijs moeten declareren. Lectoren zijn duurder dan docenten en de uiteindelijk te verwachten meerwaarde van de inbreng van lectoren op langere termijn verliest het van het direct zichtbare duurdere uurtarief.
Binnen de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij (GGM) zijn vijftien lectoren en drie associate lectoren werkzaam. Iedere lector heeft een kenniskring. De lectoraten zijn verdeeld over een aantal onderzoekseenheden en zijn verbonden met (soms één, soms meerdere) instituten. Bij een aantal lectoraten werken docenten/studenten van verschillende instituten mee.
De Faculteit Techniek (FT) heeft dertien lectoren en twee associate lectoren. Lectoren en hun kenniskringen zijn fysiek gehuisvest bij de instituten. Zij werken daar te midden van collega’s van het bacheloronderwijs en zijn – afhankelijk van hun onderzoeksdomein – meer of minder intensief betrokken bij (onderdelen van) het curriculum van verschillende opleidingen. Betrokkenheid vergroot de wederzijdse bekendheid. Discussies over het gemeenschappelijke interessegebied komen gemakkelijk op gang.

Betrekken van lectoren bij het onderwijs wordt ook binnen de Faculteit Techniek belemmerd door de wijze van begroten. Lectoren moeten de voor het onderwijs gemaakte uren in rekening brengen bij de opleidingen en hun duurdere uurtarief telt dan zwaarder dan de voordelen van de inzet van een lector.


4.2. Onderzoek als onderdeel van het curriculum

De informatie over de wijze waarop onderzoek al dan niet deel uit maakt van de curricula van de opleidingen komt uit de managementrapportages van 2009. Op dat moment werd bij de definiëring van praktijkgericht onderzoek aangesloten bij de globale omschrijving zoals geformuleerd door de HBO-Raad7 (Naar een duurzaam onderzoeksklimaat, februari, 2010). September 2010 is de notitie van Verschuren (2010) over ‘Onderzoek in het hbo. Soorten, scholingsniveaus en methodologische profielen’ als kaderstellend voor het omschrijven en encadreren van praktijkgericht onderzoek binnen de HAN vastgesteld. In de nabije toekomst moeten op basis van de notitie van Verschuren keuzes worden gemaakt voor het soort onderzoek dat past bij de verschillende opleidingen en in het verlengde daarvan voor de inhoud en opbouw van een leerlijn ‘leren onderzoeken’ in de curricula.


Binnen de bachelors van de Faculteit Educatie is bij zowel opleidingskunde, de lerarenopleiding als op de beide pabo’s een leerlijn onderzoeksvaardigheden ontwikkeld die deel uit gaat maken van het curriculum. Er zijn in beperkte mate scholingsfaciliteiten voor docenten. Daar zijn (naar behoefte meer of minder actief participerend) lectoren bij betrokken. Niet elke opleiding kent een afstudeeronderzoek.

De studenten van de vier masteropleidingen (1ste graads opleidingen Economie, Wiskunde, Engels en Nederlands) krijgen in hoorcolleges en werkgroepen door mensen uit de onderzoeksgroep uitleg over de verschillende onderdelen en aspecten van onderzoek doen. De onderwijsactiviteiten rondom onderzoek staan los van de vakinhoudelijke onderwijsactiviteiten die worden verzorgd door vakdocenten. Er wordt aan verbinding tussen inhoud en onderzoek gewerkt door de vakdocenten te scholen in onderzoek doen. Vooralsnog is dat nog te weinig gebeurd waardoor het onderzoek doen door studenten als een apart deel van hun opleiding wordt gezien. Studenten doen als onderdeel van de opleiding een onderzoek waarvoor uiteindelijk dertig credits worden toegekend. In het eerste jaar van de tweejarige opleiding krijgen ze daarvan al tien credits voor het verhelderen van een probleemstelling (vooronderzoek). In het tweede jaar doen ze voor nog eens twintig credits een ontwerponderzoek.


Binnen de FEM is in samenwerking met lectoren een leerlijn onderzoek ontwikkeld. De verwachting is dat de hele leerlijn in 2013 binnen alle opleidingen is geïmplementeerd. De planning is dat de nieuwe propedeuse inclusief gestructureerde aandacht voor het onderzoek in februari 2011 voor het eerst wordt uitgevoerd. Onderdeel van het voorstel is onderzoek doen apart te toetsen en als aparte onderwijsactiviteit aan te bieden. Onderwijs, in de vorm van colleges, wordt verzorgd door docenten die betrokken zijn bij HAN Research (een binnen de FEM georganiseerde helpdesk voor (marketing) onderzoek). Beslissingen over de wijze waarop het daadwerkelijk wordt ingevoerd, worden per instituut genomen. Daar wordt uitvoering gegeven aan de gestelde kaders. Op advies van de projectgroep is voor de gehele propedeuse hetzelfde handboek onderzoek doen8 aangeschaft. Eerder al zijn alle docenten vertrouwd gemaakt met ‘afstudeeronderzoek volgens het Tien Stappen Plan9’. Onderdeel van de scholing was informatie over de voor- en nadelen van de belangrijkste onderzoeksmethoden die in een Afstudeeropdracht (AOD) kunnen worden gebruikt.

Vervolgstappen zijn een FEM-brede handleiding voor het onderzoeksdeel van de afstudeer opdracht waarin nauwkeurig omschreven wordt aan welke eisen het totaal moet voldoen. Op dit moment kennen nog niet alle instituten een afstudeeropdracht met onderzoek. Doel van gemeenschappelijke richtlijnen is het borgen van de onderzoekscompetentie voor de gehele faculteit. De projectgroep gaat dat verder in samenwerking met medewerkers in de instituten ontwikkelen. Daarna wordt een passende vorm gekozen om de handleiding aan studenten en medewerkers te introduceren.

Binnen de master International Business is onderzoek doen een belangrijk geïntegreerd onderdeel van het curriculum. Er wordt een cursus Onderzoeksmethodologie verzorgd, waarvoor vier deskundige (meest gepromoveerde) docentonderzoekers verantwoordelijk zijn. Alle docenten van de master zijn in gezamenlijkheid geschoold in het uitvoeren van sociaal wetenschappelijk onderzoek. Deze docenten en de lectoren die betrokken zijn, zorgen voor integratie van onderzoek en onderzoeksvaardigheden in de andere onderdelen van het curriculum: schrijven van een businessplan, lezen van artikelen, analyseren van een cases, maken van een theoretisch model.
Binnen GGM is men voor de bachelors op instituutsniveau actief bezig met het implementeren van de onderzoekscompetentie als vast onderdeel van het curriculum. Onderzoek doen is binnen het Instituut Social Studies als aparte beroepstaak ‘innovatie en onderzoek doen' geformuleerd. Dat geldt niet voor de andere instituten waar de competentie onderzoek doen onderdeel is van een aantal beroepstaken en minoren. Binnen het Instituut Social Studies is verdeeld over de fases van de opleiding een opbouw aanwezig van oefenen van vaardigheden naar het kunnen uitvoeren van onderzoek. Ook in de stage(s) wordt binnen de beroepstaken gewerkt aan een onderzoeksopdracht. Bij het Instituut Paramedische Studies wordt gedurende vier jaren aandacht besteed aan onderzoek binnen diverse beroepstaken en onderwijseenheden. Bij het Instituut Verpleegkundige Studies komt onderzoek met name aan bod bij de beroepstaak ‘Kwaliteitszorg’ en/of’ Ontwikkelen van het beroep’. Bij het Instituut Sport en Bewegingsstudies bouwt men in de eerste drie jaren de onderzoekscompetentie op bij verschillende onderwijseenheden, zoals: beleid in sport en gezondheid; en arbeid en gezondheid. In het vierde jaar moeten studenten tot slot een onderzoek doen binnen de onderwijseenheid: Management en Organisatie.

In 2010 zal voor alle instituten binnen de faculteit GGM een leerlijn onderzoek worden ingevoerd. Daarvoor is een faculteitsbrede werkgroep aan het werk met als doel: het versterken van de onderzoeksfunctie binnen GGM. De opdracht is om een doorlopende leerlijn te ontwikkelen in het curriculum van de bachelor. Lectoren participeren in de werkgroep.

Binnen het HAN Master Programma van GGM is onderzoek doen voor de elf masters vooralsnog verschillend als onderdeel van het curriculum opgenomen. Als voorbeeld van een goed geïntegreerd programma geldt die van de master neurorevalidatie. Leren onderzoek doen op masterniveau en leren over de inhoud op een hoog theoretisch niveau, en dat alles gekoppeld aan praktijkgericht handelen rondom een casus uit de praktijk, is op elkaar afgestemd. De betrokken docenten zijn voor 75 procent gepromoveerd in een bij de opleiding passend onderwerp. Een van de lectoren is inhoudelijk leider van de master en stuurt aan op verbinding onderwijs, onderzoek en praktijk. Van kerndocenten wordt naast inhoudelijke expertise ook praktijkgerichtheid gevraagd.
Binnen de Technische Faculteit is bij de meeste opleidingen ‘onderzoek doen’ nog niet expliciet opgenomen in competenties en/of beroepstaken. Afhankelijk van wat men verstaat onder ‘onderzoek doen’ zijn er in opleidingen wel een aantal onderdelen onderzoek te vinden zonder methodologische onderbouwing. Het betreft veelal het toepassen van specifieke handelingsrepertoires gericht op verbeteren van de werkwijze en de resultaten ervan.

Bij enkele instituten is men bezig met het integreren van onderzoek binnen het onderwijs en met het ontwikkelen van een leerlijn ‘onderzoek doen’. Maar nog niet alle instituten kennen voor studenten de verplichting onderzoek te doen. Studenten die dat willen of nodig hebben op hun stageplaats kunnen op verzoek begeleiding krijgen. Ook afstudeerwerkstukken hebben niet altijd een onderzoekscomponent. Slechts weinig studenten doen mee aan onderzoek van de lectoraten. Men vindt over het algemeen wel dat het formuleren van eindtermen m.b.t. onderzoek en het stimuleren van instituten om onderzoek in het onderwijs te integreren, bevorderd moet worden. Lectoren zijn intensief betrokken bij de bacheloropleidingen maar primair vanwege de inhoudelijke expertise en minder als expert in onderzoek doen.

Binnen de masters van de Faculteit Techniek is het doen van onderzoek vanzelfsprekend. Bij de masters ‘Automotive systems' en master in Molecular Life Sciences zijn lectoren betrokken als onderzoeker en inhoudelijk expert.
4.3. Professionalisering van docenten:


Yüklə 102,86 Kb.

Dostları ilə paylaş:
  1   2




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə