Bmgn – Theme Issue on scholarly personay (scheduled for publication december 2016) Henri Pirenne. Historicus en man van de wereld



Yüklə 99,13 Kb.
səhifə1/4
tarix01.08.2018
ölçüsü99,13 Kb.
#60492
  1   2   3   4

BMGN – Theme Issue on scholarly personay (scheduled for publication december 2016)

Henri Pirenne. Historicus en man van de wereld


(submitted, stil lto be translated in English)
‘Wat ik uiteindelijk zou willen, zo mijmerde Henri Pirenne als prille universiteitsstudent in een dagboeknotitie uit 1882, is niet om mijn leven te slijten in pure eruditie zoals een universiteitsprofessor, maar om via de studie van het verleden feiten, argumenten en nieuwe inzichten te verwerven die ik kan toepassen op de studie van het heden.’1

Die uitspraak is op het eerste zicht niet zo verrassend: veel studenten geschiedenis beginnen aan de opleiding omdat ze via het verleden het heden willen begrijpen. Toch is ze in Pirenne’s geval betekenisvol, omdat ze een vroege aankondiging inluidt van het type wetenschapper dat Pirenne graag wilde zijn en uiteindelijk ook met groot succes is geweest. Pirenne had niet de ambitie zich in een ivoren wetenschapstoren op te sluiten en genoegen te nemen met wat hij na de eerste wereldoorlog – met een sneer naar de Duitse geschiedwetenschappers - ‘ordinair specialistenwerk’ zou noemen. Zijn professionele drijfveren waren behalve epistemisch ook expliciet maatschappelijk en ideologisch, of zoals Bunna Ebels-Hoving het formuleerde: ‘het kwam niet in hem op om de historicus anders dan maatschappelijk medeplichtig te zien’.2 Dat verband tussen Pirenne’s wetenschappelijke activiteit en de maatschappelijke taak, zo niet de missie, die hij voor zichzelf zag weggelegd, leverde hem een uitzonderlijk succesvolle carrière en een dubbele reputatie op. Pirenne staat, althans in België, immers niet alleen geboekstaafd als een ‘vader van de geschiedenis’3, maar ook als een groot staatsburger.

Over de morele verantwoordelijkheid van wetenschappers in het algemeen en van historici in het bijzonder heeft Pirenne zich, zeker in de nasleep van de eerste wereldoorlog, soms vrij expliciet uitgelaten.4 Dat hoeft niet te verwonderen: morele superioriteit was, voor Pirenne en vele van zijn tijdgenoten, een conditio sine qua non voor wetenschappelijke deugdelijkheid en allerminst strijdig met het toen heersende positivistische primaat van objectieve, op harde feiten gestoelde geschiedschrijving. Geschiedonderwijs was er evenzeer op gericht goede staatsburgers als goede wetenschappers te vormen, en ook postuum werden historici nog getaxeerd op hun morele nalatenschap – necrologieën zijn in dat verband bijzonder illustratief.5

Veel implicieter bleef echter, bij Pirenne en bij zijn vakgenoten, de (zelf)reflectie over de motivaties achter de keuze van onderzoeksthema’s, de interpretatie van de feiten en de praktijken en performances van historici. Nochtans zijn het net die achterliggende, vaak cultureel bepaalde en veelal onbewuste inspiraties, drijfveren en doelen die de wetenschappelijke persona van de historicus vormgeven.6 Dat was ook bij Pirenne het geval. Het vooraanstaande lid van de Franstalige liberale bourgeoisie, de vurige patriot, het verontwaardigde oorlogsslachtoffer – kortom: het kind van zijn tijd en van zijn sociale klasse, ze waren prominent aanwezig in zijn ideeën, onderzoeksthema’s en praktijken als historicus.7 In het eerste deel van zijn carrière, grosso modo tussen 1885 (het jaar van zijn eerste universitaire aanstelling) en 1914 (het begin van de eerste wereldoorlog), stonden Pirenne’s ideologische, politieke en morele drijfveren en doelen zijn wetenschappelijke faam allerminst in de weg. Ze schraagden integendeel zijn snel rijzende reputatie als een wetenschappelijke en maatschappelijke autoriteit. In de tweede, naoorlogse fase van zijn carrière ontstond echter, hand in hand met de maatschappelijke omwentelingen van zijn tijd, een steeds nadrukkelijker spanning tussen Pirenne’s epistemische en zijn politieke en maatschappelijke doelen.

In wat volgt zal worden aangetoond hoe het type wetenschapper dat Pirenne lange tijd met vanzelfsprekende overtuiging en met grote academische en maatschappelijke erkenning had gerepresenteerd onder toenemende druk kwam te staan, niet zonder moeite mee boog met de veranderende tijd en uiteindelijk enkele pijnlijke barsten niet kon vermijden.

De liberale humanist


In de laat-19de eeuw was de prille natie België dankzij een ongeziene industrialisatiegolf opgeklommen tot de vijfde economische macht ter wereld, de vierde grootste handelsmacht en, althans voor de gegoede klassen, het meest welvarende land ter wereld.8 Als overal in Europa de nationale trots al hoog tij vierde in dit tijdperk, dan zeker in België. De Belle Epoque was een tijd van ongebreidelde kapitalistische expansie voor het land, met de acquisitie van Kongo in 1908 als kroon op het werk.9 Met de meest liberale grondwet ter wereld en internationale culturele uitstraling was België het cosmopolitische mekka van de moderniteit. De liberaal-industriële bourgeoisie was de leidende klasse van het land. Tot de prominente leden van deze politieke, economische en culturele elite behoorde ook de familie van textielondernemers uit de Waalse industriestad Verviers waarin Pirenne in 1862 werd geboren.10 Hoewel hij voorbestemd was voor een carrière als ingenieur of advocaat, raakte de jonge Pirenne aan de universiteit al snel in de ban van de geschiedwetenschappen. Tegelijk koesterde hij in zijn dagboek nadrukkelijk de wens om zijn wetenschappelijke activiteiten met het ‘praktische, actieve leven’ te combineren.11 Die roeping als maatschappelijk betrokken historicus kwam niet uit het niets: ze had zowel met de toenemende status van wetenschapsbeoefening te maken als met de opvoeding die Pirenne thuis had genoten.

Wetenschap werd in de moderne, snel industrialiserende samenleving als de motor van vooruitgang aangezien. Met groeiende staatssteun begonnen de wetenschapinstellingen en -opleidingen zich te professionaliseren tot een “intellectuele industrie”.12 Wetenschap groeide zo uit tot een expliciet burgerlijke cultuur, die de wetenschapsbeoefenaars interessante mogelijkheden bood op het vlak van carrière en status.13 Dat gold lang niet alleen voor wetenschapsdomeinen met technische toepassingsmogelijkheden maar evenzeer voor historici, wiens terug- en toekomstblik op de eigen geschiedenis van groot belang was voor de natie. Het nut van geschiedschrijving en –onderricht, daar waren zowel historici als staatslieden van doordrongen, bestond erin om tegelijk kennis, moraliteit en burgerzin te stimuleren.14 Voor de Franse historicus Gabriël Monod (1844-1912), één van Pirenne’s leermeesters tijdens zijn studietijd in Parijs, was die symbiose tussen wetenschappelijke, morele en patriottische doelen ‘de werkelijke essentie en inzet van de geschiedenis: de ontwikkeling van de humaniteit en de beschaving.’15 De Amerikaanse historicus Carl Becker (1873-1945) ging zelfs zover om te zeggen dat ‘the value of history is not scientific but moral’.16 Wie dienstbaar was aan de wetenschap was dat dus tegelijk ook aan de beschaving – en niet zelden lag de focus in de eerste plaats op de eigen natie. Bij al dat maatschappelijk dienstbetoon was het paradoxaal genoeg slechts de deugd van objectiviteit die een historicus tot morele gids kon maken.17 De objectieve wetenschappelijke methode, zo geloofde men, leidde tot een superieure vorm van waarheid. Door objectief onderzoek, dat wil zeggen door de afwezigheid van een expliciet eigen standpunt of oordeel, werd de historicus-als-onpartijdige-rechter zowel op epistemologisch als op sociopolitiek vlak gelegitimeerd.18 Wetenschappelijke kennis kon op die manier als basis dienen voor socio-politieke actie, in de eerste plaats voor gezagsdragers en beleidsmakers die met deze kennis hun voordeel deden, en in sommige gevallen ook door historici zelf.19



Niet alleen de groeiende maatschappelijke status van wetenschapsbeoefening speelde een rol in Pirenne’s roeping als geëngageerd historicus, ook het milieu waarin hij opgroeide bood een ideale voedingsbodem. Zijn vader Lucien-Henri, grootindustrieel in de lakennijverheid, was buiten de kantooruren actief in de progressief-liberale partij als schepen van openbare werken en lid van de loge. Bij de Pirennes werden liberaal-humanistische waarden en overtuigingen (het belang van rede, Bildung, tolerantie, kritische geest, vrijheid van mening en dienstbaarheid aan het algemeen belang, om er slechts enkele te noemen) bijgevolg met de paplepel ingegeven – en dat overigens door een devoot katholieke moeder, wat het belang van tolerantie en vrijheid in het gezin alleen maar onderstreepte.20 Aan de universiteit van Luik waar Pirenne in 1879 zijn hogere studies aanvatte, was de modernisering en verwetenschappelijking van de opleiding recent ingezet door zijn leermeesters Godefroid Kurth (1847-1916) en Paul Fredericq (1850-1920). Beiden hadden ze het wetenschappelijke gidsland Duitsland bestudeerd en introduceerden ze het seminariesysteem (de zogenaamde ‘cours pratiques’) in eigen land.21 Tegelijk deed ook de bijbehorende, op klassieke liberale waarden gestoelde wetenschappelijke persona zijn intrede in België. De moderne ‘man van de wetenschap’ was tegelijk professor, civil servant, onderzoeker, Bildungsbürger en pater familias. Pirenne vond onmiddellijk aansluiting bij deze prille academische cultuur. Zoveel nieuw terrein te ontginnen, zoveel waarheid te ontdekken, zoveel maatschappelijke winst te behalen – het appeleerde zowel aan Pirenne’s intellectuele honger als aan zijn liberale ondernemersgeest.22 Bovendien raakte hij geïnspireerd door het wervende, sterk geëngageerde project van de moderne geschiedwetenschap zoals dat door zijn Luikse mentor Kurth gepassioneerd werd onderwezen. Naar aanleiding van zijn benoeming aan de universiteit van Gent in 1886 gaf Kurth hem – als collega, ditmaal – in dat verband nog een laatste niet mis te verstane boodschap mee :
Vergeet niet, alsjeblieft, wanneer je de leerstoel van historicus zal bekleden, dat je niet enkel een vertegenwoordiger van de wetenschap zal zijn, en dat je de jeugd niet enkel wetenschappelijke noties zal bijbrengen: of je het nu wil of niet, je zal jezelf belast zien met een sociale missie, en je woorden zullen over de sfeer van het verleden heen reiken om te weerklinken in het heden en om er kiemen te vormen van leven of dood. Het is immers terzelfdertijd een eer en een valstrik van de geschiedwetenschap om nooit onbewust in het veld van de pure intelligentie te kunnen staan, en om onophoudelijk ook over het leven uit te weiden om er op te reageren. 23
De invloed van Kurth op de vorming van Pirenne’s wetenschappelijke persona mag, althans wat de maatschappelijke missie van de geschiedbeoefening betreft, niet worden onderschat. Toch verschilde Pirenne op een essentieel punt van zijn voormalige leermeester: voor hem was de motor achter de geschiedenis niet een scheppende God maar de scheppende mens, die met niet aflatende ijver verder werkte aan de uitbouw van de economie, het intellect en het culturele patrimonium. Die pluralistische, humanistische visie betekende goed nieuws voor zijn carrière.


Yüklə 99,13 Kb.

Dostları ilə paylaş:
  1   2   3   4




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə