Diversiteit en Identiteit: De taalsituatie in de Nederlanden



Yüklə 498 b.
tarix08.04.2018
ölçüsü498 b.
#36679


Diversiteit en Identiteit: De taalsituatie in de Nederlanden


Overzicht

  • Vandaag:

  • Herkomst van het Nederlands

    • Kelten, Romeinen en Germanen rond 2e eeuw v. Chr.
    • Germaans taalgebied 200 v. Chr. – 500 n. Chr.
    • Eerste klankverschuiving vóór 2e eeuw v. Chr.
    • Friezen, Saksen en Franken 300 – 800 n. Chr.
    • Tweede klankverschuiving 500 – 800 n. Chr.
  • Oudnederlands 700 – 1150 n. Chr.

    • Oudste teksten
    • Taalkundige veranderingen
  • Middelnederlands 1150 – 1500 n. Chr.

    • Middelnederlandse teksten
    • Taalkundige veranderingen in de Middeleeuwen


Herkomst van het Nederlands

  • Kelten, Romeinen en Germanen

  • Sinds de 2e eeuw v. Chr.: Germaanse stammen in gebied Nederlanden, die in een stammenverplaatsing naar het westen trokken (deel van de Volksverhuizing, hoogtepunt tussen 3e en de 5e eeuw)

  • Verder meest Keltische stammen

  • De Rijn werd vanaf 47 n. Chr. de grens tussen het Romeinse Rijk en de Germanen

  • Eerste eeuwen jaartelling: veldslagen en politieke machtswisselingen in ‘Europa’ van invloed op de taal.

    • Nederlands taalgebied geleidelijk vastere vorm door verdringen van Keltisch en door verovering Romeinen
  • Eind 3e eeuw: Germaanse invallen (Franken), Germaans rukte op



Westgermanen

  • Pas in de eerste eeuwen van onze jaartelling beginnen bínnen het Germaans verschillende talen te ontstaan.

  • Uiteengroeien door oorlogen en volksverhuizingen

  • Oudengels ontstond na emigratiegolf van Angelen, Saksen en Jutten (5e eeuw), na vertrek Romeinen.

  • Andere Oudgermaanse talen op het Europese vasteland ontstaan.



Westgermaans



Germanen

  • Germanen in de Lage Landen

  • ‘Germanisering’ van de Lage Landen begon in de 2e eeuw v. Chr.

  • Germanen verspreidden zich vanuit de Noordduits-Groningse kuststreek via waterwegen naar het zuidwesten.

  • Uiteindelijk werd het gebied tot Zeeland en Noord-Brabant geleidelijk Germaans



Germaanse klankverschuiving

  • Taalkundige veranderingen in het taalgebied van de Nederlanden

  • Eerste of Germaanse klankverschuiving (Wet van Grimm) (rond 2e eeuw v. Chr. afgesloten):



Germaanse klankverschuiving

  • Taalkundige veranderingen in het taalgebied van de Nederlanden

  • Eerste of Germaanse klankverschuiving (Wet van Grimm)

  • Stemloze plofklanken worden gespirantiseerd (behalve na /s/)

  • /p/  // pater (Lat.)  father (Eng.) vader (Ned.)

  • /t/  // tres three drie

  • Invloed van klemtoon: de ontstane stemloze fricatieven werden onder bepaalde accentverhoudingen stemhebbend, nl. als het hoofdaccent op de lettergreep ná de fricatief viel (Wet van Verner), d.w.z.

  • /f/  v,    en X > g pətēr  

  • (ook de reeds bestaande stemloze fricatief /s/ wordt stemhebbend /z/)



Germaanse klankverschuiving

  • Eerste of Germaanse klankverschuiving

  • Stemhebbende plofklanken worden stemloos

  • /b/  /p/ labium (Lat.)  lip (Ned.)

  • /d/  /t/ decem (Lat.)  tien (Ned.)

  • /g/  /k/ ager (Lat.)  akker (Ned.)



Germaanse klankverschuiving

  • Eerste of Germaanse klankverschuiving (Wet van Grimm) (rond 2e eeuw v. Chr. afgesloten):

  • 3. Geaspireerde stemhebbende plofklanken worden continuant:

  • /bh/  // later:  /b/

  • /dh/  //  /d/

  • /gh/  //  /g/



Germaanse klankverschuiving

  • Andere veranderingen:

  • vanuit kusten Noordzee naar het oosten in het Engels, Fries, Nederlands en Duits, in verschillende mate, o.a.

    • meervouden op –/s/: nestas; Eng.: nests; Ned. niet: nesten
    • persoonlijke voornaamwoorden die met /h/ beginnen: Ned. hij, hem, haar, hun; Eng. he, him, her; Duits niet: er, ihm, ihr, ihnen
    • Klinkerverlenging ter compensatie van verlies /n/: Eng. Mouth; Ned. niet: mond, wel in Ned. dialecten: muide (‘IJmuiden’, etc.)


Friezen, Saksen en Franken

  • Rond 375: Grote Volksverhuizing

  • In de Nederlandse gewesten begon het met de Saksen, Friezen en Franken: einde "pax romana".

  • gebied van de Nederlanden langzamerhand gekerstend, Germaanse kolonisatie nam toe.

  • Met het einde van het Romeinse Rijk rond 400 n. Chr. heerste in grote delen van Europa chaos. Stammenverplaatsingen namen toe en groeiden uit tot de Volksverhuizing.

    • Franken naar zuiden richting Gallië
    • Angelen en Saksen naar Britannië
    • Friezen breidden machtsgebied ten noorden van de Rijn uit
    • Alamannen naar Zuid-Duitsland
    • West-Goten naar Spanje, Oost-Goten naar Italië
  • Romeinse Rijk stortte ineen (476 n. Chr.)



Friezen, Saksen en Franken

  • De Merowingische Periode (5e - 8e eeuw)

  • In 406 vielen de Germanen Gallië binnen. De Franken trokken langs de Schelde naar het Zuiden.

  • Tweetalig gebied: Galloromeinse oerinwoners en Frankische invallers.

  • Na uiteenvallen van het Romeinse rijk ontstond aantal stammenrijken, waarvan Frankische Rijk belangrijkste werd (Chlodowech (Clovis) uit de dynastie van de Merowingers).



Opmars van de Franken



Friezen, Saksen en Franken

  • De Merowingische Periode (5e - 8e eeuw)

  • Friezen

  • 7e eeuw: tot in het zuiden tot aan het Zwin, tussen Cadzand en Knokke.

  • Saksen oorspronkelijk in Holstein.

  • 4e eeuw: plundertochten naar Engelse en Gallische kusten

  • 7e eeuw: in de Nederlanden werd de IJssel de grens tussen Franken en Saksen. Nog steeds: dialecten van Groningen, Drenthe, Overijssel en Noord-Gelderland ‘Saksisch’ genoemd

  • Franken

  • 8e eeuw: (Merovingers en Karolingers), verwierven definitief de heerschappij in de Lage Landen; Friezen en Saksen onderworpen. De talen werden in mindere (Fries) of meerdere mate (Saksisch) door het Franksich beïnvloed



Friezen, Saksen en Franken



Friezen, Saksen en Franken

  • De tweede of Hoogduitse klankverschuiving

  • In West-Germaans (5e tot 8e eeuw) tweede klankverschuiving, verklaart veel van verschillen tussen Nederlands en Duits

  • Klankverschuiving begon in zuiden van Duitse taalgebied (Alpen). Naar noorden uitgebreid

  • West-Germaanse taalgebied door de Hoogduitse klankverschuiving in twee delen verdeeld: zuidelijk, Hoogduits deel en noordelijk, Nederduits en Nederlands deel dat deze klankverschuiving niet heeft meegemaakt

  • De (in dit verband) belangrijkste verandering betreft de Germaanse stemloze occlusieven



Friezen, Saksen en Franken

  • De tweede of Hoogduitse klankverschuiving

  • Stemloze plofklanken worden affrikaten

  • /p/  /pf/

  • /t/  /ts/

  • /k/  //



Friezen, Saksen en Franken

  • De Karolingische Periode (Karel de Grote) (8e en 9e eeuw)

  • Tussen 800 en 1100 is er een bewustzijn gegroeid voor een gemeenschappelijke "Duitse" taal binnen het Oost-Frankische rijk. De Franken, die een overheersende positie in het rijk hadden, konden hun taal sinds de 8e eeuw tot toonaangevende taal maken. De "theodisca lingua" komt in 788 voor de eerste keer ter sprake in teksten en wordt ook in de Lage Landen gesproken.



Oudste teksten

  • Oudnederlands - de overgeleverde teksten  

  • Bepalen hoe het Oudnederlands eruit zag: kijken naar oudste overgeleverde (geschreven!) teksten

  • Nederlands: geen doorlopende schriftelijke overlevering zoals bijv. in Latijn

  • Oudnederlands: tussen omstreeks 700 en begin van het Middelnederlands (1150)



Oudste teksten

  • De eerste overgeleverde Oudnederlandse teksten zijn slechts korte zinnetjes of fragmenten uit directe vertalingen (glossen) van bijbelteksten

  • Oudste geschreven zin in het Oudnederlands: in Lex Salica (Latijn, 6e eeuw). Ter verduidelijking kwamen er Frankische woorden in voor en ook het volgende zinnetje in het Oudnederlands:

  • "Maltho thi afrio lito" - 'Ik zeg je: ik maak je vrij, halfvrije'

  • De formule werd uitgesproken bij het vrij verklaren van een halfvrij persoon. De Lex salica bevat veel losse woorden (de zogenoemde Malbergse glossen), die altijd al als Oudnederlands werden beschouwd.



Oudste teksten

  • De eerste overgeleverde Oudnederlandse teksten zijn slechts korte zinnetjes of fragmenten uit directe vertalingen (glossen) van bijbelteksten

  • Andere voorbeelden:

  • In Utrechtse doopgelofte (8e eeuw): Gelobistu in got alamehtigan fadaer ‘geloof je in god, almachtige vader’

  • Zgn. paarden- en wormbezwering (einde 9e eeuw): Visc flot aftar themo uuatare ‘een vis zwom in het water’

  • Wachtendonkse Psalmen, vertaling in het Westnederfrankisch. (Rond 975)

  • Meest bekende: ‘hebban olla vogala…’ (rond 1100)

  • Leidse Willeram (rond 1100)

  • Eerste complete Nederlandse tekst: schepenbrief van Boekhoute (1249)



Oudste teksten

  • De Leidse Willeram

  • bewerking door een Hollandse scribent (rond 1100, abdij van Egmont)

  • hoogliedparafrase van Williram, abt van Ebersburg

  • origineel in het Oost-Nederfrankisch (omstreeks 1065) is verloren gegaan.

  • scribent paste de tekst aan zijn eigen taal aan:

    • verving Hoogduitse door noordwestelijke Nederlandse woorden
    • vernederlandste voor- en achtervoegsels
    • paste de verbuiging van naamwoorden aan
    • andere de spelling van klanken, naar eigen uitspraak.


Oudste teksten

  • De Wachtendonckse Psalmen

  • Oudnederlandse bewerking van Oudhoogduitse psalmvertaling uit de laatste kwart van 9e eeuw

  • Belangrijkste bron van kennis over Oudnederlands

  • Vertaler onbekend

  • Zowel Oudhoogduitse vertaling als Oudnederlandse bewerking zijn verloren gegaan; gereconstrueerd uit diverse kopieën van kopieën, met fouten.



Oudste teksten

  • De Wachtendonckse Psalmen

  • Onder elke Latijnse regel de Oudnederlandse vertaling, letterlijke volgorde van Latijnse woorden (dus geen conclusies over zinsbouw Oudnederlands te trekken)

  • Forchta in biuonga quamon ouer mi in bethecoda mi thuisternussi In ic quad uuie sal geuan mi fetheron also duuon in ic fliugon sal in raston sal

  • "Vrees en beving kwamen over mij en duisternis bedekte mij En ik zei: Wie zal mij veren geven als duiven, zodat ik weg zal vliegen en een rustplaats zal vinden"



Oudste teksten

  • Liefdesliedje

  • West-Vlaamse monnik (abdij van Rochester, Kent (Eng.), rond 1100) test nieuwe inkt en ganzenveerpen uit op kladbladzijde van boek:

  • hebban olla vogala nestas hagunnan

  • hinase hic enda thu

  • uuat unbidan uue nu

  • ‘alle vogels zijn met hun nesten begonnen

  • behalve ik en jij

  • waar wachten we nog op?’



Oudnederlands

  • Belangrijkste kenmerken van het Oudnederlands  

  • Oudnederlandse klankwetten

  • Oudnederlands onderscheidt zich van omringende Germaanse talen door eigen klankontwikkelingen:

  • Consonantencluster /ft//cht/ Nhd: stiften  ­  Onl: stihtan, Nnl: stichten

  • Assimilatie /chs//ss/ Nhd: Füchse ­  Onl: vusso, Nnl: vossen

  • Diftongering van cluster Vl + d/t-  ou + d/t Nhd: alt, Eng: old  ­  Nnl: oud; Nhd: gold, Eng: gold  ­  Nnl: goud;



Oudnederlands

  • Belangrijkste kenmerken van het Oudnederlands  

  • Oudnederlandse klankwetten

  • Verlenging van korte vocalen in open syllaben met klemtoon: ontstaan van vocaalverschil tussen enkel- en meervoud ontstaan, dat we in het hedendaags Nederlands terugvinden: spel - spelen, vat - vaten

  • De Germaanse tweeklanken ai en au zijn in het Oudnederlands tot monoftongen geworden: Nhd: Bein  ­  Nnl: been; Nhd: Baum  ­  Nnl: boom;

  • Als gevolg van Germaanse klemtoonverschuiving naar eerste lettergreep: onbeklemtoonde woordeinde langzamerhand verzwakt

  • hebban unbidan vogala



Oudnederlands

  • Morfologische kenmerken

  • Reductie van onbeklemtoonde syllaben leidt tot reductie van de uitgangen

  • Werkwoordsuitgangen in het Oudnederlands geven persoon, getal, modus en tijd aan. De dualis, de aanduiding voor twee personen, die in het Gotisch nog voorkomt, is in het Oudnederlands verdwenen

  • Bijv. modus (conjunctief en imperatief): singit ‘zingt!’ en bede ‘moge aanbidden’

  • Steeds vaker komt een subjectspronomen voor, wat wijst op een verschuiving van morfologische naar syntactische middelen



Oudnederlands

  • Syntaktische kenmerken

  • Gotisch: slechts twee tijden, presens en preteritum,

  • Oudnederlands aangevuld met - futurumomschrijving m.b.v. zullen

  • Gan zal ic - voltooid deelwoord :

  • hebban olla vogala nestas hagunnan



Middelnederlands

  • Het Middelnederlands (late Middeleeuwen, ca. 1150 ~ 1500)

  •  

  • uit die tijd overgeleverde teksten kunnen voldoende uitsluitsel geven over de diversiteit van het Middelnederlands, de gebruikelijke spelling en meest waarschijnlijke uitspraak van de woorden en de ontwikkeling van de negatie, het naamvalssysteem en andere grammaticale aspecten zoals de eigenschappen van het werkwoord en de woordvolgorde

  • In deze periode ontstaan ook de eerste woordenboeken voor het Nederlands

  • grote invloed van het Latijn en het Frans



Middelnederlands

  • De overgeleverde teksten van het Middelnederlands  

  • Groot aantal teksten: van vóór 1300 meer dan 2000 teksten bewaard gebleven

  • Nederlands zelfstandige cultuurtaal geworden die zich, anders dan het Nederduits, niet door het Hoogduits heeft laten verdringen

  • Groot aantal van deze teksten in het Corpus Gysseling opgenomen: standaarduitgave van Middelnederlandse teksten uit de tijd vóór 1300

  • Tweedeling: literaire en ambtelijke teksten

  • Literaire: "Van den vos Reynaerde", Hendrik van Veldekes "Sint Servaes", Melis Stokes "Rijmkroniek", "Elckerlijc" en "Marieken van Nieumeghen"

  • Ambtelijke: de "Stadsrekening Maastricht" (1399), de "Schepenbrief van Oldenzaal" (1351); of de "Ambtelijke tekst uit Breda" (1269)



Middelnederlands



Middelnederlands

  • 13e eeuw: Vlaanderen domineerde de Nederlandstalige literatuur. Meest bekende literaire werk van die tijd: Jacob van Maerlants "Der Naturen Bloeme"

  • 14e eeuw: graafschap Holland-Zeeland volgde Vlaanderen op als centrum van de literatuur, met Dordrecht als opvallend centrum.



Middelnederlands

  • Ambtelijke teksten:

  • ruim twee derde in Brugge geschreven (13e eeuw)

  • precies gedateerd, meestal originelen

  • meestal in een dialect geschreven

  • Literaire teksten:

  • Niet precies gedateerd, meestal kopieën

  • Vaak fouten en veranderingen aangebracht door kopiist

  • Bedoeld om breed publiek aan te spreken, daarom in een soort taal geschreven die door verschillende dialectgroepen begrepen kon worden.



Middelnederlands

  • Diversiteit van het Middelnederlands  

  • Middelnederlands = verzamelnaam voor dialecten die tussen ~1150 en 1500 werden gesproken en geschreven in huidige Nederlandse taalgebied. Geen overkoepelende standaardtaal

  • Binnen het Middelnederlands kunnen we vijf grote dialectgroepen onderscheiden:

    • Vlaams (soms opgesplitst in West- en Oost-Vlaams): huidige gebied van West- en Oost-Vlaanderen (Gent, Brugge, Kortrijk)
    • Brabants: huidige provincie Noord-Brabant en de Belgische provincies Brabant en Antwerpen
    • Hollands: huidige Noord- en Zuidholland en delen van Utrecht
    • Limburgs: huidige Nederlands- en Belgisch-Limburg
    • Oostelijk Middelnederlands: huidige provincies Gelderland, Overijssel, Drenthe en delen van Groningen.


Middelnederlands

  • Diversiteit van het Middelnederlands  

  • Limburgs en Oostelijk Middelnederlands: kenmerken van Middelnederduits resp. Middelhoogduits, omdat gebieden direct aan Duitse taalgebied grensden

  • Na 1400: eerste stappen in richting standaardtaal: urbanisatie, mobiliteit, boekdrukkunst  groter publiek, behoefte aan eenheidstaal



Middelnederlands

  • Fonologisch (spelling en uitspraak):

  • Vlaams: afwijkende aan- of afwezigheid van h voor woorden met initiële klinker: Vlaams Hollands hute, hesele ‘uit’, ‘ezel’ ondert, anthonderd’, ‘hand’.

  • Hollands: uit het Oudnederlands resterende medeklinkercluster -ft- i.p.v. -cht- (gecoft, after) diminutiefvormen op -gen/-gien (huysgen)

  • Limburgse en oostelijke dialecten: combinatie old bewaard i.p.v. oud (wolde, solde)

    • Brabantse teksten: vaak een o i.p.v. een u (dos, vrocht)


Middelnederlands

  • Morfologisch: verschillende affixen. Bijv. vrouwelijke persoonsnaamssuffixen:

    • Holland: -inne en -es gravinne, abdesse
    • Vlaams: -egge en -nede spinnegge ‘spinster’, vriendnede
    • Brabants: -erse burgersche, hooierse ‘hooister’
    • in het oosten: -ske. herbergierske
    • Boven de grote rivieren: -ster melcster
  • Lexicaal: verschillende woorden voor hetzelfde begrip in verschillende dialecten, of zelfde woord andere betekenis. Expliciet in Jacob van Maerlant’s - ‘Der Naturen Bloeme’: Een eghel heet ment in Dietscher tale, in Vlaemsche een heertse, dat wetic wale

  • Syntactisch: weinig onderzoek naar dialectverschillen



Middelnederlands

  • Fonologie en spelling

  • ‘Fonetische’ spelling: schrijf zoals je het uitspreekt (meer dan nu) Bijv. finale verstemlozing: hant en coninc, maar handen en coninghe (nu: regel van gelijkvormigheid) Assimilatie van medeklinkers ontbieden ombiden

  • Lange klinkers: vroege teksten: enkel teken (verwarring korte klinkers); latere teksten: teken van lengte vaak e, soms i achter klinker (verdubbeling van klinker sinds 15e eeuw) jaer, jair, poert, poirt



Middelnederlands

  • Fonologie en spelling

  • Clisis: zwak beklemtoonde woordjes - meestal functiewoorden - hechten zich aan geaccentueerd woord waarbij vocaalreductie optreedt

  • proclise:

  • darme man = die arme man ‘de arme man’

  • tien tiden = te dien tiden ‘op die tijd

  • harentare = hare ende dare ‘her en der’ enclise:

  • hi cussese = hi cussede se ‘hij kuste ze’ gaedi = gaet ghi ‘gaat u’ kindine = kinde hi hem ‘kende hij hem’



Middelnederlands

  • Fonologie en spelling

  • Reductie van vocalen in onbeklemtoonde lettergrepen

    • procope (wegval aan het begin van het woord; bv. ebben i.p.v. hebben),
    • syncope (wegval midden in een woord; bv. hoetbant, te rekene en sire i.p.v. hovetbant, te rekenene en sinere)
    • apocope (wegval aan het eind van een woord; bv. nach en vrou i.p.v. nacht en vrouwe).
  • Vooral apocope van slot-sjwa vaak in Middelnederlands (hangt samen met reductie van naamvalsuitgangen en flexieverlies)



Middelnederlands

  • Fonologie en spelling

  • Epenthese: parasitair ingevoegde medeklinker, etymologisch niet verklaarbaar

  • Svarabhakti: epenthetische klinker voor uitspraakgemak medeklinkers fugl (W-Germ.)  vogel (Ned.)

  • Metathesis: verruilen van medeklinkers binnen een woord, meestal met liquid /r/. Middelnederlands bernen ‘branden’ Duits brennen Engelse burn

  • Oudnederlands forchta ‘vrees’

  • Middelnederlands vruchten ‘vrezen’ Duits fürchten



Middelnederlands

  • Fonologie en spelling

  • De uitspraak

  • verschil in spelling vaak ook verschil in klankwaarde

  • rijm

  • Maar: speculatief

  • Middelnederlandse nog geen diftong, maar (lange) monoftong: soort lange [i:]

  • klankwaarde (hedendaags Nederlands) gespeld als , , maar ook als



Middelnederlands

  • Het naamvalsysteem van het Middelnederlands  

  • 4 naamvallen: zelfstandige naamwoorden (substantieven), bijvoeglijke naamwoorden (adjectieven), lidwoorden (artikelen), voornaamwoorden (pronomina), telwoorden (numeralia)

  • geslacht (genus): mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden (De twee eerstgenoemde in het modern Nederlands samengevallen tot één groep, "de-woorden“)

  • getal van het substantief: enkelvoud (singularis) en meervoud (pluralis).

  • persoonlijke voornaamwoorden: vaak enclise



Middelnederlands

  • Flexieverlies

  • Initiele klemtoon  zwak beklemtoonde finale lettergrepen vaak gereduceerd of gedeleerd in Middelnederlands

  • In ruim 3 eeuwen Middelnederlands: flexieverlies

  • Functie van zinsdelen op andere manier kenmerken: vastere woordvolgorde en voorzetselconstructies constructie met voorzetsel van vervangt genitief-uitgang des vaders huishet huis van de vader



Middelnederlands

  • De negatie in het Middelnederlands  

  • Meest gebruikelijke negatie tweeledig: en / ne + ander ontkennend woord als niet, niemant en geen (eerste lid direct voor persoonsvorm).

  • Daarnaast kan een zin ook met slechts één van die twee elementen worden ontkend (uit het Oudnederlands)

  • Ook dubbele ontkenningen (geen opheffing, maar versterkend effect; komt nog steeds in sommige Nederlandse dialecten en spreektaal voor en in het Afrikaans!) Daerne quam oec nie geen man,... ‘daar kwam ook nooit niemand’ dan (= dat en) was niewerinc noit vernomen... ‘dat werd nergens nooit gezien’







Samengevat

  • Tot ca. 700: Germaans

    • Germaanse klankverschuivingen
    • 2e scheidt zuidelijk Hoogduits deel van noordelijk Nederduits en Nederlands
  • V.a. ca. 700: Oudnederlands

    • bewustzijn gemeenschappelijke "Duitse" taal
  • V.a. ca. 1150: Middelnederlands

    • boekdrukkunst
    • veel teksten
    • Vlaanderen domineerde de Nederlandstalige literatuur
    • woordenboeken
    • veel taalkundige veranderingen
    • verzameling dialecten


Yüklə 498 b.

Dostları ilə paylaş:




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə