Scene 1 Voorlezer, de twaalf zoons, Jacob, engelen



Yüklə 59,69 Kb.
səhifə1/2
tarix02.10.2018
ölçüsü59,69 Kb.
#71594
  1   2

J O Z E F

Het toneelstuk Jozef werd gespeeld eind schooljaar 2011 door de kinderen van klas 3 (9 kinderen) en 4 (4 kinderen) met behulp van de kinderen van klas 1 en 2 (samen 14 kinderen).

Het was een grote produktie met een ochtend- en avondvoorstelling. We hebben 4 weken aan het toneelstuk gewerkt. Het stuk duurde (met pauze) bijna 2 uur.

In het stuk komt een lied steeds terug dat door de hele zaal werd meegezongen. Daarvoor werd de tekst geprojecteerd op een doek voor in de zaal.

Je hebt voor het toneelstuk een echt podium nodig met de mogelijkheid om op verschillende plaatsen bijpodia te maken (voor de kamer van de vrouw van potifar, de tent van Jacob, de voorlezer en eventueel de gevangenis. Een goede belichting is dan handig (om de verschilldende podia uit te lichten).

Ik heb het stuk geschreven met gebruikmaking van de andere stukken over Jozef die bij de dienst zijn op te vragen. Ik dank de schrijvers van deze stukken voor hun inspirerende teksten.

Ik heb naast de tekst ook ander materiaal dat waarschijnlijk goed bruikbaar is; rolverdelingen, kledingadviezen, inspiratiekaartjes, affiches, uitnodigingen, begeleidend schrijven weekbericht, artikel schoolkrant e.d. Als je daar belangstelling voor hebt moet je me even mailen; johneijkelkamp@online.nl

Ik wens je veel succes en hoor graag van je als je iets met het toneelstuk gaat doen. Ook als je vragen hebt of ter inspiratie contact wilt ben je welkom.

John

Scene 1

Voorlezer, de twaalf zoons, Jacob, engelen

Mantel Jozef




Voorlezer

Lang geleden leefden er in Kanaan een man met zijn twee vrouwen. Het was Jacob met zijn vrouwen Lea en Rachel.

Jacob had twaalf zonen. Het waren:

Ruben

Simeon


Levi

Naftaniël

Isachar

Asher


Dan

Zebulum


Gad

Juda


Jozef

Benjamin


Van al zijn zonen hield Jacob het meest van Jozef, de op één na jongste. Jacob zag met zijn zienersblik, dat in Jozef een helder innerlijk licht straalde. Hij dacht: deze zoon zal eens een machtig heerser worden.

(Jacob pakt de mantel voor Jozef en gaat naar hem toe)

Omdat Jacob zoveel van Jozef hield gaf hij hem op zijn zeventiende verjaardag een prachtige mantel.

De broers droegen slechts mouwloze wollen jakken. Ze waren al jalours op Jozef, die volgens hen altijd werd voorgetrokken. Nu laaide de jalouzie in hen nog meer op.

(Broers draaien zich om en gaan van het podium af, gaan zitten voor in de zaal. Jacob gaat terug naar zijn tent.)

(Jozef en Benjamin gaan op het blok zitten en spelen samen)

De tienjarige Benjamin was de enige broer die van Jozef hield. Jozef speelde vaak met hem. Omdat hij niet mee ging met zijn broers om de schapen en runderen te hoeden, had hij daar de tijd voor. Hij vertelde Benjamin ook veel zelfbedachte verhalen. Want Jozef had een grote fantasie.



(Benjamin gaat af. Jozef valt in slaap)

(Engelen dansen rond Jozef)

Van tijd tot tijd had Jozef prachtige dromen. Die vertelde hij vader altijd bij het ontbijt. Dan verwonderde Jacob zich over de mooie en wijze droomgezichten van Jozef.

Hij vertelde op een dag ook over zijn dromen aan zijn broers.


De jongens komen op en gaan in een grote halve kring staan.

Terwijl de jongens worden genoemd doen ze een stapje naar voren en weer terug.

Jacob komt op met een prachtige mantel en doet die bij Jozef aan.

De broers draaien zich om en gaan van het podium, de zaal in. Alleen Jozef, Jacob en Benjamin blijven achter.

Jacob gaat ook af en Josef en Benjamin blijven achter. Jozef en Benjamin spelen samen.

Ook Benjamin gaat af.

Jozef legt zich neer om te gaan slapen.

Engelen komen op en dansen rond de slapende Jozef.

De broers komen weer opvanuit de zaal. Ze blijven voor het podium staan.

Vol licht middenpodium

Licht voorlezer

Scene 2

Jozef, de twaalf broers, Jacob







Jozef

Mijn lieve broers, ik wil jullie vertellen van mijn dromen.


Jozef op het toneel, broers er voor.




Juda

Nou, vertel op! Dan zijn we niet voor niets gekomen.








Jozef

Wij werkten samen op het land in de felle zon.

We raapten het koren en bonden het om.

Zo had ieder een eigen schoof.

Die van mij rees op, die van jullie boog.










Juda

(fel)

Wie heeft jou die hoogmoed ingegeven?

Voel jij je soms boven ons verheven?










Levi

Mij klinken die woorden in de oren als honing.

Wie weet.... Misschien is Jozef wel een koning.










Jozef

Ik vertel alleen wat ik zag in de nacht.

Niet om te kwetsen en ik zoek ook geen macht.



(Jacob komt op, luistert mee)


Jacob komt op en luistert mee.




Juda

Spreek op dromer,... zag je nog meer?

Vertel wat je droomde de vorige keer.










Jozef

Ik zag de maan, elf sterren en de zon.

En ook zij bogen zich naar mij om.










Jacob

Jozef, zulke woorden moet je niet spreken.

Deze woorden zullen zich nog wreken.

Buig je hoofd in deemoedigheid.

Dan wordt mijn hart nog meer verblijd.



(Broers gaan af, zitten op hun plek)

(Jozef gaat naar de tent terug waar hij Rachel ontmoet)


De broers en Jacob gaan af. Jozef blijft midden op het toneel achter

Rachel komt uit de tent. Jacob staat er voor..




Jacob

O Rachel, hij is een wonderkind, door God gegeven.

Hij geeft weer zin aan ons leven.

Ja Jacob, hij is bijzonder. Hij is Gods lieveling.

God heeft met hem een speciale bedoeling.




Jacob en Rachel voor hun tent.

Licht zijtoneel

Rachel

Ja, Jacob,.. hij is bijzonder. Hij is Gods lieveling.

God heeft met hem een speciale bedoeling.

(Jacob, knikt instemmend. Rachel wacht even)








Rachel

Maar Jacob, zijn broers doen ook hun werk goed.

Ik vind dat je Jozef niet zo voortrekken moet.

Hij is bijzonder en een geschenk, door God gegeven

Maar hij zal ook met zijn broers moeten samenleven.










Jacob

Je hebt gelijk, Rachel. Maar Jozef blijft een wonderkind.

Ik weet zeker dat God hem boven alle anderen bemint.



(Rachel gaat naar Jozef)


Rachel gaat naar Jozef.

Licht middentoneel

SPOT

Rachel

Jozef, jij bent een heel bijzonder kind.

En ik weet, dat vader dat ook vindt........

Maar je moet je niet boven je broers verheffen.

Dat is voor hen ondraaglijk, dat moet je beseffen.

Probeer je broers te begrijpen, ze bedoelen het niet kwaad.

Hun leven is zwaar, terwijl vader jou studeren laat.










Jozef

Moeder, u verdedigt ze. En het zijn niet eens uw eigen kinderen.

Dat ze mij haten, kunt u niet verhinderen.










Rachel

Jozef, wij zijn een grote familie. Wij horen bij elkaar.

Het lot bracht ons samen, al is dat onverklaarbaar.

God heeft een bedoeling met alles wat geschiedt.

Wij mensen begrijpen dat vaak niet.










Jozef

Maar moeder, mijn dromen zijn altijd waar.

Dat gelooft u toch? Dat is toch niet raar?










Rachel


Wat jij over je dromen vertelde, doet jouw broers pijn.

Zij vinden je hoogmoedig. Ze voelen zich dan klein.

Ik weet, jij spreekt vanuit je hart.

Maar soms brengt dat alleen maar smart.......

Jozef, wees jezelf, maar houd ook rekening met de anderen.

Probeer te zijn die je bent. Van mij hoef jij niet te veranderen.

Jij bent heel bijzonder, gezegend en als mens heel rijk.

Maar als mensen zijn we ook allemaal aan elkaar gelijk.

Jij moet nog heel veel leren, dus maak jouw eigen reis.

Leef jouw leven en ervaar.... Dat maakt je goed en wijs.










Jozef

Dank je wel, moeder. Ik zal mijn eigen weg gaan.

Ik weet dat God altijd naast mij zal staan.



Jozef gaat naar Jacob. Rachel af.




lied

Jozef was de liefste zoon,

Dat vond Jozef heel gewoon.

Izaak had het echt niet door.

Altijd trok hij jozef voor.

Gaf de mantel, wonderschoon.

Jozef was de lievelingszoon.










Jacob

Ik wil graag weten hoe je broers het stellen.

Ga naar ze toe en kom het mij vertellen.




Jozef gaat af de zaal in.

Licht zijtoneel

Scene 3

Jozef, tien broers







lied

Jozef zoekt zijn grote broers.

Alle tien zijn ze jaloers.

Op zijn jas en op zijn dromen.

Als ze Jozef aan zien komen

Brandt de afgunst in hun hart,

En de woede, haat en smart.







PUT KLAARZETTEN

Levi

He, broeders! Daar komt onze dromer aan.

Hoe zou het met zijn dromen gaan?




Broers komen het toneel op.

Licht middentoneel

Juda

Van mij mag hij verzuipen in zijn dromen.

Bij mij hoeft hij er niet meer mee aan te komen.




Jozef komt van achter uit de zaal naar hen toe.




Levi

We grijpen hem broeders, en gebruik onze messen.

Zo zullen we hem betalen voor zijn wijze lessen.










Ruben

Laat geen bloed vloeien door onze handen.

Men zal er schande van spreken in alle landen.

We kunnen ons ook anders van hem ontdoen.

We gooien hem in die put, dan kan hij niets meer doen.




Broers knikken instemmend.




Jozef

Goedendag broers,...vader wil weten hoe jullie het stellen.

Ik moest jullie zoeken om het hem te vertellen.

Zeg broers,..... nou ik zo lang heb gelopen,

mag ik toch zeker wel op een beker water hopen?




Jozef gaat het podium op.




Levi, Juda en andere broers

(roepen door elkaar)

Grijp hem! We hebben genoeg van jouw dromen!

In de put met hem! Wij hebben genoeg van jou!! Wij hebben genoeg van jou hoogmoed!!

Dit is hoe we jou belonen, voor die prachtige, mooie dromen!!

Licht wordt minder: schemering


Ze grijpen Jozef, trekken zijn jas van zijn lijf en doen hem in de put.

Ze roepen door elkaar heen.

Licht Nacht

Ruben

We leggen ons te ruste voor de nacht.

Slaap wel broeders, ik houd wel de wacht.




Als de broers slapen gaat Ruben naar de put.




Ruben

(fluisterend)

He, Jozef! Als het ochtend wordt kom ik je bevrijden.

Dan hoef je niet langer in deze put te lijden.



Ruben gaat zitten aan de zijkant van het podium en valt in slaap.




Scene 4

Simeon, Levi, Juda, Koopman, karavaanmensen










Van achter uit de zaal komt een karavaan met handelaren. Simeon, Juda en Levi worden wakker. Ze zien de karavaan aankomen. Ze fluisteren met elkaar.

De karavaan stopt voor het toneel.








Juda

Gegroet, gij heren. Waarheen voert de reis?

(De koopman komt het podium op)


De koopman komt het podium op.




Koopman

Naar het verre Egypteland, volgens oude wijs.








Juda

Ook wij zijn handelslieden.

Wij hebben een knappe, jonge slaaf aan te bieden.




Simeon en Levi gaan naar de put en halen Jozef er uit.




Koopman

Twintig zilverlingen is wat ik bied.

Voor meer koop ik hem niet!




De koopman keurt Jozef.




Levi

Dat is een goede prijs,

Voor Jozef zo wijs.




Levi en Simeon brengen Jozef naar de koopman.




Jozef

Wat doen jullie nou? Je gaat mij toch niet verkopen?

Moet ik naar dat verre Egypteland lopen?

Juda, Levi, doe dat niet.....

Je doet vader zoveel verdriet. Nee, nee, nee......




Jozef is wanhopig. Hij schreeuwt en roept!!

De karavan gaat weg naar achter in de zaal. De broers gaan weer slapen.




lied

Met een slavenkaravaan

Moet hij naar Egypte gaan

Alle dromen zijn vergeten

Heel veel kwaad wordt hem verweten.

Door zijn broers wordt hij gehaat,

Zij verscheuren zijn gewaad.










Scene 5

Ruben, Juda, andere broers







Ruben

Jozef....... Jozef....... Pak het touw.

Vlucht dan weg en doe het gauw.




Dan wordt Ruben wakker. Ruben gaat heel stil naar de put toe.




Ruben

Jozef!?..... Jozef?!.....Jozef?!!..... O nee, de put is leeg.


De andere broers komen op.




Juda

Kijk, Ruben,... twintig zilverlingen is wat ik voor hem kreeg!

(Hij laat het geld zien)

We hebben hem verkocht, maar daarover moet je zwijgen.

Dan zul jij jouw deel van de twintig zilverlingen krijgen.








Ruben

Hoe konden jullie Jozef verkopen?

Hoe denken jullie je straf te ontlopen?










Juda

We zeggen dat een wild dier Jozef heeft verscheurd.

Alleen zijn mooie mantel is wat rest; vies en besmeurd.



(De broers gaan van het podium af, naar de tent van Jacob)

(Het gordijn gaat dicht)


De broers gaan terug naar hun vader, achter door de zaal.

GORDIJN DICHT

lied

Jozefs mantel wordt besmeurd

Met veel bloed en stuk gescheurd.

Met die mantel gaan zij vlug,

Naar hun vader Jacob t’rug.

Droevig staan ze voor zijn tent.

Jacob groet hen zeer content.










Jacob

Gegroet mijn zoons!

Jullie terugkomst verheugt mij zeer.

Eindelijk zie ik jullie weer........

Maar waarom zulke droeve gezichten?

Wat komen jullie mij berichten?

Is Jozef niet met jullie meegekomen?

Vertel me,.. is hem soms iets overkomen?





Licht zijtoneel

Juda

Jozef werd door een wild dier verscheurd.

Op weg naar ons moet het zijn gebeurd.

Om hulp te bieden kwamen wij te laat.

Wij vonden alleen zijn gescheurde gewaad.




Juda laat Jacob Jozefs mantel zien.




Jacob

Wee mij..... ik ben een gebroken man.....

(Jacob zakt op zijn knieen en laat zijn staf vallen)

Niemand is er die mijn leed verzachten kan.



(Broers gaan zitten in de zaal. Sommigen het podium op om figurant te spelen)


De broers gaan in de zaal zitten.

Licht uit

Scene 6

Voorlezer, bezoekers van de slavenmarkt, slaven, koopmannen, Potifar met dienaren.

Zakje geld




Voorlezer

Toen de koopman met Jozef in Egypte aankwam, werd Jozef daar naar een slavenmarkt gebracht.

Maar eerst moest hij worden gewassen en mooi gemaakt. Hij kreeg een schone, witte lendendoek om en zijn haar werd bij een barbier geknipt. Want hoe beter een slaaf er uit zag, hoe meer geld hij opbracht.



(Gordijn gaat open)

Toen de mannen met Jozef op de slavenmarkt kwamen, zagen ze dat hij de knapste jongeman was die te koop werd aangeboden. Ze besloten tweehonderd zilverstukken voor hem te vragen. Heel veel mensen kwamen kijken naar Jozef, omdat zijn schoonheid zo opviel. Maar als ze hoorden hoeveel hij kostte, zagen ze van de koop af.

Toen kwam er een zeer voornaam heerschap. Hij droeg een kostbaar gewaad. Het was Potifar, de hoofdman van de lijfwacht van de Farao. Hij liet zijn blik over de slaven gaan, die te koop werden aangeboden. Hij bleef voor Jozef staan. Hij bekeek de jongeman eens goed. Hij dacht: Die jongeling ziet er voornaam en verstandig uit. Zo’n dienaar zou een sieraad zijn voor mijn huis. Deze jongen is niet als slaaf geboren.



Het gordijn gaat open en we zien de slavenmarkt. Jozef in het midden. Er komen mensen naar hem kijken.

Potifar komt op.

Licht voorlezer

PUT WEG, HOUTBLOK WEG

PODIUM NAAR HET MIDDEN

Licht middentoneel

GORDIJN OPEN

Potifar

(tegen Jozef)

Jij bent een bijzondere slaaf. Met welgevallen zie ik jou.

Jij wordt een persoonlijke slaaf van mij en mijn vrouw.










Potifar

(tegen de koopman)


Waar heb jij deze jongen vandaan gehaald?

En hoeveel moet er voor hem worden betaald?









Koopman

Edele heer, deze slaaf komt uit Kanaän.

Het is een edel en gedienstig man.

Uit een voornaam huis werd hij verstoten.

Deze koop zal u zeker niet begroten.

Ik vraag slechts tweehonderdvijftig zilverlingen.

Daar valt toch niets op af te dingen?










Potifar

Tweehonderd zilverlingen, geen zilverstuk meer.

Zoveel heb ik bij me deze keer.










Koopman

Dat is goed. Die tweehonderd zilverstukken zijn van mij.

U wordt van deze slaaf vast heel erg blij.

(Iedereen naar de plek voor de volgende scene)

(gordijn dicht)


Jozef met Potifar en bedienden af.

GORDIJN DICHT

Scene 7

Voorlezer, Jozef, vrouw Potifar, dienaar, wachters







Voorlezer

Jozef werd meegenomen naar Potifars huis, een prachtig paleis. Hij werd als tafelbediende aangesteld, omdat hij er zo mooi uitzag. Jozef kende geen Egyptisch, maar hij was leergierig en had een helder verstand. Hij leerde de taal heel snel.

(Vrouw van potifar loopt voorlangs, haalt mantel en doet die Jozef aan)

Potifar had een mooie, jonge vrouw. Zij was zeer verwend. Die knappe, jonge slaaf beviel haar wel. Ze wilde dat hij haar persoonlijke slaaf werd. En dat gebeurde. Zij schonk hem een prachtig gewaad, waarin hij er nog mooier uitzag dan tevoren.



(Jozef bedient de vrouw van potifar, gaat daarna af))

Jozef werd door de andere dienaren in het huis benijd, omdat hij in de gunst kwam van de vrouw van Potifar.

Jozef merkte wel dat hij het lievelingetje van de voorname dame was, maar hij maakte geen misbruik van zijn positie. Hij deed ijverig en hoffelijk zijn werk. Door de manier waarop ze naar hem keek en hem soms aanraakte, begreep Jozef dat ze verliefd op hem was geworden. Jozef wist nu dat hij voor haar moest oppassen. Hij bleef zoveel mogelijk bij haar uit de buurt.

Op een avond liet zij hem bij zich roepen in haar slaapkamer.





De vrouw van Potifar komt (voor het gordijn) op en trekt Jozef een mooie mantel aan. Ze gaan beiden weer af.

Licht voorlezer

GEVANGENIS KLAARZETTEN

Licht zijtoneel vrouw potifar,

Ook een beetje middentoneel

Potifars vrouw

(dwingend)

Dienaar!... Laat Jozef komen! Roep hem hierheen.

En laat mij dan met hem alleen.



(Dienaar haalt Jozef, gaat daarna weg)


Dienaar haalt Jozef en verdwijnt. Jozef gaat de kamer binnen.




Potifars vrouw

O... Jozef.... Blijf altijd bij mij.

Het zien van jou alleen al maakt mij blij.

Jozef.... Potifar is altijd weg, altijd ben ik alleen.

Mijn hart is voor jou... Mijn hart is niet van steen.










Jozef

Nee vrouwe....... u bent getrouwd!

Zorg dat Potifar van u houdt!










Potifars vrouw

(heel boos)

Wat?!? Durf jij mij te weerstaan!?!

In de kerker zul jij leven voortaan!



(Ze scheurt haar kleed en begint te schreeuwen)

Wachters, Wachters!!!

Wachters, kijk eens wat die brutale Jozef deed.

Die ondankbare slaaf verscheurde mijn kleed.

Grijp hem en laat hem in de boeien slaan.

In de kerker zal hij leven voortaan.



(Jozef wordt door de wachters meegenomen en naar de gevangenis gebracht)


Wachters komen op.

Ze nemen Jozef mee. Ze gaan af en brengen Jozef naar de gevangenis.


GORDIJN GAAT EEN KLEIN STUK OPEN – DE GEVANGENIS WORDT ZICHTBAAR.

Scene 8

Voorlezer, Jozef, bakker, schenker, engelen







Voorlezer

’s Nachts in de gevangenis dacht Jozef na over wat er de afgelopen dag was gebeurd. Hij begreep het niet. God had hem eerst geholpen en tot een van de belangrijkste slaven gemaakt.....

En nu was hij vernederd en zat hij in de gevangenis.

Hij bad tot God: “O, Heer, Gij kent mijn levensweg. Gij weet waar dit goed voor is.... Ik blijf op U vertrouwen.”

De gevangenisbewaarder merkte al spoedig dat Jozef geen misdadiger was. Hij gaf hem de opdracht om de andere gevangenen eenmaal per dag water en brood te brengen. Ook in de gevangenis kreeg hij een bijzondere positie.

Op een dag brachten de soldaten twee hooggeplaatste gevangenen. De een was meesterbakker en de ander opperschenker van de Farao.

(wachters brengen de bakker en de schenker naar de gevangenis)


Jozef in de gevangenis.

Hij vouwt zijn handen.

Wachters brengen de bakker en de schenker in de gevangenis.

Licht gevangenis

Jozef

Wat brengt jullie hier? Wat hebben jullie ondernomen?

Vertel me: hoe zijn jullie in deze gevangenis gekomen?










Bakker

In Farao’s brood werd een steentje gevonden.

Daarom werd ik naar deze gevangenis gezonden.










Schenker

Er zat een vliegje in Farao’s wijn.

Daarom zal ik nu hier wel zijn.










Jozef

Laat ons gaan slapen en laat ons hopen,

Dat de ware dader zijn straf niet zal ontlopen.



(Ze gaan slapen)


Ze gaan liggen om te gaan slapen.




Engelen

De engelen dansen rond de drie slapende mannen

(Ze gaan weer achter de tralies zitten)





Licht Engelen

Schenker

Ik heb een droom gehad vannacht.

Het is net alsof het leven weer naar mij lacht.

Ik zag een wijnstok die drie ranken kreeg,

en snel groeide en naar de zon toe steeg.

Ik plukte de druiven en perste ze uit.

Ik gaf de Farao te drinken en hij prees mij luid.

Ik had de beker weer in mijn hand,

van de hoogste heer van dit machtige land.




De drie mannen ontwaken.




Jozef

Mij maakt jouw droom blij van gemoed.

Er er drie dagen verstreken zijn, gaat het jou goed.










Bakker

Ook ik had een droom, ik herinner het me weer.

Ik liep door de straten op weg naar mijn heer.

Drie korven met brood droeg ik op mijn hoofd.

Toen kwamen er vogels die het brood hebben geroofd.










Jozef

Jouw droom vervult mij met smart.

Het lot dat jou treft, is hard.

Drie dagen zijn jou nog gegeven.

Als die voorbij zijn zul jij niet meer leven.










Voorlezer

(Eerste dag; eerste slag op de gong)

De arme bakker was wanhopig. Was het werkelijk waar dat de Farao hem zou laten doden?

De opperschenker koesterde hoopvolle verwachting in zijn hart.

(Tweede dag; tweede slag op de gong)

Jozef wist dat God hem de kracht gaf om de dromen te duiden. Hij wist dat de bakker zou worden gedood en dat de schenker in ere zou worden hersteld.



(Derde dag; derde slag op de gong)

Drie dagen later richtte de Farao een groot feest aan.

Hij liet de opperschenker, die hem zo lang zo trouw had gediend, uit de gevangenis halen. Hij werd in ere hersteld.


De bakker buigt zijn hoofd. Ze gaan alledrie liggen slapen.

Er klinkt liermuziek en tussendoor drie slagen op de gong. Het licht gaat steeds aan en uit; zo wordt zichtbaar gemaakt dat er drie dagen voorbij gaan.

Twee wachters komen de schenker halen en die loopt opgelucht en vrolijk mee.


Licht voorlezer

Licht uit en weer aan.

Licht uit en weer aan.

Licht uit en weer aan.

Jozef (roept de schenker na)

Opperschenker! Vergeet mij niet! Denk aan mij!

Spreek met de Farao en ook ik kom vrij!










Voorlezer

Aan de bakker schonk de Farao geen genade. Hij werd opgehangen, omdat hij zo onzorgvuldig het brood had gekneed.

Jozef bleef in de gevangenis achter. De ene na de andere maand ging voorbij en de opperschenker liet niets van zich horen. Hij had Jozef in zijn nieuwe, gelukkige leven helemaal vergeten.




De bakker wordt ook opgehaald. Hij stribbelt tegen en wordt met dwang meegevoerd.

GORDIJN DICHT

Lied

Lange jaren gaan voorbij

Maar de Heer is hem nabij.

Vreemde dromen worden wakker,

Door de schenker en de bakker.

Maar de schenker hij vergeet,

Al wat Jozef voor hem deed.










Yüklə 59,69 Kb.

Dostları ilə paylaş:
  1   2




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə