117)Wij
hebben ons opgehelderd, dat de wereld Nekoediem een afdruk is van de wereld A”K.
Naar hetzelfde principe ontstond de vijfde partsoef van de wereld A”K, dus de Nieuwe M”A,
die als een volledige kopie van de wereld Nekoediem geacht wordt in die zin, dat alle
bchienot, die in de wereld Nekoediem na het breken en aldaar geannuleerd te zijn gebruikt
werden, waren allemaal hersteld en vernieuwd in de M”A Chadasj (= de Nieuwe M”A –
vert.). Deze wereld heet ook een zelfstandige wereld en draagt een naam de wereld Atsieloet.
Hij bevindt zich volledig tussen de parsa, die zich na de Ts”B gevormd werd, en de taboer in,
en heet tevens de wereld van Correctie. Na het breken en verdwijnen van de wereld
Nekoediem, vormde zich de wereld Atsieloet uit dezelfde verbroken bchienot, en op die
manier ontvangt de wereld Nekoediem een correctie middels de M”A Chadasj, waar bijeen
worden gebracht en in Ga”R terug worden gekeerd alle ACha”Pen, die in goef van Abba ve
Iema en IesjSoe”T vielen, alsmede alle paniem en achoraim van alle Za”T, die in de BieJ”A
vielen en doodgingen, worden thans terugekeerd en in de Atsieloet omhooggebracht middels
de M”A Chadasj.
De taboer –
dat is een denkbeeldige lijn, waarboven men licht chochma kan ontvangen, en
onder deze lijn niet, zolang er geen scherm is. De parsa – da ts ook een denkbeeldige lijn,
waarboven zich de gevende vaten bevinden, dus G”E, die geen or chochma nodig hebben, en
waaronder zich de vaten van ontvangst nestelen, aan die is het verboden or chochma te
ontvangen. De wereld Atsieloet bevindt zich tussen de taboer van de Galgalta en de parsa in
en maakt een dienst uit als de wereld van Correctie, in haar is or chochma aanwezig. Hoe kan
het zijn? Zij tilt de gevallen vaten van ontvangst op en sluit ze tot de gevende vaten aan,
waardoor zij hun met het licht chochma vult. Deze handeling vindt geleidelijk plaats.
Wanneer de ACha”Pen van alle traptreden in de wereld Atsieloet zullen hebben opgestegen,
dan zal dat Gmar Tiekoen,
of te wel, de 7
e
duizend jaren, heten. Vervolgens bestaan nog de
8
e
, 9
e
, en de 10
e
duizend jaren, wanneer ACHa”Pen beginnen zich ook onder de parsa te
vullen. Wanneer de wereld Atsieloet de ACHa”P op de plaats van de wereld Brieja zal doen
afdalen, dan zal dat de 8
e
duizend jaren zijn; op de plaats van de wereld Jetsiera – de 9
e
; op de
plaats van de wereld Asieja – de 10
e
duizend jaren. Dan zullen absoluut alle vaten met het
licht gevuld worden in overeenstemming met het Scheppingsplan. Maar Gmar Tiekoen – dat
zijn 6000 traptreden, al datgene, wat wij zelf kunnen corrigeren, en de verdere correctie
verloopt middels het licht van de Masjieach.
118)Elke lagere partsoef keert terug en vult de vaten van een hogere na het uitstorten ervan
van het licht. Wanneer het licht uit het lichaam van de eerste partsoef van de wereld A”K
verdween als gevolg van het verzwakken van het scherm, verkreeg het scherm een nieuwe
zievoeg op het niveau A”B, en vervolgens keerde terug en vulde de lege vaten van het
lichaam van de hogere partsoef. Na het verdwijnen van het
licht uit het lichaam van de
partsoef A”B als gevolg van het verzwakken van het scherm, verkreeg het scherm een nieuwe
zievoeg op het niveau Sa”G, die terugkeerde en vulde de lege vaten van de partsoef A”B. En
na het uitstorten van het licht uit de Sa”G als gevolg van het verzwakken van het scherm vindt
een nieuwe zievoeg plaats op het niveau M”A, die kwam uit niekvej ejnajem uit en vulde de
lege vaten van de Sa”G. Op dergelijke manier na het uitstorten van het licht uit de wereld
Nekoediem wegens de annulering van achoraim en het breken van de vaten, verkreeg de
masach een nieuwe zievoeg op het niveau M”A, die kwam uit de metsach van de partsoef
Sa”G de A”K en vulde de lege vaten van de wereld Nekoediem, die werden verbroken en
geannuleerd.
Wij bestudeerde altijd het verspreiden van boven naar beneden. De Schepper schiep de enige
Schepping – de Malchoet van de Oneindige wereld. Zij vertegenwoordigt alle eenheid der
165
wensen, dus de vaten en alle genietingen, dus het licht. Alles,
wat zich later voordoet, dat zijn
verschillende intenties, die malchoet aanneemt, om zich te vullen. Wij leren, dat de malchoet
begint zich geleidelijk van de Schepper te verwijderen, om van Hem volkomen onafhankelijk
te worden. De malchoet houdt op de Schepper te waarnemen, zij verruwt zich daarbij,
verandert haar eigenschappen naar egoïstische, wordt aan de Schepper tegenovergesteld,
waarbij zij zich van Hem maximaal verwijdert. Wanneer het evolutieproces zijn laagst niveau
bereikt, wordt de Schepping gereedt voor het begin van een omgekeerd proces, dus een
geleidelijke toenadering tot de Schepper. Elke bovenstaande partsoef is volmaakter,
heeft een
sterker scherm, is dichterbij tot de Schepper naar de eigenschappen. Hoe komt het dan, dat
elke volgende partsoef vult een voorafgaande met het licht, hij is immers zwakker en is een
voortbrengsel van een voorafgaande? Maar hij vult een voorafgaande partsoef daarmee, dat
hij voor alles eist zelf gevuld te worden. Wanneer de partsoef Galgalta zich geheel van het
licht bevrijdt, verenigt zijn scherm de goef zich met het scherm de rosj en het laatste niveau
van de aviejoet gaat verloren, dan wordt een nieuwe partsoef voortgebracht, die eist van de
voorafgaande kracht, om zich te vullen. Om zulk licht te ontvangen, dient de voorafgaande
partsoef een zievoeg dehakaa met het licht van de Oneindige wereld te maken, dit licht één
traptrede lager dan zijn eigen traptrede te verlagen en hem aan de volgende door te geven. De
volgende partsoef gewaarwordt dit licht in het hoofd en neemt hem waar
als zijnde licht van
de Oneindige wereld. Zo, bijvoorbeeld, de malchoet van de wereld Asieja in haar hoofd het
licht ziet, dat in 125 maal verkleind is, maar gewaarwordt hem als zijnde het licht van de
Oneindige wereld, hoewel het alle 125 traptreden der verzwakking doorliep, maar door haar
wordt het als de Oneindigheid die door niets beperkt is, gewaarword. En het vullen van de
vooafgaande parsoef vindt plaats via de wens van de volgende partsoef om van de
voorafgaande met het licht gevuld te worden. Wanneer de SA”G verzoekt de A”B hem met
het licht te vullen, heeft de laatste hem niets te geven, hij richt zich tot de Galgalta,
aan die
Galgalta niets overblijft, dan zich met een dergelijk verzoek tot de Malchoet van de Oneindige
wereld te wenden. Waarom? Wij zeggen, dat in rosj van de Galgalta al het licht aanwezig is.
Het is inderdaad zo, maar thans dient zij aan de Sa”G met hem overeenkomend licht, dus het
licht Biena, te geven. Daarom wendt de Galgalta zich tot de Malchoet van de Oneindige
wereld,
om precies te zijn, tot haar bchiena beth, die met het licht biena overeenkomt, welk
licht zij eerst via de biena van de Galgalta door laat lopen, vervolgens via de biena van de
A”B en pas daarna in rosj van de Sa”G.
Er zijn in totaal 5 partsoefiem en 5 lichten. En elk licht een partsoef ontvangt overeenkomstig
uit de Malchoet van de Oneindige wereld, om precies te zijn, van haar bepaalde sfira. Elke
biena van elke partsoef en elke wereld kan het licht biena ontvangen slechts via bienot van
alle werelden en alle partsoefiem, die aan haar voorafgingen. En andere sfirot – kether,
chochma, Z”A en malchoet – ontvangen het licht door het zich insluiten in de wensen van de
verzoekende. Een volgende partsoef vult een voorafgaande met wensen-vaten aan, en een
vooafgaande partsoef vult deze wensen met een licht. Een lagere wendt zich altijd tot een
hogere, waaruit hij ontstond. De partsoef A”B werd van de chochma de Galgalta
voortgebracht, hij heeft een verband met de Galgalta slechts via chochma. De Galgalta richt
zich tot de sfira chochma van de Malchoet van de Oneindige wereld, ontvangt het licht
chochma, doch kan de Galgalta deze bewuste chochma niet aan de A”B doorgeven, maar
dient haar binnen zichzelf te omvormen in een chochma, die voor de partsoef A”B is geschikt,
en pas dan geeft deze aan hem door.
Het meest kleine, maar echte verzoek van de kleinste der
partsoefiem, vult met licht alle werelden tot aan de Galgalta toe. Bovendien, hoe hoger een
partsoef, des te groter licht hij erbij ontvangt. Zo herleeft door het stijgen van Ma”N de Boom
des Levens, waarbij hij zich met licht vult.
166