124
sijn oude Groot-vaders C l a e s v a n O l d e n - B a r n e v e l t s sterfhuys aen het
binnenste van de voorhuys-deur, van zijn Groot-moeder, weduwe van R e y n i e r
v a n O l d e n - B a r n e v e l t , gevonden hadde een bordeken, daer inne met seer
groote letteren geschreven stond: ‘Nil scire tutissima fides,’ ende terwijlen 't selve
was geschreven ten tijde als L u t h e r de reformatie by de hand genomen hadde, viel
hem in dat het verstant van 't voorseyde schrift moeste wesen, van dese hooge ende
misterieuse materie van Godes eeuwige Praedestinatie, daer op hy in den voorsz.
jare resolveerde hem met het ondersoeck van de selve materie niet meer te willen
quellen, maer simpelijck te gelooven, dat alle geloovige Christenen ende hare
kinderen, van God den Heeren uyt genaden verkoren, ende geschapen worden ter
saligheyd, deur de verdiensten ende voldoeninge voor onse zonden, van onsen
Heyland ende Saligmaker Jesum Christum. Voor reden stellende, dat na dien God
de Heer almachtig, de genade aen de oprechte Christenen doet, dat sy gelooven datter
geen saligheyd en is dan deur sijne genade, de voorsz. verdieninge ende voldoeninge,
ende dat men vastelijck vertrout, dat God de Heer zulcken genade ten uytersten sal
continueren; Ende of sulk een Christen-mensch door ongeloof ende andere grove
sonden hem ontginck, dat God de Heere hem in 't selve ofte andere grove sonden
niet en sal laten versmoren, maer genadelijcken bekeeren tot leetwesen ende
volhardinge in den voorsz. geloove brengen. In 't welck geloof ende gevoelen hy
alsdoen resolveerde te leven ende te sterven: ende vondt hem by de Doctoren ende
Professoren Theologiae, Z a n c h i u m , ende B o e q u i n u m , mitsgaders den
vermaersten Predicant O l e v i a n u m , haerluyden te kennen gevende
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
125
sijne voorsz. voorgaende bekommeringe, ende eyndelijke resolutie: vragende: of hy
daer mede niet en behoorde hem te genoegen ende gerust te stellen? Sij hebben hem
geantwoort, dat hy hem met dat gevoele wel mochte gerust houden. In 't selve
gevoelen heeft hy omtrent vijftich jaren gestaen, ende is daer inne van tijdt tot tijdt
bevesticht, sonderlinge uyt dien hij 't sedert dickwijls verstaen hadde, dat het scherp
ondersoeck van dit hoog ende mysterieus werck Godes, uyt de Reprobatie, ofte
damnante Praedestinatie, ende saecke tot sulcke vertwijffelinge ende desperatie
gebracht wert, dat sommige ouders, uyt het naturel ofte actien van hare kinderen,
hebben onderstaen te oordeelen, het een ter saligheyt, ende 't ander ter verdoemenisse
gepraedestineert te wesen, dat andere hen selven despreratelijck gehouden hebben
ter verdoemenisse gepraedestineert ende gedamneert te wesen, ende zonder andere
onderrichtinge te willen plaetse geven, desperatelijck in sulcke opinie gestorven sijn,
daer van bedroeffelijcke exempelen haer, van tijdt tot tijdt, openbaren.’
101. Jacobus K i m m e n d o n c k Kempensis.
S c h w a b , Syllabus Rectorum in Univers. Heidelbergensi, I. 133, maakt van deze
inschrijving melding, doch schrijft ten onregte: Kampensis. Dezelfde fout komt voor
bij A n d r e a e , de luminibus quibusd. erudit. I. 16. Op het grafschrift van den
voortreffelijken man, dat medegedeeld wordt door A d a m i , Apograph. Monument.
Heidelb. heet hij zeer juist: ‘J a c . K i m e d o n c i u s Kempius.’
106. Titus A c r o n i u s .
Waarschijnlijk een zoon van B e r n a r d u s A c r o n i u s , predikant te Jarsum nabij
Embden. R u u r d en J o a n n e s A c r o n i u s waren zijne broeders.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
126
110. Theodorus Vo g e l s a n c k .
Zoon van G e r r i t D i r k s F o e g e l s a n g h van Oosterwierum. Hij werd J.U.D.,
en in of vóór 1577 Lid der Staten van Friesland voor Westergoo. Over zijn leven en
bedrijf, waarvan W i n s e m i u s dikwijls gewaagt, vgl. Stamb. v.d. Fr. Adel, II. 241.
Hij huwde R i n c k B r o e r s m a , en leefde nog 20 Junij 1590, toen hij zich te Hasselt
als gedeputeerde ophield. Waarschijnlijk is hij dus niet oud geworden. Zie Stamb.
I. 352.
111. Petrus v a n H a r i n x m a .
Zoon van H o m m e v a n H a r i n x m a , vertrok van hier naar Genève, waar hij in
den ouderdom van 19 jaren overleed. Stamb. v.d. Fr. Adel, I. 151. II. 94.
114. Ludovicus P e r e z i u s .
Den 10 Junij 1610 werd als student te Leyden ingeschreven L u d o v i c u s
P e r e z i u s , oud 54 jaren. Dit verklaart ook de bijvoeging: ‘iniuratus propter aetatem’
in het Heidelbergsche Album: hij had dus in 1569 slechts den ouderdom van 13 jaren
bereikt.
115. Martinus P e r e z i u s .
Beiden, zoo wel L u d o v i c u s als M a r t i n u s schijnen zonen geweest te zijn van
M a r c u s P e r e z i u s en U r s u l a L o p e s . Op de aanwijzing van beide kinderen
was reeds 21 Aug. 1567 groot geld gesteld. Vgl. S c h u l t z J a c o b i , Ned. Archief
voor Kerkel. Gesch. IV. 150.
118 en 119. Caspar et Philippus a S w i n d e r n .
Deze aanteekening is daarom vooral belangrijk, omdat zij bewijst, dat werkelijk de
familie v a n S w i n d e r e n reeds in het midden der zestiende eeuw te Groningen
was gevestigd, dat nog betwijfeld werd door den Hoogleeraar T h . v a n
S w i n d e r e n , Geslachtlijst van de familie van Swinderen. (Gron. 1850). 63.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
Dostları ilə paylaş: |