begrijpen, daar
deze partsoef stelt een pure biena voor, die niet voor zichzelf wenst te
ontvangen.
Op het licht
biena, dus
or chassadiem, is er geen
tsiemtsoem, daarom kan het licht afdalen
naar beneden, onder de
taboer. Nekoedot de Sa”G voelen zich goed in alle situaties, dus in
alle plaatsen in de geestelijke ruimten. De
biena is gekenmerkt door de keuzevrijheid, die
boven alle beperkingen staat. Naarmate een ziel eigenschappen van de
biena verkrijgt, wordt
zij steeds en steeds vrijer. De Sa”G wenst niets te ontvangen, zelfs niet de meest grote wens –
de
aviejoet dalet, daarom kon hij onder de
taboer van de Galgalta zonder beperkingen
afdalen. In de wereld Nekoediem daalt én
or biena, én
or A”B (chochma) af.
Hoe is het
mogelijk? Om de lagere
partsoefiem te corrigeren, kan de A”B afdalen onder de
taboer, en
dan gaat hij gelijkenis qua eigenschappen tonen met de lage
partsoefiem, hoewel hij een
geheel andere missie heeft. Naar alle
partsoefiem dient men te kijken als naar onthullingen
van de Schepper, die zich in verscheidene gewaden bekleedt, om op de zielen in te werken,
die na de zondenval van de
partsoef Adam verschijnen. De Schepper beperkt Zijn
uitwerkingen, om ieder anders te bejegenen met als doel hem tot Zich te doen naderen. Alle
werelden zijn geen scheppingen, maar bekledingen op de Schepper.
Zij zijn zodanig naar hun
kracht en de kwaliteit van de beperking, dat elke ziel ontvangt een strikt bepaald tintje, om
naar de Schepper te reiken, waarbij zij geen vrijheid van wilsuiting verliest, dus de
keuzemogelijkheid, één of andere illusie van haar keuze. Alle werelden en
partsoefiem zijn
levenloze objecten, “robotten”. Zij zijn in het geheel niet zelfstandig, en hebben geen
keuzevrijheid. Alleen de mens, dus een samensmelting der malchoet de malchoet, welke de
essentie is van de wens om te ontvangen, met de biena
met haar wens om te geven, is de
enige schepping. Gelijk alle overige werelden beschikt de A”K over vijf
partsoefiem. Deze
partsoefiem ontstaan als gevolg van één en hetzelfde proces - een verzwakking van de
masach en zijn stijgen. De hoge
partsoefiem: kether, chochma en
biena besturen de lagere.
Zijn zijn directe vertegenwoordigers van de Schepper, van Zijn wensen om het
Scheppingsdoel te vervullen.
Kether (bchienat sjoresj) – dat is de gedachte van de Schepper zelf om de scheppingen te
creëren ten behoeve van hun genieting.
Chochma (
bchienat alef) – dat is datgene, waarmee de Schepper de scheppingen wenst te
vergenoegen. Dat is én het vat én het licht chochma erin tegelijkertijd.
Biena (
bchienat beth) – dat is de eigenschap van de Schepper zelf, dus de wens om niets te
ontvangen. Alle drie bovenste sfirot zijn de eigenschappen van de Schepper, waarmee Hij de
schepping schiep en plaatste er twee tegengestelde wensen in: aan de ene kant – om zich te
vergenoegen, aan de andere kant – om te geven. Deze dualiteit
komt volkomen tot zijn
verwezenlijking in de
bchiena dalet.
Z”A (giemel) en
Malchoet (dalet) zijn al niet meer de eigenschappen van de Schepper, maar
de gevolgen van deze eigenschappen, dus hun realisatie.
In verschillende werelden heten deze eigenschappen van de Schepper anders. In de wereld
Nekoediem is dat
Kether, Abba ve Iema. In de wereld Atsieloet heten zij
Atiek, Ariech Anpien,
Abba ve Iema. De benamingen zijn anders, maar de betekenis is dezelfde. Vijf stadia zijn
verplichtend op de gehele weg van het ontstaan der schepping. Belangrijk is het eindresultaat:
hoe de
bchiena dalet tot zijn volmaaktheid komt. Hoe kan men elke van de vijf
eigenschappen, die op zijn beurt, ook uit vijf bestaat tot zijn volmaaktheid verheffen?
99
Voorelke eigenschap van de ziel bestaat zijn bepaalde kracht, die dit deeltje omhoog trekt,
corrigeert en tot de gehele volmaaktheid brengt. Wij zullen straks beginnen de wereld
Nekoediem te bestuderen, die verscheen en brak opdat elk zo’n “bedorven”
scherfje licht met
een scherf der ziel gelijkenis zou vertonen, dus met hem zou overeenkomen om ermee
gemeenschappelijke aanrakingspunten te vinden voor zijn toekomstige correctie.
59)De wisselwerking van eigenschappen van malchoet en de biena in de partsoef Sa”G riep
de
tsiemtsoem beth in de werelden onder hem op, dat gekenmerkt werd door het verschijnen
van een nieuw einde op het ontvangen van het hoge licht op de plaats van de
biena. En de
malchoet, die de verspreiding van het licht in het einde van de Galgalta, dus in zijn voeten,
beperkte (terwijl zij stond iets hoger dan het punt van Deze wereld – vert.), steeg in de biena
en beperkte de verspreiding van het licht tot de bovenste helft van de
biena de goef, welke
tieferet heet.
Chessed, gvoera en
tieferet overeenkomen in feite met
kether, chochma en
biena de goef. Het
blijkt dus, dat
biena de goef is
tieferet. De malchoet, die in
pe de rosj was, steeg in
niekvej
ejnajem (
let. oogholtes – vert.) dus op de lijn, die de gevende vaten (G”E)
van de vaten van
ontvangst (
AChAP) van de
biena de rosj scheidt, en maakte daar een
zievoeg, die nodig was
voor het voortbrengen van de
partsoef M”A van de wereld A”K. Deze partsoef heet wereld
Nekoediem (ofwel onderste M”A).
De partsoef Sa”G heeft
resjiemot giemel (3) de
hietlabsjoet en
beth (2) de
aviejoet. Dat
betekent, dat de Sa”G in principe een partsoef van
biena is, die in zichzelf
or chassadiem
heeft (dat bepaalt de basisresjiemo
beth de aviejoet). Echter, de Sa”G heeft tevens de
hietlabsjoet giemel, dus een herinnering aan de voorafgaande toestand (aan de
partsoef A”B,
dus aan de
partsoef chochma). Daarom bevindt zich binnen de
partsoef Sa”G een weinig
straling van het licht chochma. Zolang deze straling van het
licht chochma zich binnen de
Sa”G bevindt, kan hij niet onder de taboer afdalen. Eigenlijk nog vóór het begin van het
stijgen van het scherm heeft de Sa”G enige eigenschappen van de
partsoef Chochma -
Chochma be kieroev. Als gevolg van het stijgen van het scherm en het uitstoten van het licht,
dat door onderlinge stoten van
or pniemi en
or makief veroorzaakt was, vinden in de Sa”G
radicale veranderingen plaats. Zoals reeds gezegd is, elke stijging van het scherm van een
traptrede op een traptrede, wordt begeleid door tussentijdse zievoegiem dehakaa, die leidt tot
de voortbrenging van tussentijdse partsoefiem, welke heten
nekoedot (in het gegeven geval
Nekoedot de Sa”G). Zo zien wij, dat reeds de eerste stijging van het scherm (vanaf de
malchoet de Sa”G in de Z”A de Sa”G) die tot
het uitstoten van het licht jechieda de biena
leidt, veroorzaakt, natuurlijk, ook de uitstorting van het schijnen van het licht
chochma, welke
uitstorting werd opgewekt door de aanwezigheid in de Sa”G van de
resjiemo de hietlabsjoet
giemel.
Als gevolg daarvan,
chochma be kieroev verdwijnt en de Sa”G verandert zich in de partsoef
van een zuivere biena met
beth de aviejoet en
beth de hietlabsjoet. Beth de hietlabsjoet en
beth de aviejoet, dus de zuivere biena kunnen wel onder de taboer afdalen. Daarom dalen de
Nekoedot de Sa”G ongehinderd onder de taboer af. In het algemeen vindt een proces van het
overgaan van de
partsoef Sa”G (
giemel/beth) tot M”A (
beth/alef). Dus, de Nekoedot de Sa”G
met de
resjiemot beth/beth is een tussentijdse partsoef. De biena,
zoals alle sfirot, bestaat zelf
uit vijf:
kether, chochma, biena, Z”A en
malchoet. Z”A stelt een overgangsstadium voor
tussen de hoge drie sfirot en het vat van ontvangst, dus de malchoet. Dat is de
gemeenschappelijke overkoepelende eigenschap zowel de eigenschappen van de Schepper,
als die van de malchoet. De Z”A verbindt hen, a.h.w., met elkaar en daarom bestaat zij uit zes
sfirot:
chessed – dat is een gelijkenis van
kether, gvoera gelijkt op
chochma,
tieferet gelijkt op
100