Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865 bron



Yüklə 3,07 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə28/166
tarix23.11.2017
ölçüsü3,07 Mb.
#12140
1   ...   24   25   26   27   28   29   30   31   ...   166

39

de aardigheden en verrassingen van de vertooningen tusschen de banketten, en de

Fransche liedjes bewaard heeft, is 

DE ROOVERE

 uitvoeriger in de toepasselijke tafreelen

door de neeringen der Bruggenaren getimmerd en geschilderd op den weg van de

Kruispoort naar het Hof, waar de stoet langs trok op den dag der plechtige Intrede;

zoo vult hij b.V

. DE LA MARCHE

 geheel aan, als deze slechts deux van die vertooningen

noemt, al staat er ook dix te lezen.

Deze tafreelen zijn nu, wel is waar, ook door D

ESPARS

 beschreven, maar veel



beknopter, terwijl wij bij hem niets vinden van de schitterende kleeding der vreemde

kooplieden, die in grooten getale en buitengewone pracht in den stoet medegingen.

Kortom, deze beschrijving van den ooggetuige levert vele bijzonderheden ter

aanvulling van de reeds bekenden, en bevat vele bijdragen tot eene nauwkeuriger

kennis der zeden en gewoonten van die jaren, vooral met betrekking tot handel en

nijverheid, spel en maatschappelijk verkeer.

Eene behoorlijke vergelijking van de Latijnsche en Fransche beschrijving met die

van D


ESPARS

 en van 


DE ROOVERE

 kan ik met nadruk aanbevelen aan ieder, die met

de taal der Nederlanders uit die dagen behoorlijk vertrouwd is.

Men zou de vraag kunnen opwerpen, hoe of dit Handschrift te Haarlem is gekomen;

en van zelf doet zich een gissing voor: dat namelijk de requestmeester P

HILIPS


WIELANDT

 en de procureur-generaal bij den Grooten Raad van Mechelen, J

. ROUSSEL

,

door den Graaf in 1501 naar Haarlem gezonden om de stedelijke financiën te regelen,



dit boek zouden hebben medegebracht. Men zie de bij-

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


40

drage over die zending door Prof. 

DE WAL

 geleverd in de Handelingen van de



Maatschappij voor 1856, bl. 76 vlg. Ik geloof evenwel, dat deze gissing wat gewaagd

is, te meer daar het nu is gebleken, dat de beschrijving van den Intocht van 1515

vooraan in denzelfden band gebonden is geweest, en dat stuk kan bezwaarlijk in

1501 reeds naar Haarlem zijn gebracht.



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


41

IV. De Leidsche medicinae doctor C

ONRADUS ZUMBAG DE KOESVELT,

DOOR

 Mr. J

.T. BODEL NIJENHUIS

.

Wijlen Mr. W

.J.C. VAN HASSELT

, de Amsterdamsche Raadsheer, opperde bij zekere

gelegenheid in 1838 de vraag: wie en wat 

DE KOESVELT

 (sic) was. Zoo noemde men

hem eigenlijk niet. Uit oude koopmansboeken weet ik, dat men hem steeds bij zijn

eersten naam noemde. V

AN HASSELT

 was namelijk destijds ijverig werkzaam om de

zaak der droogmaking van het Haarlemmermeer voor te bereiden door het doen

herdrukken van een en ander werk, in de 17

e

 en 18



e

 eeuw over deze zaak in Holland

geschreven. Het laatste, dat hij op nieuw ofschoon omgewerkt uitgaf, was een geschrift

van Dr. C

. ZUMBAG DE KOESVELT

, het Ontwerp om tot die droogmaking zonder

voorafgaande bedijking over te gaan; een ontwerp in den jare 1742 door genoemden

Dr. Z


UMBAG

 met eene kaart in het licht gezonden, en in 1743 herdrukt. In het

voorbericht meldt 

VAN HASSELT

 (blz. II.) het een en ander over den persoon van

dezen Leidenaar; wat zich echter



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


42

bepaalt tot diens burgerlijke betrekking en het lidmaatschap der Berlijnsche Societeit

(of Academie) van Wetenschappen; als ook tot 's mans verzekering dat hij zich in

de Wiskunde van jongs af geoefend had. Meer, zegt 

VAN HASSELT

, is mij van den

man en zijne werken niet bekend.

Door mijne inwoning te dezer stede mogt het mij gebeuren nog verscheiden zaken

over Dr. Z

UMBAG


 op te delven; zaken, die ik ook gedeeltelijk mijnen vriend 

VAN


HASSELT

 mededeelde, doch tot wier bekendmaking aan het publiek hem of de tijd

of de gelegenheid, helaas, ontbroken heeft. Want hij is op het tooneel der wereld niet

meer. - Wij zijn nu ruim 25 jaren verder dan in 1838. Ik wenschte wat mij sinds nog

bekend werd, mijnen letterkundigen landgenooten niet te onthouden en geef daartoe

de bijeengebragte feiten naar tijdsorde voor den voet op.

C

OENRAAD ZUMBAG



 of Z

UMBACH DE KOESFELT

 - beide spellingen komen voor - had

tot vader een' man, die in velerlei vakken zich geoefend had, waarin ook de zoon

later zich verdiepte. L

OTHARIUS ZUMBACH DE KOESFELD

, de vader, was geboren te

Trier, den 27 Augustus 1661, en wel uit C

ARL ZUMBACH

, kapitein in keizerlijke

dienst, zoon van B

APT. JOH. ZUMBACH

, weleer oberpostmeister te Keulen. - Die

geboorteplaats staat op L

OTHARIUS'

 dissertatie niet uitgedrukt, maar wel: L.Z.,



Condictus K

OESFELD


Condictus zal hier moeten beteekenen bijgenaamd. Misschien

dat zijne familie van Coesfelt in 't Munstersche afstamde, ofschoon noch vader noch

grootvader dien voerden. - Hij werd op eene Jesuïtenschool zijner geboorteplaats

opgevoed en had zich zoo dáár als te Keulen in Wijsbe-



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


Yüklə 3,07 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   24   25   26   27   28   29   30   31   ...   166




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə