al
is het maar een beetje, te lijken. Nu, na onder de
taboer van de Galgalta geweldig grote
wensen te zijn tegengekomen, dient de biena (
Nekoedot de Sa”G) zich aan hen te
onderwerpen en hen een weinig
or chochma, dat zij zelf gedwongen wordt om van boven te
verzoeken, door te geven.
Zulke grote opnieuw verkregen wensen (
dalet/giemel) zijn onmetelijk groter, dan de
schermkracht van
Nekoedot de Sa”G. Daarom bestaat een gevaar, dat
Nekoedot de Sa”G nu
zullen wensen het licht omwille van eigen genieting te ontvangen, en niet omwille van de
Schepper. Om dat te voorkomen, stijgt de Malchoet van de Oneindige wereld (die te zijner
tijd een beslissing over de Ts”A nam) van het einde der
partsoef Galgalta,
waar zij zich tot nu
toe bevond, in het midden van de tieferet van de
partsoef Nekoedot de Sa”G, waardoor zij de
vaten van ontvangst (het onderste deel van de tieferet, netsach, hod, jessod en malchoet)
afsluit en beperkt daardoor hun gebruikt. Waarom juist deze
sfirot? De hogere sfirot:
kether,
chochma, biena, chessed, gvoera en het hogere deel van de
tieferet zijn naar hun aard gevende
vaten, daarom juist namen zij de wensen NeHJ”M van de Galgalta (
dalet/giemel) niet over.
Alleen TaNeHJ”M van de
Nekoedot de Sa”G (“Te-“ staat voor afk. van
tieferet en de gehele
afgekorte samenstelling wordt uitgesproken als [tanehiem] – vert.) namen deze wensen op,
omdat zij zelf gelijksoortige vaten zijn, die echter een veel lagere
aviejoet hebben. Laten wij
ons in herinneren brengen, dat NeHJ”M van de Galgalta hebben de
resjiemot dalet/giemel,
maar
Nekoedot de Sa”G – dat is de overgang van
resjiemot beth/beth tot
beth/alef. Het hoge
licht
kan doorlopen via de Galgalta, A”B, Sa”G, afdalen onder de taboer en doorlopen via
kether, chochma, biena, chessed, gvoera en de helft van de
tieferet, dus komen tot de
malchoet, welke staat nu in het midden van de
tieferet. Onder de malchoet echter het licht kan
niet afdalen, omdat daar bevinden zich egoïstische wensen, welke in een absolute leegte en
duisternis zijn overgebleven. Dus, de malchoet verdeelde
Nekoedot de Sa”G in gevende
vaten, die zich boven haar bevinden, en in vaten van ontvangst, welke zijn onder haar. De lijn,
die ze scheidt heet “
parsa”. Boven haar kan elk willekeurig licht zijn met inbegrip van
or
chochma, omdat daar bevinden zich gevende vaten, of G”E. Dat is de plaats waar in het
vervolg de wereld Atsieloet zal ontstaan. De de wereld Atsieloet is absoluut altruïstisch en zal
de
gehele schepping besturen, zal de werelden BieJ”A,
partsoef Adam haRiesjon
voortbrengen, zal bijdragen aan zijn “zondeval” en aan het verbrokkelen van hem in 600
duizend zielen. In het vervolg zal dezelfde wereld Atsieloet beginnen te corrigeren alle
verbrokkelde vaten, hen omhoog te brengen tot aan de eindcorrectie toe (
Gmar Tiekoen)
gedurende 6000 jaren-traptreden.
Het tweede helft van de
tieferet, dat onder de parsa zich bevindt, dus
Za”T de biena, heeft
toch eigenschappen van de biena, daarom in het vervolg vormt zich op haar plaats de wereld
Brieja (
biena). Onder haar, op de plaats
netsach, hod, jessod, zal de wereld
Jetsiera ontstaan,
en op de plaats van de malchoet – de wereld
Asieja. Zo is het algemene schema van de
vorming der werelden. En voorlopig verscheen bij ons het begrip “plaats”, welke met onze
fysieke, alledaagse definitie van het begrip plaats niets te maken heeft. De plaats noemt men
de
sfirot Nekoedot de Sa”G, die zich vanaf de
taboer tot
siejoem de Galgalta bevinden en
welke
door de parsa gescheiden zijn in de plaats van de wereld Atsieloet en de plaats van de
werelden BieJ”A. Men dient nog te noemen zo’n eigenschappen van de toekomstige werelden
als stijging en afdaling. Daarbij verdient het te vermelden, dat hun plaats kan stijgen of
afdalen samen met hen, maar kan ook op zijn plaats blijven. De werelden stijgen of afdalen
altijd samen met de zielen.
66)De verdeling van de
partsoef Nekoedot de Sa”G vond plaats reeds tijdens de Ts”B
(stijging van de malchoet in de biena), dus nog vóór de stijging van Ma”N en een
zievoeg,
112
welke zal plaatsvinden in
niekvej ejnajem van het hoofd Sa”G. Deze verdeling deed zich voor
als volgt:
kether, chochma, biena, chessed, gvoera en het bovenste derde deel van de
tieferet
tot haar
chaze – dat is alleemaal de plaats van de wereld Atsieloet. De twee derden van de
tieferet vanaf de
chaze en eronder tot het einde van de
tieferet – dat is de plaats van de wereld
Brieja. Netsach,
hod, jessod – dat is de plaats van de wereld
Jetsiera. En de malchoet –
dat is
de plaats van de wereld
Asieja.
67)De plaats van de wereld Atsieloet – dat is de plaats, welke bestemd is ter verspreiding van
het hoge licht van boven en tot de
tieferet, waar de
partsoef beëindigt, dus de plaats van het
stijgen van de beperkende
malchoet in de
biena, waaronder het licht kan niet doorkomen.
Dus, de plaats van de wereld Atsieloet eindigt in de
chaze, dus op de grens tussen het
bovenste derde van de
tieferet en haar onderste twee derden. Nieuwe beperking heet
parsa,
die zich onder de wereld Atsieloet bevindt. Onder de
parsa is de plaats verdeeld in drie delen,
hoewel het had zich moeten verdelen slechts in twee:
Zo”N de goef (Z”A en
noekva) of te
wel NeHJ”M. Want nadat de nieuwe
siejoem deed zich in
biena de goef voor,
of te wel in de
tieferet, onder haar bevindt zich alleen de Zo”N. Echter, ook de twee derden van de
tieferet
kwamen eveneens onder de
parsa uit. Het gaat erom, dat
biena de goef (
tieferet) bestaat op
haar beurt uit haar eigen tien
sfirot KaCha”B en
Zo”N, en aangezien deze
Zo”N de biena zijn
de wortel van
Zo”N de goef, beschikken
Zo”N de biena al over de eigenschappen, die
vergelijkbaar zijn met de eigenschappen van de Zo”N.
Dat betekent, dat zij al de wens om te ontvangen hebben, maar niet voor zichzelf,
doch om het
licht naar beneden, in de Zo”N door te gegeven.
Daarom bevinden
Zo”N de biena zich onder de
parsa samen met Zo”N de
goef. Om die reden
verdeelde zich (verbrokkelde zich) de sfirat
tieferet (in de Hebreeuwse samenstellingen,
waartussen men inhoudelijk als herkenningsfactor een denkbeeldig Nederlands voorzetsel van
bezit “van” zou kunnen inlassen, in ons voorbeeld “sfira van
tieferet”, krijgt het eerste woord,
dat tot het Hebreeuwse vrouwelijke geslacht behoort en een eenkelvoudig is, een toegevoegde
letter “t” achter: sfira wordt sfira
t – vert.) over de gehele breedte in de
chaze van de partsoef.
Dat komt, omdat daar staat in de biena gestegen malchoet en brengt naar buiten (onder de
parsa) ook
Zo”N de biena, die overeenkomen met de twee derden van de
tieferet vanaf
chaze
en eronder. Zo vormde zich een verschil
tussen het hogere deel van de tieferet (dat zich boven
de
parsa bevindt en behoort uitsluitend tot de
biena) en de onderste deel van de
tieferet, dus
Zo”N dat zich onder de
parsa bevindt, doch niet volgens haar wil, maar omdat zij de wortel
voor de echte Zo”N is, en in het vervolg zal zij hen licht dienen te geven. En er is geen grote
schade aan haar, daar zij niet zelfstandig uikwam. Maar toch scheidde zij zich van NeHJ”M
(dat eigenlijk Zo”N zijn), die onder haar liggen, waarbij zij een zelfstandige wereld
Brieja
vormde.
68)Zo”N de goef verdeelden zich eveneens in twee delen: Z”A (NeH”J –
netsach, hod en
jessod – wordt uitgesproken als[nehie] – vert.) is tot de wereld Jetsiera geworden, en de
malchoet, of te wel,
noekva, die meer kwetsbaar is, vormde de wereld Asieja onder de wereld
Jetsiera.
En zo verhelderden wij ons, hoe als gevolg van de Ts”B verdeelde zich de partsoef
Nekoedot de Sa”G en een plaats werd gevormd voor de vier werelden:
Atsieloet, Brieja,
Jetsiera en
Asieja. Kether, chochma, biena, chessed, gvoera,
tieferet tot de
chaze vormden de
plaats voor de wereld Atsieloet. De twee derden van de
tieferet van de
chaze en tot het einde
van de
tieferet, vormden de plaats voor de wereld Brieja.
Netsach, hod, jessod bereidden de
plaats voor de wereld Jetsiera. En de malchoet schiep de plaats voor de wereld Asieja. De
gezamenlijke plaats voor alle werelden begint vanaf het punt van de
taboer van de wereld
113