Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865 bron



Yüklə 3,07 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə151/166
tarix23.11.2017
ölçüsü3,07 Mb.
#12140
1   ...   147   148   149   150   151   152   153   154   ...   166

170

akademietijd van bijna, tien jaren, met eene beleerde verhandeling als aanbeveling

de maatschappij in; doch voor dat hij zich vestigde, ondernam hij eene groote reis

naar Italië, Sicilië en Griekenland, die nog tot Egypte, Syrië, Palestina en Turkije

zoude zijn uitgestrekt geworden, zoo niet ongunstige berigten omtrent den

gezondheidstoestand zijner eenige overgeblevene zuster, mevrouw 

DE PUISEAU

, hem


genoopt hadden terug te keeren

1

, Ruimschoots genoot hij nu al wat natuur, kunst en



wetenschap voor ieder, die een open oog en oor heeft voor het goede, schoone en

edele, op den klassieken bodem aanbieden; hij bezocht gebouwen, kunstverzamelingen

en overblijfselen der grijze oudheid; maakte persoonlijk kennis met onderscheidene

Italiaansche geleerden, wier geschriften hem ten deele reeds bij het bewerken zijner

dissertatie bekend waren geworden, als S

CLOPIS, BAUDI DI VESME, SPIRITOFOSSATI

,

den geleerden taalkenner M



EZZOFANTI

 en anderen; woonde te Turijn eene zitting

der Akademie bij, waartoe hij als ‘celebre jurisconsulto Ollandese’ uitgenoodigd

was; en was nog in de gelegenheid zijne geleerde vrienden een dienst te bewijzen

door het schiften en catalogiseren van onderscheidene stukken, onze Oost-Indische

bezittingen betreffende, welke door den graaf 

DI VIDUA

 waren verzameld, en zich

op de bibliotheek der Academie des Sciences te Turijn bevonden

2

. Vooral te Rome



hield hij zich geruimen tijd op, en had daar zijn verblijf in het Hotel van

T

HORWALDSEN



 op den Monte Pincio. ‘Ik bleef’, schrijft hij, ‘dit is niet te ontkennen,

overal langer, dan ik bepaald had, en in Rome werden het zoo vele maanden, als ik

aan weken gedacht had. Dit echter berouwt mij niet, en zal mij nooit be-

1

Zie Brieven uit Moréa, bl. 46.



2

Een verslag hiervan komt voor in den Konst- en Letterbode 1842, n

o

. 35: Stukken betrekkelijk



onze Oost-Indische bezittingen, berustende op de bibliotheek te Turijn.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


171

rouwen. Planmatige striktheid in den tijd is hoogst nadeelig, en vlugtig reizen, of,

zoo als velen wel eens doen, vliegen is dwaas, vooral, wanneer het ons eenigzins

ernst is, met eenig nut en voordeel het land en het volk meer van nabij te leeren

kennen

1

.’ ‘Een Duitscher’ zoo schrijft hij elders, ‘met wien ik voor een gedeelte



gereisd had, vertrok binnen de 30 uren na zijne aankomst, waarvan hij nog een goed

deel ook aan den slaap en het diner gewijd had, en verklaarde toch Genua zoo goed

gezien te hebben, als iemand ter wereld

2

.’ Zoo reisde A



NDREAE

 niet, hij wilde zien

en naauwkeurig zien, hij wilde zijne kennis uitbreiden, hij wilde voor zijn eigen

vorming voordeel doen; daarom was het dan ook niet alleen natuurschoon en

kunstvoortbrengselen, waaraan hij zijne aandacht schonk, ook het volk, zijn leven,

zijn zedelijke en maatschappelijke toestand werd naauwkeurig door hem

waargenomen; te Athene vooral was de markt, waar hij het volk chez soi kon zien,

de plaats die gaarne en dikwijls door hem bezocht werd

3

. Het eerste gedeelte zijner



reis deed hij alleen; Griekenland doorkruiste hij in gezelschap van den schilder

E

ICHHORN



, met wen hij kennis had gemaakt.

In het vaderland teruggekeerd gaf hij in 1843 als eerste vrucht zijner reis een werk

uit, getiteld: Eenige Brieven uit Moréa en Athene; hij geeft daarin een zeer boeijend

verhaal van zijn tocht door Griekenland, van zijne soms avontuurlijke

reisontmoetingen en van al het merkwaardige en schoone, dat hij daar gezien had,

en behandelt in de zes laatste brieven den toenmaligen zedelijken en

maatschappelijken toestand van het Grieksche volk. Bij de mindere bekendheid, die

er over 't algemeen bestaat, met den toestand van dit merkwaardige land, zijn deze

brieven zeer lezens-

1

Brieven uit Moréa, bl. 177.

2

Herinneringen aan Italië, bl. 40.

3

Brieven uit Moréa, bl. 59.



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


172

waardig. Van het verslag der stukken op de Turijnsche bibliotheek maakte ik reeds

melding; eene andere ontdekking, ook niet zonder belang voor de vaderlandsche

wetenschap, werd eveneens in den Konst- en Letterbode medegedeeld

1

; het was eene



aanteekening in het Chronicon Sublacense, dat hij in de kloosterbibliotheek te Subiaco

gevonden had, betrekkelijk de uitvinding der boekdrukkunst. In 1847 leverde hij in

het Letterlievend Maandschrift

2

 een stukje getiteld: Een bezoek te Pompeji,



Reisfragment, later grootendeels gelijkluidend opgenomen in zijne straks te vermelden

Herinneringen aan Italië

3

, en in 1848 gaf hij in hetzelfde tijdschrift



4

Herinneringen



aan Sicilië, waarin hij, de oorzaken nagaat van het diep verval der Siciliaansche

bevolking. Eindelijk in 1856 verschenen zijne reeds genoemde Herinneringen aan



Italië, een meer uitvoerig werk, waarin hij even als in zijne Brieven uit Moréa, een

geregeld verhaal geeft van zijne geheele reis door dat land.

Na zijne terugkomst vestigde A

NDREAE


 zich als advokaat te Leeuwarden, waar

hij den 10 Mei 1843 zich in den echt verbond met mejufvrouw B

AUKJE BOLMAN

,

tweede dochter van den toenmaligen wethouder van Leeuwarden H



AJONIDES BOLMAN

.

‘De invloed eener zachte vrouw’ schreef hij eens, ‘op het karakter van den man is



ongetwijfeld groot: het oog eener vrouw, waarin men deelneming lezen kan, vertroost,

geeft moed en kracht. Vandaar dat ik dikwijls medelijden heb met oude célibataires,

die dikwijls in vroegere jaren even veel behoefte hadden eene vrouw tot gezellin

hunnes levens te hebben, als zij nu schijnen koud en voor dien zuiveren indruk

ongevoelig te zijn. 't Is waar, zij suk-

1

Konst- en Letterbode 1842 n

o

. 1. Boekdrukkunst. Zie ook Herinneringen aan Italië, bl. 101.



2

Alg. Letterlievend Maandschrift 1847, n

o

. 7.



3

Ald. bl. 198-215.

4

Alg. Letterl. Maandschrift. 1848, n

o

. 11.



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


Yüklə 3,07 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   147   148   149   150   151   152   153   154   ...   166




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə