25
Vs. 2391-2410 leest men:
Die ridders waren beide goede,
dapper, stare, stout van moede,
elc den andren oec ontsach.
F
ERGUUT
liet lopen enen slach;
op den helm hi den ridder sloech,
met sinen swerde hi afdroech
half den helm ende tbeckeneel,
van sinen scilde een groet deel;
en hadde dat swert niet ute gedregen,
hi hadden mits in tween geslegen.
F
ERGUUT
versachne ende heft gesproken:
ridder gi hebt u wel gewroken
dat ic mesvoerde uwen naene.
U lief staet ghinder in die mane,
sidi moenc of wildi die crune,
ghi dunct mi staende alse Fortune,
die voren es ru ende achter bloet.
Ridder, het dunct mi onrecht groet,
ghi sout met rechte sijn calu voren,
ende ghi hebt uwen croec verloren.
Zal de bijtende spot van F
ERGUUT
in de laatste tien regels een goeden zin opleveren,
dan moet in de eerste tien eene uitdrukking voorkomen, die aantoont, dat aan zijne
tegenpartij een gedeelte van het achterhaar is afgehakt.
Vergelijken wij nu deze plaats met vs. 4784 v.
hi, die was van fellen spele,
doresloech hem helm ende beckeneel
ende van den hoefde een groet morseel.
F
ERGUUT
was te meskieve,
hi sprac enz.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
26
De middeleeuwsche ridders waren wel geen wittebroodskinderen, maar zij waren
toch ook niet zoo gehard, dat hij, aan wien een groot gedeelte van het hoofd is
afgeslagen, met zijn tegenpartij een gesprek begint en daarna den strijd voortzet en
de overwinning behaalt. Op deze plaats is dus het zelfde op te merken als op de
eerste. Ginds schuilt de fout in het woord scild, hier in het woord hoefde. Wat moet
er staan? De zin eischt een woord, dat hoofdhaar beteekent.
Is er zulk een woord? Volgens Prof.
DE VRIES
, ja, het woord schoft. Bij onze oude
schrijvers komt het niet voor, wel in het Gothisch. U
LFILAS
vertaalt L
UCAS
vii: 38
μ , jah skufta haubidis seinis bisvarb, zie verder Joh.
XI
: 2;
XII
: 3. In het Oud-Duitsch even zoo. G
RAFF
, Althochd, Sprachschatz
VI
. 461, geeft
op: Scuft, Schopf, goth. skufts, caesaries. K
ILIAEN
kent nog ‘schof vetus. Fascis,
congeries rerum colligatarum.’ Ook in het tegenwoordige Hoogduitsch beteekent
‘Schopf’ zoo wel ‘der Kopf’ als ‘ein Büschel mehrerer gleichartiger Dinge’, zie T
H.
HEINSIUS
, Volkthümliches Wörterbuch der Deutschen Sprache
IV
. 337.
Uit een en ander meen ik te mogen opmaken, dat ook in het Middelnederlandsch
het woord schoft in den zin van hoofdhaar bestaan heeft. Daar ik echter bij geen
onzer oude schrijvers eenig spoor van dit woord heb kunnen ontdekken, durf ik in
dezen niet beslissen en geef deze meening alleen als gissing.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
27
II. Proeve van een studie over de natuur
DER
verschillende
spraakgeluiden
DOOR
Prof. T
. ROORDA
.
D e n a t u u r d e r v e r s c h i l l e n d e s p r a a k g e l u i d e n moet gegrond zijn op
een genoegzame physiologische kennis van het spraakorgaan, en een naauwkeurige
w a a r n e m i n g en p r o e f n e m i n g van de w i j z e , w a a r o p ieder spraakgeluid
door middel van dat spraakorgaan wordt g e v o r m d . De kennis van de
klankverwisselingen in de uitspraak van de verschillende talen en tongvallen kan
daarbij ook van nut zijn, daar zulk een verwisseling van twee verschillende klanken
natuurlijk eenige overeenkomst in de wijze, waarop zij gevormd worden,
o n d e r s t e l l e n doct. Doch op zulk een o n d e r s t e l l i n g mag men zich niet
verlaten: want ook zulke letters worden met elkander verwisseld, die in de wijze
waarop zij
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
28
gevormd worden, niets met elkander gemeen hebben, zooals de lip-letter p met de
g e h e m e l t e -letter k, en de t a n d spiritus s met de t o n g triller r. Zulk een
verwisseling moet een andere oorzaak hebben, en vereischt een bijzondere verklaring.
Dat bij voorbeeld de Lacaedemoniërs en andere Aeolische en Dorische Grieken in
plaats van een s aan het einde van een woord gaarne een r uitspraken, en zoo
zeiden in plaats van dat is daaruit te verklaren, dat zij veelal in plaats van de
t a n d spiritus s de k e e lspiritus h, en dus bij voorbeeld als uitspraken. Zoo zei
men dan ook h i p p ò h in plaats van h i p p o s : maar, daar een h zich aan het einde
van een woord zoo moeilijk laat uitspreken, zoo sprak men er een zoogenaamde
g e b r a a u w d e r, de of rh, voor uit, en zeide h i p p o r h . - De verwisseling van
de r en s in het Latijn in honos en honor is iets anders: honos is voor honors, zooals
pes voor peds, en de s is de uitgang van den Nominatief. - Dat de Javanen zoo dikwijls
een k voor een p uitspreken, zoodat zij bij voorbeeld K s t o l voor het Hollandsche
pistool zeggen, dat, weten wij, komt van hun sirih-kaauwen, omdat zij met een
sirih-pruim tusschen de lippen geen p kunnen uitspreken: maar, waarom de Aeoliërs
en Ioniërs in de vraagwoorden de k voor de p gebruikten, en bij voorbeeld zeiden
in plaats van ; dat zullen wij nu moeilijk kunnen verklaren.
Het eerste onderscheid, dat wij tusschen de verschillende spraakgeluiden opmerken,
is het welbekende onderscheid tusschen vocalen en consonanten. In deze Latijnsche
benamingen wordt onderscheid gemaakt tusschen vox, dat is s t e m of s t e m g e l u i d ,
en sonus, dat is k l a n k of g e l u i d in het algemeen: doch op dit onderscheid be-
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
Dostları ilə paylaş: |