zelfs indien in de 3 eerste partsoefiem van de wereld Atsieloet wel Ga”R
in hun hoofden is,
toch onder pe spreidt het licht zich niet uit, en al hun goefiem bevinden zich in de toestand
Va”K zonder hoofd. Dezelfde toestand bestaat evneens in de werelden BieJ”A. En zelfs in de
partsoefiem van de wereld A”K ten opzicht van het omringende licht, dus or makief, wordt
geacht, dat ook bij hen ontbreekt Ga”R.
De Ga”R – dat is rosj en echt licht chochma, en Va”K – dat is licht chassadiem met een
deeltje van licht chochma. Wat gebeurt er nou in de wereld Atsieloet? Laten wij beginnen
onze uiteenzetting uit de verte, van de Galgalta. De Galgalta ontvangt licht uit de Oneindige
wereld. Wij weten, dat er een omgekeerde onderlinge afhankelijkheid tussen lichten en vaten
bestaat. Hoe grover is een vat, des met een groter scherm hij kan werken, dus des te groter
licht hij kan ontvangen. En omgekeerd,
hoe minder is een vat, des te kleiner is zijn scherm en
des te minder licht hij zal ontvangen. Alles hangt van datgene af, in hoeverre de meest lage
geestelijke objecten, dus zielen, zullen kracht eisen ter correctie van hun egoïsme. Voordat de
lage zich niet gecorrigeerd hebben, bevindt zich in de Galgalta, de A”B en de Sa”G het meest
kleine licht. Aanvankelijk komt in het vat kether het licht nefesj binnen. Wanneer verschijnt
het vat chochma, dan komt in hem het licht nefesj over, en het licht roeach komt in de kether
binnen e.d., totdat het vat malchoet in actie wordt gebracht: dan komt in de kether het meest
grote licht binnen – jechieda. Wij zien, dat ter verkrijging van het
meest hoge licht dient het
meest egoïstische vat, dus de malchoet, bij het werk te worden betrokken en het scherm voor
zichzelf op te bouwen. En vóór de Gmar Tiekoen kan men überhaupt met de Malchoet van de
Oneindige wereld niet werken. De mens is niet in staat om haar tot de komst van de
Masjieach te corrigeren en het echte licht chochma in haar te ontvangen. Daarom is er geen
Ga”R, dus het echte licht chochma, in de partsoefiem Galgalta, A”B en Sa”G. Het zal
verschijnen slechts bij het in het gebruik nemen van de malchoet. Het breken van de vaten liet
zien, dat het onmogelijk is om met de vaten van ontvangst te werken, doch men kan ze
geleidelijk in de altruïstische vaten, dus ACha”P de alieja insluiten. Dit betekent, dat het licht
chochma nimmer in zijn volheid en volmaakheid in het vat binnen kan komen vóór de echte
correctie, dus vóór de Gmar Tiekoen. Zoals meer dan eens is gezegd, na de Ts”B
kan men
slechts met de gevende vaten werken, dus de G”E, die met het licht chassadiem worden
gevuld, alsmede met de vaten ACha”P, die niets ontvangen, doch slechts in G”E worden
ingesloten. Maar aangezien zij zijn toch egoïstisch, dan trekken zij automatisch, krachtens hun
natuur, het schijnen van chochma, dus er is Va”K de chochma in hen, of te wel Va”K zonder
rosj, maar geen Ga”R. Alle wetten van de wereld Atsieloet zijn zodanig gecreëerd, dat er geen
groot licht naar beneden wordt doorgelaten. In de hoofden van de wereld Atsieloet is licht
chochma aanwezig, doch slechts zijn klein deel naar beneden doorkomt. Indien in het hoofd
Ga”R aanwezig is, dan loopt in goefiem slechts Va”K van dit licht door. Het licht A”B-Sa”G
– dat is geen licht van genieting,
doch het licht, welk ter correctie van de vaten komt, dus ter
verlening van altruïstische intentie aan de wensen. Wij hebben geen zeggenschap over onze
wensen, - deze geeft ons de Schepper. Men kan hen slechts een altruïstische intentie geven. Ik
wens een kopje koffie te drinken. Deze wens kan ik niet veranderen. Maar het op te drinken
kan ik op verschillende manieren: hetzij omdat ik wens te genieten, hetzij omdat ik daardoor
een genieting aan de Schepper wens te verschaffen. Dit laatste vindt pas dan plaats, wanneer
ik Hem gewaarwordt en begrijp, dat Hij mij geeft, en daarom wens ik Hem een genieting
terug te bezorgen. Daarvoor is het nodig om de Gever te waarnemen. Juist om de wens te
corrigeren, om precies te zijn, hem een altruïstische intentie te verlenen, bestaat het
aankomende licht A”B-Sa”G. De Schepper wordt aan de mens
geopenbaard en hij begint de
grootheid ervan te waarnemen, en dan is de mens bereid om alles voor de Schepper te doen.
De belangrijkheid en de grootheid van het geestelijke, die boven onze genieting zijn, geven
ons de kracht om alles omwille van de Schepper te doen. Ook in onze wereld, wanneer wij
208
een grote, aanzienlijke mens zien, worden wij met genoegen het over eens om alles omwille
van hem te doen.
166)Er bestaan drie algemene stijgingen ter aanvulling van de werelden met drie niveaus:
nesjama, chaja en jechieda. En deze stijgingen hangen van het stijgen van Ma”N door lageren
af. De eerste stijging – dat is het stijgen van Ma”N door lageren op het niveau van de aviejoet
van de bchiena beth, wanneer ACha”P van de traptrede biena wordt gecorrigeerd, dus licht
nesjama, door het ontvangen van de aanvulling tot 10 sfirot naar het tweede type, dus met
behulp van het schijnen van sjoeroek. Dan schijnt de mochien tevens naar beneden, in de
Za”T en in goefiem, gelijk de partsoefiem A”K, waar alle traptreden van de 10
sfirot van
rosjiem overgaan en zich verspreiden ook in hun goefiem.
Alle werelden ABieJ”A gebruiken hun echte ACha”P niet. Desalniettemin, begint elke van
deze werelden het licht in zijn ACha”P te ontvangen en zich te vullen met al het licht, welk
voor de eindcorrectie nodig is, waardoor zijn meest grote toestand wordt bereikt. Hoe gebeurt
het? Aanvankelijk verkrijgen alle partsoefiem, in aanvulling op de G”E (de aviejoet sjoresj en
alef), nog ozen (de aviejoet beth). Er komt een kracht aan, die helpt om beth de aviejoet en het
licht nesjama te ontvangen. Maar aangezien niet de eigen ACha “P, doch de ACha”P de alieja
worden gebruikt, vindt daarbij ook nog het stijgen van de werelden één traptrede hoger plaats,
of te wel op 10 sfirot. Vervolgens de partsoefiem ontvangen het licht, welk helpt om giemel
de aviejoet,
dus chotem, en het licht chaja te ontvangen, dat overeenkomt met nog één stijging
van de werelden één traptrede hoger, of te wel op 10 sfirot. En uiteindelijk komt het licht aan,
welk de bchienat dalet corrigeert, dus pe, en het licht jechieda, dat gekenmerkt wordt door de
derde stijging van de werelden nog één traptrede hoger, of te wel 10 sfirot. Er zijn in totaal
drie stijgingen nodig, om alle noodzakelijke en ontbrekende lichten, t.w. nesjama, chaja en
jechieda, te ontvangen. Alle vijf partsoefiem van de wereld Atsieloet bekleden zich
overeenkomstig op vijf partsoefiem van de wereld A”K: elke partsoef van de wereld Atsieloet
bekleedt zich vanaf de taboer en eronder op een met hem overeenkomende hogere partsoef
van de wereld A”K. Het deel van de partsoef vanaf de taboer tot siejoem heet Va”K.
Bij zijn
eerste stijging wordt de partsoef van de toestand katnoet (nefesj-roeach, G”E) aangevuld met
het niveau nesjama, dus Sa”G. En dan bekleedt hij zich op het opgestelde tegenover dit niveau
overeenkomende gedeelte van de wereld A”K, vanaf de chaze tot de taboer, omdat daar
bevindt zich biena de goefa, dus de Sa”G van elke partsoef. Bij zijn tweede stijging bekleedt
elke partsoef zich op de met hem overeenkomende partsoef van de wereld A”K, vanaf pe tot
zijn chaze, dus op het niveau chochma, “chaja”, de A”B. Bij zijn derde stijging bekleedt elke
partsoef van de wereld Atsieloet zich op rosj van de met hem overeenkomende partsoef van
de wereld A”K en ontvangt mochien (licht) de jechieda. Elke partsoef dient zich te bekleden
op een plaats, waar schijnen resjiemot van een voorafgaande, verdwenen traptrede van een
goef van de Galgalta. Rosj de A”B dient zich te bekleden
niet op rosj van de Galgalta, doch
vanaf pe tot de chaze van de Galgalta. Immers zijn wortel is daar, waar het licht verdween,
juist daar dient het licht zich te verspreiden, dus in de chaze van de Galgalta, en niet in zijn
rosj. Rosj van de wereld Nekoediem IesjSoe”T bekleedt zich op de rosj van de Galgalta. De
Kether bekleedt zich op de A”B van de A”K, Abba ve Iema – op de Sa”G van de A”K. En
ieder ervan dient te vullen de partsoefiem in de A”K. In overeenkomst met het feit, dat in de
goefiem van de partsoefiem Ga”R van de wereld Atsieloet in “de matsav ha-kavoea” (de
uitgangstoestand) slechts het licht Va”K aanwezig is, zijn er slechts drie stijgingen van de
werelden ABieJ”A mogelijk. Wanneer lagere partsoefiem Ma”N stijgen, dus zij zeggen: “geef
ons kracht om de wensen te boven komen”, geef de eigenschappen van de biena, die zich in
de wereld Brieja bevindt, dan kan men van het licht “sjoeroek”, dus van het licht welk
209