(
Olam Haze). Waarom creëert de Schepper, die zich
op het hoge niveau bevindt, een
schepping uit een aan Hem tegengestelde egoïstische eigenschap; waarom zou Hij de
schepping volledig met het licht willen vullen; vervolgens weer van dat licht ontdoen en de
schepping uiteindelijk in een toestand van “Deze wereld” (
Olam Haze) neerzetten? Dit doet
Hij zo, omdat de schepping, die met het licht gevuld is, niet zelfstandig kan zijn en geheel
door dat licht onderdrukt wordt. Het licht legt de schepping (de wens om te genieten, de klie –
vert.) zijn condities op en brengt op de schepping zijn eigenschappen over. Om een
zelfstandige klie, die geheel van het licht onafhankelijk is, te creëren, dient het licht volledig
uit de klie te worden verwijderd. Er bestaat een eenvoudige stelregel:
de verspreiding van
het licht in de klie en de uitstoting van het licht maken de klie voor zijn functie geschikt.
Deze functie komt er op neer, dat de klie zich de mogelijkheid van het zich vullen met het
licht zelfstandig bewustmaakt en zelf ervoor kiest. Zo'n echte, zelfstandige klie kan alleen
verschijnen in onze wereld. Het neerdalen van het licht van boven naar beneden door alle
werelden heen tot in de mens in deze wereld, blijkt een voorbereidend stadium te zijn van de
vorming van een echte klie. In elk stadium bepaalt alleen het licht alle vormen, stadia en het
karakter van de klie. Zodra de klie zich echter volledig van het licht vrijmaakt, wordt hij
volkomen zelfstandig en kan hij allerlei verschillende beslissingen nemen. Elke ziel (dat is
een andere naam voor een klie – vert.), die van boven naar benedenuit een bepaald geestelijk
niveau neer daalt, wordt als een deel van de Schepper beschouwd
en is met Zijn licht gevuld
totdatzij in de wensen (lichaam) van de mens in onze wereld ingebed wordt en hij eraan
begint te werken. Pas nadat een ziel in onze wereld afdaalt en als gevolg van het bestuderen
van de Kabbala haar ware toestand beseft, zal de mens bij wie een wens om geestelijk vooruit
te gaan ontstaat, de Schepper verzoeken om hem met het geestelijke licht te vullen. Dat licht
zal die mens doen stijgen, waarbij hij zich geestelijk niet tot hetzelfde niveau zal verheffen,
van waaruit zijn ziel was neergedaald, maar tot het niveau, dat 620 maal hoger is.
Hoe gaat de mens vooruit? Indien er van boven een stimulans aan hem is gegeven om het
geestelijke te bevatten, dan dient hij het geestelijke te ontwikkelen
en niet verloren te laten
gaan. Van boven kan de mens enkele keren worden aangezet door in hem interesse voor het
geestelijke op te wekken. Maar indien de mens deze in hem ontstane wens niet op een juiste
manier gebruikt, dan zal hij na een zekere tijd met rust gelaten worden. Het omringende licht
van de klie (
or makief), dwingt de klie om zich geestelijk te verheffen. Dit licht schijnt aan de
buitenkant, omdat het nog geen gelegenheid heeft gehad om door de egoïstische klie
toegelaten te worden. Maar de invloed van dit licht is zo krachtig, dat door de inwerking van
dat licht het verlangen van de mens voor het geestelijke zo sterk toeneemt, dat hij alleen nog
maar een geestelijke stijging wenst. En dán wordt hij van boven geholpen om de invloed van
het omringende licht op hem te vergroten. Daarmee start het geestelijke waarnemen en de
geestelijke ervaring.
Men kan slechts de geestelijke ruimte betreden:
•
onder leiding van een ware kabbalist,
•
met behulp van het bestuderen
van de juiste boeken,
•
dankzij het verkeren in een groep leerlingen (gezamenlijke lessen, maaltijden,
handelingen).
Olam Haze (“deze wereld”) is een toestand, waarin de mens ervaart, dat de Schepper zich
voor hem verbergt. Vandaag ervaren we dit nog niet. Men zegt ons, dat de Schepper bestaat.
Wij horen erover, maar voelen het niet. Wanneer de mens begint waar te nemen, dat er iets
buiten onze wereld bestaat dat zich voor hem verbergt, wordt dat het
dubbele verhullen van
29
de Schepper genoemd. Het egoïsme
is een eigenschap van de mens, die hem automatisch
dwingt om uit alles wat hij doet een eigen voordeel te behalen en alleen dat als het doel van
zijn handelingen te beschouwen. Het altruïsme is een ons volkomen onbekende eigenschap.
De mens is altruïstisch, wanneer hij iets aan het doen is met het oogmerk geen enkel eigen
voordeel na te streven. Van nature zijn we alleen met de egoïstische eigenschap bedeeld. De
altruïstische eigenschap is voor ons geheel onbegrijpelijk. Deze eigenschap kan alleen degene
verkrijgen, die de Schepper voelt en begrijpt. In de taal van de Kabbala; wanneer het licht de
klie binnentrekt, brengt het zijn altruïstische eigenschappen aan de klie over. De mens zelf
kan zich niet corrigeren, hetgeen ook niet van hem wordt verlangd. Hij dient onder leiding
van een rav (toegewijde leraar – vert.) tijdens het leren in groepsverband zodanige wensen in
zich op te wekken, dat het licht in hem zal binnendringen. Maar om zo'n wens
te verwerven
dient men veel te werken aan de eigen gedachten en aan het opwekken van de juiste wensen,
opdat men duidelijk weet, wat er allemaal voor nodig is. Het is namelijk onmogelijk om zo’n
wens bij voorbaat te wensen. Indien een mens in onze wereld een daad verricht, die van
buiten af op een altruïstische handeling lijkt, betekent dit in werkelijkheid dat hij van tevoren
een berekening heeft gemaakt, hoe groot de toekomstige beloning zou kunnen zijn voor die
verrichte daad. Zelfs de geringste beweging maakt men slechts op basis van een berekening,
waaruit de mens denkt te moeten concluderen, dat hij er in de toekomst beter van wordt.
Indien de mens zo' n berekening niet zou maken, dan zou hij niet van zijn plaats te krijgen
zijn. Zelfs op het atomaire en moleculaire niveau heeft de natuur
voor elke beweging energie
nodig. En juist deze energie blijkt het egoïsme te zijn, dus de wens om genieting te ontvangen.
Deze wet zit vervolgens "ingebed" in de gewone fysieke en chemische wetten. In onze wereld
kan de mens alleen ontvangen of ook wel geven maar dan ook weer slechts ten behoeve van
het zelf ontvangen..
De Kabbala maakt het mogelijk om zowel de innerlijke handelingen van de mens inzake
zichzelf als de werken van de Schepper aangaande de mens, dus hun wisselwerking, te
beschrijven. Het “begripsapparaat” van de Kabbala maakt een precieze natuurkundige en
wiskundige beschrijving mogelijk van de werking der geestelijke objecten in de vorm van
beschrijvende formuleringen, die men terug kan brengen tot precieze formules, grafieken en
tabellen. Echter deze formules, grafieken en tabellen beschrijven de inwendige geestelijke
handelingen van een kabbalist. Wat erachter zit
kan alleen een kabbalist weten, die in staat is
deze geestelijke handelingen in zichzelf te vertalen en daardoor te begrijpen wat deze
formules betekenen. En deze informatie kan een kabbalist alleen aan een leerling
overbrengen, wanneer de leerling tenminste tot het eerste geestelijke niveau is gestegen.
Zulke informatie wordt overgebracht van “mond tot mond” (
mie pe le pe), omdat op het
niveau mond (
pe) van een geestelijk object (
partsoef) zich een scherm (
masach) bevindt.
Indien een leerling nog geen scherm heeft gevormd, is hij niet in staat om er maar iets in de
ware vorm te begrijpen en kan hij niets opnemen van wat zijn leraar zegt. Wanneer een
kabbalist in een kabbalistisch boek leest, dient hij elk woord en elke letter in zich op te
nemen, zoals blinden de letters van het brailleschrift in zichzelf tot woorden vormen. Zo zal
ook de kabbalist de invloed van het geschreven woord alleen in zichzelf kunnen ervaren.
Wij hebben de 4 stadia van de klievorming behandeld. Waarom 4 en geen 5 stadia? Het 5
e
stadium is de klie zelf en niet het stadium van zijn vorming. Vanaf de malchoet zijn er geen
stadia meer. Een klie is volledig gevormd. Hij is ontstaan uit zijn egoïstische wens om
genieting te ontvangen van het licht chochma. De klie is zelfstandig
voor wat zijn wens
betreft, maar ook voor wat betreft de realisatie van zijn actieve wens. Maar indien het licht
c.q. een genieting een klie vult, dan legt het licht een klie een handeling op, omdat het licht de
klie onderdrukt door hem met licht te vullen. Daarom is een klie slechts dan werkelijk vrij in
30