3. vervolgens
zijn er vaten van ontvangst, die zijn ingesloten in gevende vaten. Zij heten
“AchaP de alieja” van de wereld Atsieloet, met behulp waarvan kan men in de wereld
Atsieloet in aanvulling tot het licht chassadiem, dat zich daar bevindt, ook
het licht
chochma ontvangen, dus de wereld Atsieloet in de toestand gadloet te brengen.
Derhalve, hebben wij uiteengezet, wat kan men met name ontvangen uit alle vier
typen gebroken vaten van de Zo”N van de wereld Nekoediem. Bij het breken van de
ziel van Adam haRiesjon vormden zich eveneens vier typen gebroken vaten, die zich
al niet in de werelden BieJ”A bevinden, doch
vielen in onze wereld, onder de siejoem
van de Galgalta. Al deze brekingen leidden ertoe, dat binnen G”E van een lagere
partsoef zich de kiemen van altruïstische wensen, dus ACha”P van een hogere partsoef
bevinden. Zo werd de mogelijkheid geopperd voor het corrigeren van vaten. Thans,
indien de mens in een juiste groep en onder leiding van een juiste Leraar begint te
leren, dan wekt hij op zich de werking van omringend licht (“or makief”) op, welk
zuivert geleidelijk de vonken van G”E, die zich in de egoïstische vaten van de mens
bevinden. Uit de gecorrigeerde vaten G”E bouwt de mens in zichzelf zijn wereld
Atsieloet op. Op elke traptrede wordt lev ha-even opzij gezet, dus men werkt met hem
niet. Derhalve blijkt het, dat in de mens doet zich een voltallige weerspiegeling van
datgene, wat als zou het buiten hem gebeuren, dus van de werelden A”K en ABieJ”A.
Naar mate van de correctie van zijn vaten, ontvangt hij overeenkomstig het licht A”K
ABieJ”A, en na
volledig te zijn gecorrigeerd, wordt hij gelijk met de afstand vanaf het
centrale punt van onze wereld tot de Oneindige wereld, dus hij wordt even groot, als
de Galgalta, en alle gecorrigeerde deeltjes (de zielen van alle mensen) volledig vullen
met licht de gehele Malchoet van de Oneindige wereld op.
151)En thans gaan wij ophelderen de vierde eigenschap – het niveau mochien in de werelden
BieJ”A en de plaats van het vallen van deze werelden na de zondeval van Adam haRiesjon.
Het is bekend, dat door de schade, die door de zondeval van Adam werd toegebracht,
verdween uit deze werelden alle mochien, dus al het aanvullende zaterdagse licht, dat de
werelden ontvingen tijdens twee vóór-zaterdagse verheffingen. Bovendien, keerden de Zo”N
van de wereld Atsieloet in de staat “Va”K en nekoeda”terug.
Dit betekent, dat de Z”A nu, vanuit
de invalshoek van de vaten, wederom slechts 6 bovenste
sfirot heeft, t.w. ChaBa”D ChaGa”T, en waarin zich 6 “onderste” lichten ChaGa”T NeH”J
bevinden (de omgekeerde onderlingen afhankelijkheid tussen vaten en lichten). En de
malchoet van de wereld Atsieloet heeft thans slechts één sfira boven de parsa – kether, waarin
zich het licht nefesj bevindt.
Thans in de drie werelden BieJ”A bleef slechts het licht over, welk in hen was tijdens hun
ontstaan, dus deze werelden bevinden zich in de toestand Va”K, dus de Z”A. Bovendien,
vielen zij onder de parsa in de plaats van de werelden BieJ”A, die voor hen na de Ts”B werd
voorbereid. Nu bevinden zich de vier laatste sfirot van de wereld Jetsiera en alle 10 sfirot van
de wereld Asieja in de plaats van 14 sfirot van de afdeling van kliepot.
152)De vijfde bijzonderheid in de werelden BieJ”A is daarin besloten, dat tijdens het vallen
ontvingen zij de mochien de Iema. Nadat de werelden BieJ”A uitkwamen van de Atsieloet en
vielen onder de parsa, hadden zij de traptrede Va”K. En dan bekleedde de IesjSoe”T zich op
de Zo”N van de Atsieloet, maakte een zievoeg op de resjiemo de hietlabsjoet in de Zo”N en
verspreidde het licht nesjama aan de werelden BieJ”A zodanig, dat de wereld Brieja ontving
van hem 10 volle
sfirot op het niveau biena, de wereld Jetsiera ontving Va”K de biena, en de
wereld Asieja slechts de bchiena achor be achor, dus één punt van malchoet de biena.
197
153)De zesde bijzonderheid – dat is het niveau nesjama le nesjama (chaja) (Heb. le – voorz.
voor, aan, tot – vert.), welk de werelden BieJ”A bereikten uit de 5 partsoefiem van de
achoraim van de wereld Atsieloet. Omdat tijdens de verkleining van jareach (de maan), dus de
malchoet van de wereld Atsieloet, haar 9 onderste sfirot (die “de partsoef van de achor de
noekva” vormen) onder de parsa vielen en zich op de partsoefiem BieJ”A bekleedden, m.i.v.
de drie stappen: ieboer, jenieka en mochien. De bchienat mochien, dus een volwassen staat,
viel in de wereld Brieja; de bchiena jenieka viel in Jetsiera, en de bchiena ieboer viel in
Asieja. Derhalve, alle werelden BieJ”A ontvingen de bchiena nesjama le nesjama.
De Z”A bouwt de malchoet op, geeft haar alle krachten. De meest
hoge uiteindelijke toestand,
wanneer de Z”A en de malchoet aan elkaar gelijk zijn en met elkaar volledig in contact
komen. Dan ontvangt de malchoet van de Z”A volledig en geniet, dat zij daarbij hem
voldoening geeft. Zulke eindtoestand van het Heelal heet de zievoeg van de Zo”N paniem be
paniem. De malchoet wenste zulke toestand nog in de vierde scheppingsdag te bereiken – zij
steeg tot aan de Z”A, wenste samen met hem hetzelfde licht van de biena te ontvangen, en dan
bleek het, dat haar vaten niet-gecorrigeerd waren, en daarom gewaarwordde zij in plaats van
het licht de volledige duisternis. ‘Duisternis’ – dat is het licht chochma zonder bekleding in
het licht chassadiem. Toen begon zij te klagen, door het zeggen, dat twee partsoefiem kunnen
niet het licht uit één bron ontvangen. Bij de Z”A is er én het licht chassadiem, én het licht
chochma. Bij de malchoet echter vanaf haar ontstaan is er geen licht chassadiem – zij dient
haar vaten, dus haar intenties te corrigeren. De enige uitkomst uit deze toestand is het zich tot
een punt te verkleinen (tot één sfira), tot haar natuurlijke grootte, en te beginnen geleidelijke
correctie van haar vaten, dus het verkrijgen van een scherm. Het verkleinen van de malchoet
heet kietroeg ha-jareach, dus de klacht van de maan (malchoet) daarover, dat zij niet als de
zon kan stralen, dus zij zal het licht toch van de Z”A ontvangen.
154)De zevende bijzonderheid – dat is de sfira kether van de noekva van de wereld Atsieloet,
die volkomen onbereikbaar is voor de werelden BieJ”A, maar waarvan een kleine straling
van het licht jechieda in de werelden BieJ”A uitgaat. En het was duidelijk geworden, dat
tijdens het verkleinen van de maan vielen onder de parsa de stappen ieboer, jenieka en
mochien van de acherkant van de partsoef noekva van de wereld
Atsieloet en bekleedden zich
op de werelden BieJ”A. NeH”J heten ieboer, ChaGa”T – jenieka, en ChaBa”D heten
mochien. Echter, de achterkant van de kether de noekva werd de traptrede Atiek voor de
partsoefiem BieJ”A, men kan hem niet bevatten. Het licht, welk in BieJ”A schijnt – dat is
slechts een kleine straling van datgene, wat het vóór de zondeval was. Het licht nefesj
ontvangen de werelden van de ieboer, roeach – van jenieka, het niveau nesjama ontvangen zij
van mochien de Iema. De nesjama le nesjama, dat het licht chaja is, ontvangen zij van de 9
onderste sfirot van de noekva. En de bchienat jechieda ontvangen zij van de achterkant van de
kether van de noekva van de wereld Atsieloet, dus het punt van de malchoet de Atsieloet.
Wij
hebben al gesproken, dat op de vierde scheppingsdag vond een verschijnsel plaats, dat de
verkleining van de maan heet. De malchoet van de wereld Atsieloet wenst dezelfde te zijn, als
de Z”A van de wereld Atsieloet. Daarom stijgt zij samen met hem in de biena, doch is zij niet
in staat om hetzelfde licht te ontvangen, als hij, wegens het ontbreken bij haar van een
bepaalde intentie om omwille van de Schepper te ontvangen, alsmede een scherm, dat aan
haar egoïstische wensen weerstand kan bieden. Slechts bij het verschijnen bij haar van het
licht chassadiem, welk zich op het licht chochma zal bekleden en hem naar binnen zal kunnen
ontvangen, zal zij de eigenschappen van de Z”A kunnen ontvangen.
Vandaar ook de afwijzing
in het ontvangen van het licht chochma in de biena. In plaats van het licht chochma
gewaarwordde zij de duisternis. Dat vindt plaats bij het voorhanden zijn van wensen en het
198