overige vaten te gebruiken. Zulk werk heet werk in drie lijnen (drielijnenwerk – vert.). De
gehele weg van het stijgen vindt in duisternis plaats. Elke voldende
traptrede kan men pas dan
waarnemen, wanneer je ontvangt in gecorrigeerde vaten licht chochma. Men kan gaan slechts
door beurtelings rechte en linke lijnen om te wisselen. De Schepping is door de Schepper
geschapen niet gewoonweg ontvangende, als de Malchoet van de Oneindige wereld. De
toestand van de mens is daarom ook als hangende tussen de aarde (egoïsme) en de hemel
(altruïsme). Op elke traptrede dient men alle toestanden door te lopen van katnoet tot gadloet.
De mens, door op een komende traptrede te zijn opgestegen, denkt, dat hij al alles heeft
bereikt. Maar op dezelfde plaats wordt hem aan wensen toegevoegd, en hij wederom streeft
omhoog, niet wetend, dat verwacht hem daar e.d.
145)De eerste definitie: zoals reeds werd gezegd, als hevolg van het stijgen van de malchoet
in de biena (tieferet) van de Nekoedot de Sa”G, vielen de twee derden van tieferet, netsach,
hod en jessod en malchoet van deze partsoef onder de parsa en
vormden daar de plaats voor
de werelden BieJ”A. De twee derden van de sfira tieferet werden de plaats van de wereld
Brieja, drie sfirot netsach, hod, jessod werden de plaats van de wereld Jetsiera en malchoet
werd de plaats van de wereld Asija.
Enfin, de plaats van de werelden BieJ”A – dat zijn vaten
Nekoedot de Sa”G, dus, in feite, de
vaten, die tot de wereld A”K behoren en aan de wetten van de Ts”A zijn onderworpen. Elke
volgende partsoef bekleedt zich op de voorgaande, die voorgaande partsoef bevindt zich dan
(na deze bekleding – vert.) binnen hem. De plaats – dat is een wens. Hoe groter is de wens,
des te meer is de plaats. Zo was het vóór de Ts”A. Na de Ts”A al niet de grootte van een wens
kenmerkt een plaats, doch de grootte van het scherm, en binnen zichzelf een vat kan
ontvangen slechts volgens
de grootte van zijn scherm, en niet van de gehele wens, aangezien
gewoonlijk in een partsoef zijn er nog wensen, waarop het scherm niet geldt. Men dient te
omlijnen, dat de werelden BieJ”A waren gevormd door de malchoet van de wereld Atsieloet,
en daarom vertegenwoordigen zij, in feite, ACha”P van de malchoet van de wereld Atsieloet
of van de wereld Atsieloet in het geheel. De werelden BieJ”A daalden in de eerder bestaande
“plaats van BieJ”A” af, die, zoals reeds boven werd gezegd, was gevormd door de vaten van
Nekoedot de Sa”G. Bij het breken van de vaten vielen in “de plaats van BieJ”A” tevens de
gevende vaten (G”E) van de Zo”N. Na het creëren van de werelden BieJ”A
werd binnen hen
nog één partsoef gecreëerd, die heet Adam haRiesjon. Wanneer de werelden begonnen
omhoog te komen, begon met hen ook Adam haRiesjon op te stijgen. Deze stijgingen deden
zich voor totdat hij “zondigde”. Samen met de werelden BieJ”A stegen tevens hun plaatsen,
dus de vaten
Nekoedot de Sa”G. Na de zondeval van Adam en zijn vallen daalden de
werelden BieJ”A samen met hun plaats af, en thans, na de zondeval hun plaats (dus de vaten
van
Nekoedot de Sa”G, die, a.h.w., een karkas van de werelden BieJ”A vormen) stijgt al niet
meer, doch permanent onder de parsa achterblijft. De werelden BieJ”A stijgen samen met de
hen bevolkende zielen.
146)De tweede definitie: de hoogte van bevatting van de partsoefiem BieJ”A en hun
vestigingsplaats tijdens hun uitkomst en het ontstaan uit betten (let. buik – vert.)
van noekva
van de Atsieloet. De malchoet van de wereld Atsieloet creëert de werelden BieJ”A. Op dat
moment bereikte de Z”A van de wereld Atsieloet het niveau chaja (chochma) van Abba, en de
noekva bereikte het niveau nesjama van Iema. Zoals je al weet (de wending tot de geachte
lezer – vert.), ontvangen de Zo”N mochien van Av”I slechts middels hun stijgen en zich
bekleden op een hogere partsoef. De Z”A bekleedt zich op de partsoef Abba de Atsieloet en
heet Abba ve Iema ielaien (wordt uitgesproken als ie-la-ien, “hogere” – vert.), en de malchoet
bekleedt zich op Iema de Atsieloet en heet IesjSoe”T. Door zich in deze toestand te bevinden,
189
zoekt de malchoet van de wereld Atsieloetnog geschikte niet-gecorrigeerde vaten uit en vormt
uit hen de wereld Brieja met 5 partsoefiem binnen hem.
Wij hebben altijd geleerd, dat een volgende partsoef ontstaat uit het scherm van een
voorafgaande, welk scherm in pe de rosj omhoogkwam en daar een zievoeg maakte, waaruit
een volgende partsoef ontstaat. Zo was het in de wereld A”K. Echter in de werelden ABieJ”A
worden
de partsoefiem uit betten, “buik” van een voorafgaande voortgebracht. In de vier
bchienot van de or jasjar zien wij, dat sjoresj creëert de bchiena alef, die wenst om het licht te
ontvangen, vervolgens uit hem wordt de bchiena beth gecreëert, die weigert het licht te
ontvangen, en daarna in hem ontstaat de volgende wens om het licht gedeeltelijk te
ontvangen, en deze bchiena heet Z”A. Maar zulke wens van hem ontstaat juist in het onderste
deel van de biena, dus de Za”T de biena, die wenst om te ontvangen omwille van het geven
aan de Schepper. Slechts het onderste deel van de biena heeft betrekking tot de scheppingen,
en niet haar bovenste deel, welk niets wenst te ontvangen. De malchoet stijgt in de Za”T de
biena op, slechts dit gedeelte van de biena brengt de volgende
partsoef uit haar pe voort
(indien men Za”T de biena als een zelfstandige partsoef beschouwt, dan zal zij de plaats vanaf
de taboer van de biena en eronder in beslag nemen, doch vanaf de taboer en erboven zich
Ga”R de biena bevinden – ook een zelfstandige partsoef binnen de gemeenschappelijke
partsoef van de biena). Derhalve, de mond van de partsoef Za”T de biena bevindt zich, ten
opzicht van de gemeenschappelijke partsoef van de biena, op het niveau van de buik van de
gemeenschappelijke partsoef van de biena.
147)En aangezien de malchoet zich op de plaats van Iema (biena) bevindt, verkrijgt zij de
traptrede Iema. Daarom bevindt zich de wereld Brieja, die uit de buik van de malchoet
(noekva)
is ontstaan, één traptrede lager dan Iema, en derhalve, ook één traptrede lager dan de
noekva, die, door zich in Iema te zijn opgestegen, verkreeg haar traptrede. Aldus, de wereld
Brieja op het moment van zijn ontstaan bevindt zich op het niveau van Z”A van de wereld
Atsieloet.
148)En volgens hetzelfde principe was ook de wereld Jetsiera ontstaan, die na de wereld
Brieja is voortgebracht en bevindt zich op het volgende na de Z”A niveau – het niveau van de
noekva (malchoet) van de wereld Atsieloet. Echter niet alle 10 sfirot van de wereld Jetsiera
zich op de plaats van de noekva de Atsieloet bevinden, doch slechts haar vier bovenste sfirot.
De noekva van de Atsieloet heeft twee toestanden ten opzicht van haar tot de Z”A van de
Atsieloet. Indien zij zich met hem in de positie
van paniem be paniem bevindt, dan is haar
niveau gelijk aan het niveau van de Z”A, en zij bekleedt zich op hem. In deze staat hebben zij
beide 10 sfirot ieder. En wanneer de noekva bevindt zich ten opzicht van de Z”A van de
Atsieloet in de positie achor be achor, dan heeft zij slechts 4 eerste sfirot, die bekleden zich op
4 laatste sfirot van de Z”A, en de 6 laatste sfirot van de noekva dalen één traptrede lager af,
dus onder de parsa, en nemen de plaats in van de eerste 6 sfirot van de plaats van de Brieja.
Daarom, wanneer de noekva bevindt zich ten opzicht van de Z”A paniem be paniem, dan
bevindt de wereld Jetsiera zich volledig in de plaats van de noekva, dus in de wereld
Atsieloet, boven de parsa. Bij de toestand achor be achor, wanneer bij de noekva (malchoet)
van de wereld Atsieloet boven de parsa zich slechts 4 sfirot bevinden,
dan is er bij de wereld
Jetsiera boven de parsa eveneens slechts 4 eerste sfirot aanwezig, en de overige 6 sfirot van de
wereld Jetsiera zich op het niveau van 6 eerste sfirot van de plaats van de wereld Brieja
bevinden.
De plaats op zich – dat zijn vaten van de Ts”A. De Malchoet van de Oneindige wereld, de
Galgalta, waarop bekleden zich alle partsoefiem, de wereld Atsieloet, de werelden BieJ”A
190