Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865 bron



Yüklə 3,07 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə35/166
tarix23.11.2017
ölçüsü3,07 Mb.
#12140
1   ...   31   32   33   34   35   36   37   38   ...   166

62

Doch wie moesten als ‘praecipui’ worden aangemerkt? Uit een zoo uitvoerig register

als de Matricula der Heidelbergsche School, over een tijdvak van vier eeuwen, eene

goede keuze te doen, waarlijk, dit was geen gemakkelijke taak. Voor die taak was

blijkbaar de geleerde S

CHWAB


 niet berekend; zijne bekendheid met de geschiedenis

der Letteren en Wetenschappen bij onderscheidene Volken schoot hier te kort. Maar

wat hij geleverd had was toereikend, om mijne aandacht op dit onderwerp te vestigen.

Een langdurig verblijf te Heidelberg in het najaar van 1862 stelde mij in de

gelegenheid de Matricula naauwkeurig te onderzoeken. Eer en dank zij den grijzen

literator B

AEHR

 toegebracht, die, op onbekrompen wijs, mij het doorzoeken van dat



register gemakkelijk maakte!

Eenige opmerkingen van algemeenen aard zij het mij vergund hierbij te voegen.

I. Ware ik destijds niet verstoken geweest van het gebruik mijner eigene Adversaria,

zeker zou het maken van een uittreksel uit de originele lijst veel gemakkelijker

geweest zijn, dan thans het geval was. De namen toch der aanstaande studenten

werden zoo te Heidelberg als te Genève opgeteekend door den Rector, die deze niet

zelden verkeerd verstond, en ook in het geheel niet bekend was met de plaatsen, van

waar de cives Academici novitii afkomstig waren. Vandaar talrijke misstellingen;

ik vlei mij in de aanteekeningen op eenige voorbeelden van dien aard te hebben

gewezen; de geletterde lezer zal daarbij welligt nog menig ander kunnen voegen.

II. De namen van vele mannen, van wier verblijf te Heidelberg of in hunne eigene

schriften, of door hunne



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


63

biografen melding gemaakt is, heb ik te vergeefs gezocht. Het zij genoeg hier te

wijzen op J

ANUS BARLAEUS

, P

AULUS CNIPIUS



, R

UDOLPHUS SNELLIUS

, J

OHANNES


ALOPECIUS

 of V


OSSIUS

, J


EREMIAS BASTINGIUS

, J


OHANNES KUCHLINUS

, H


ENRICUS

CORPUTIUS

, E

VERHARDUS VORSTIUS



, R

EGNERUS HACHTINGIUS

, B

ALTHASAR LYDIUS



,

N

ICOLAUS LANGIUS



, J

OHANNES UECHTMANNUS

, B

ERNARDUS SUTHOLT



, M

ARTINUS


SCHICKARDUS

. Het is mogelijk, dat sommige dezer namen werkelijk in de Matricula

worden gevonden; het slechte, onduidelijke en niet zelden schier onleesbare schrift

van enkele Rectores maakt het overzigt moeilijk, en het eentoonige van den arbeid

heeft ligt ten gevolge, dat het oog, na langdurige inspanning, trouwe dienst weigert.

Daarom heb ik, na mijne terugkomst in het Vaderland, de welwillende hulp van den

dienstvaardigen Onder-Bibliothecaris, Dr. B

ENDER


, ingeroepen, die met uitnemende

zorg zich van de taak der herziening heeft gekweten, doch niet dan een paar namen

van door mij overgeslagen en nader opgegeven personen in het oorspronkelijk Register

heeft kunnen ontdekken.

III. Mijn oogmerk was de nasporing der Nederlanders, die sedert den aanvang der

Kerkhervorming gedurende korteren of langeren tijd te Heidelberg hebben vertoefd.

Meer dan één naam gaf aanleiding tot twijfel, of hij werkelijk in mijn uittreksel een

plaats verdiende. Vooreerst moet in den regel de bijgevoegde geboorteplaats beslissen.

Maar juist die geboorteplaats was menigmaal op eene dubbelzinnige wijze aangeduid.

Ten anderen mogt in den regel ook aan de Zuid-Nederlanders geene plaats in mijn

register worden ontzegd. Voorts was het meermalen twijfelachtig of eenige naam,

waarachter het gewone ‘Frisius’ gevoegd was, in Oostfriesland of in ons



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


64

Vaderland thuis behoorde. Eindelijk mogt menigeen niet worden overgeslagen, die,

schoon elders geboren, een belangrijk deel van zijne werkzaamheid en zijn leven

aan Neêrlands Staat en Kerk gewijd had. Zoo dikwerf het mij onmogelijk was, alle

onzekerheid uit den weg te ruimen, scheen het verkieslijk, allen te vermelden, ten

wier aanzien welligt latere nasporingen meer licht kunnen verspreiden.

IV. Uitvoerige biographische toelichtingen zal men hier vruchteloos zoeken. Ten

aanzien van beroemde mannen heb ik mij in de korte aanteekeningen bepaald tot

enkele opmerkingen, die uitsluitend op hun Akademie-leven betrekking hebben.

Nopens andere minder algemeen bekende personen scheen eenige breedere

opheldering niet overtollig. Velen zijn er, wier lotgevallen mij geheel onbekend zijn

gebleven: de lezer zal daaronder menigen naam vinden, die hem belangstelling

inboezemt; juist de kennis van het tijdstip der Akademische studie kan hem in dat

geval een verder onderzoek misschien gemakkelijk maken.

V. Niet weinige mannen, die als beoefenaren der wetenschappen in lateren tijd

hebben uitgemunt, gebruikten den tijd hunner voorbereiding tot het doen eener

studie-reize en bezochten onderscheidene Universiteiten. Aan die reize werden

dikwijls vele jaren te koste gelegd. Wij behoeven ons daarom van hunne ‘onleschbare

dorst naar kennis’ nog geen overdreven denkbeelden te maken. Schijn bedriegt en

wat van verre komt, schijnt velen schoon: zoo was het ten allen tijde. Een

regtsgeleerde bul, te Orleans of Bourges verworven, was niet altijd een onwraakbaar

getuige van verkregen geleerdheid; ook Basel was een tijd lang bij uitstek mild met

de toeken-

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865



Yüklə 3,07 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   31   32   33   34   35   36   37   38   ...   166




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə