Socialized Choices - Labour Market Behaviour of Dutch Mothers
228
Peers
De impact van ‘peers’ op de gender- en werkatttitude van moeders is onbeslist.
De kwantitatieve analyse liet geen significant effect zien. Een reden zou kunnen
zijn dat, zoals blijkt uit de interviewanalyse, moeders over het algemeen niet tot
een homogene peer groep behoren, zoals adolescenten. Nederlandse moeders
hebben eerder een mix van goede oude vrienden en nieuwe kennissen. Toch kan
‘de buitenwereld’, zo voelen sommige geïnterviewden
het althans, moeders
gevoelens onder druk zetten. Vooral thuisblijfmoeders blijken gevoelig voor de
kritische blik en reacties van andere mensen. Maar ook een aantal verhalen van
egalitaire moeders onthullen dat ‘traditionele’ sociale milieus redenen voor hen
waren om te verhuizen naar andere wijken, waar ze meer waren omringd door
mensen met gelijksoortige attitudes. Een mechanisme dat laat zien dat mensen
niet gemakkelijk hun attitudes aanpassen, maar eerder manieren vinden om ze
met de realiteit in overeenstemming te brengen.
De verhalen van moeders laten zien dat hun
levenspaden al vanaf de
kindertijd een zekere mate van continuïteit vertonen. Moeders met egalitaire
rolopvattingen en genderattitudes die in de jeugd zijn ontstaan, geven relatief
vaak aan dat zij op latere leeftijd relevante anderen hebben ontmoet, zoals
docenten, partners en bazen en collega’s, die hen stimuleerden om zich
professioneel te ontwikkelen.
Conclusies
Moeders arbeidskeuzes binnen gedeelde en persoonlijke sociale structuren
In Nederland is ‘een goede moeder’ een moeder die in deeltijd werkt en
bescheiden gebruik maakt van professionele dagopvang. Moeders krijgen maar
weinig institutionele en morele ruimte om een andere
invulling te geven aan hun
moederrol, door geen betaald werk te hebben of juist fulltime te werken. Hoewel
het tegenwoordig mogelijk is voor Nederlandse moeders om buiten de dominante
normen van de maatschappij te handelen, moeten ze dan wel tegen – onschuldige
en minder onschuldige - opmerkingen en vragen over hun manier van leven
kunnen. Ondanks deze gedeelde maatschappelijke context, verschillen moeders
duidelijk in hun opvattingen over wat men hoort te doen als moeder. Dit komt
voort uit het feit dat een deel van de opvattingen en attitudes van moeders in de
kindertijd verschillend zijn ‘gevormd’ en in hun verdere leven gedeeltelijk in
stand zijn gehouden. Met andere woorden: de
individuele keuzes van
Nederlandse moeders zijn diep sociaal geworteld. Moeders worden bij hun
beslissingen ‘geleid’ door (onzichtbare) sociale beperkingen en mogelijkheden,
die hen binden binnen het dominante sociale systeem, maar hen onderscheiden op
het persoonlijke microniveau.
Dutch Summary - Ingebedde keuzes, onzichtbare beperkingen
229
Ten eerste liet de studie zien dat verschillende arbeidsurenwensen de uiteen-
lopende arbeidsmarktbeslissingen van moeders kunnen verklaren. De
arbeidsurenwens van een moeder lijkt dan ook een goede
indicator voor haar
toekomstige arbeidsmarktbeslissingen. De arbeidsurenwens van moeders kan niet
geheel worden opgevat als een vrije uiting, maar eerder als vaak een
genderspecifieke en gesocialiseerde voorkeur. Het socialisatieproces vindt
evenwel meestal buiten het bewustzijn plaats, en dus ziet een moeder haar
arbeidsurenwens
als haar eigen voorkeur, wat bijdraagt aan het voortbestaan van
het discours van vrije keuze.
De studie liet zien hoe individuele arbeidsurenwensen zijn ingebed in de
sociale context, dat wil zeggen zijn verweven in gezamenlijke en persoonlijke
sociale structuren die (onzichtbare) beperkingen en mogelijkheden bevatten.
Voorbeelden van gedeelde sociale structuren zijn: het sociale script van de
Nederlandse samenleving voor moeders om parttime te werken en de ‘magische’
grens van ten hoogste drie dagen kinderopvang (Kremer, 2007) met de
bijbehorende maatschappelijke instellingen (bv. kinderopvang en schooltijd-
schema); het ‘niet-klagen’-discours over de ongelijkheid binnen de huiselijke
kring onder alle geïnterviewde moeders (ongelijkheden
die worden
gerechtvaardigd door verschillen in karakter of de ‘natuurlijke’ verschillen tussen
mannen en vrouwen); het genderspecifieke vasthouden van moeders aan
intrinsieke werkwaarden en de onwil om zich te hechten aan instrumentale
werkwaarden, zoals salarissen en carrières, en, ten slotte, de gedeelde
herinneringen van moeders aan de geringe bijdragen van hun eigen vaders aan de
huishoudelijke taken, die de bijdragen van hun mannen
een grote verbetering
doen lijken.
Deze gedeelde sociale structuren worden niet door alle moeders op dezelfde
manier ervaren en geïnternaliseerd, maar hebben een eigen samenstelling bij elke
vrouw waarvan de basis is gevormd in de kindertijd. Binnen de studie kwamen
een aantal specifieke en uiteenlopende ouderlijke mentale en verbale codes naar
voren, die de Nederlandse moeders ‘leiden’ in hun arbeidsmarktgedrag. Mentale
codes die konden worden onderscheiden waren bijvoorbeeld, een stille,
instemmende, tevreden of vanzelfsprekende moederfiguur, of juist de herinnering
aan
een onwillige, ontevreden of sterke moeder en/of een die de enige kostwinner
was. Verschillende overtuigende verbale codes waren ‘je moet werken om
economisch onafhankelijk te worden’, of ‘zorgen voor anderen is belangrijk’.
Overdrachten van deze mentale en verbale codes met betrekking tot ‘wat je hoort
te doen’ volgens ouders, leraren, partners, mensen op het werk, en ‘de
buitenwereld’ bleken vitale sociale contexten waarbinnen moeders hun eigen
waarden en attitudes hebben ontwikkeld en beslissingen nemen over hun leven.
Wensen en gedrag van moeders zijn dus stevig verankerd in hun gedeelde en
persoonlijke sociale structuren. Bij het verkrijgen van een beter begrip van de
keuzes van mensen, moeten we - in plaats van de nadruk te leggen op het verhaal
van de vrije keuze - de collectiviteit en verbondenheid van mensen nader