“Reeckeninge bewijs ende Reliqua gedaen bij Jan van Roodenburch de Jonge als man ende voocht van Grietge Ariensdochter (= Margriet de Lange) weduwe wijlen Jacob Corssen Zal. vanden Ontfangh ende Handelinge der goederen, noch tusschen henluder voors. qualit(eiten) ende de kynderen vanden voornoemden Jacob Corssen Zal. in t'gemeen staende”. Bedoeld zijn háár kinderen.
De staat betreft diverse ontvangsten en uitgaven.
23.2 Katern van 2 diplomata.
Gewaarmerkt afschrift van het testament van 14 augustus 1636 bij notaris Hugo de Hoij te Oudewater van Cors Jacobssen jonggesel te Oudewater.
Inliggend een kort familie-schetsje door Jan Willem Pieter (XII-D).
Cors Jacobssen (van) Honcoop (= Hoenkoop bij Oudewater) is een zoon uit het eerste huwelijk van Margriet de Lange (= Grietge Ariensdr.). Als erfgenamen worden genoemd: “Arien Jacobssen”, de volle broeder van de testateur, en “Annichge en Mija van Rodenburch zijne halve zusters”. Jan van Rodenburg, met wie Margriet de Lange ten tweede getrouwd was, woonde toen aan de Hallebrugge. Het stuk werd aldaar opgemaakt. Hij wordt op 1 september 1636 begraven in hetzelfde graf als zijn vader. Uit een akte uit het Weeskamerarchief van Oudewater (inv.nr. 67, f. 368, d.d. 2 december 1636) blijkt dat zijn testament ten uitvoer wordt gebracht. Zijn broer Arien wordt in die akte niet genoemd.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.29 Transcriptie van de Weeskamerakte door C.H. van Wijngaarden uit oktober 2002.
Het jaartal is een verschrijving voor 1624. Dit blijkt uit de begraafboeken van Oudewater, waarin staat dat Claes Jansz. van Rodenburg op 30 oktober 1624 te Oudewater begraven wordt.
Dit stuk beschrijft ook de wapens die op de zerk te zien zijn: Het wapen van Roodenburg (3 staende balken, daeronder een halve leeu, en een leggende halve maen) Helmteken: een kreeft' en het wapen van zijn vrouw “Annetje Jans Buijs” ('een staende Eenhoorn'), plus een aanduiding van de omvang van de zerk. De zerk zelf is gedeeltelijk bewaard gebleven en bevond zich oorspronkelijk op het Hoogkoor, zesde regel, graf 5, van de kerk. Circa twintig leden van de families Rodenburg en Schrijver zijn hierin bijgezet. (Foto: C.H. van Wijngaarden, 2004)
23.4 Brief van “Johannis van rooden Burch, generael quaertiermeester' in het Duits geschreven en gedateerd: Riga, 27 augustus 1651 aan zijn 'cousin' 'Johann. Claeszon Van Rodenburgh Bürgermeister der Stat Audenwasser'.
Laatstgenoemde is Jan Claeszn. van Rodenburg de jonge, burgemeester van Oudewater, de vader van Anna van Rodenburg en de schoonvader van Hendrik Schrijver. Hij overleed op 67 jarige leeftijd op 25 februari 1662. De briefschrijver is vermoedelijk een ons verder onbekende broer van Claes Jans van Rodenburg, de vader van de geadresseerde. Met een ongeschonden zwart lakstempel.
24 Testament van Philips Robaert en Catharina van Rodenburg (1636)
24.1 Katern van 2 diplomata, met omslag.
Incipit: “Op huyden den lesten”.
Kopie van 8 maart 1637 (waarschijnlijk oude stijl, is 18 maart nieuwe stijl) van een testament dat is opgemaakt op 30 april oude stijl 1636 (= 10 mei 1636 nieuwe stijl), gepasseerd voor notaris Nicolaes Verduijn te Utrecht.
Inliggend een kort citaat in de hand van Jan Willem Pieter (XII-D).
Testament van Philips Robaert(,) Gaerntwijnder te Utrecht en Catharina van Rodenburch zijne huisvrouw, ziek te bed liggende. (Catharina is in elk geval vóór 15 september 1667 overleden.) Hun dochter Anna Robaerts is in 1636 ongehuwd en in september 1667 nog in leven. Testateur en testatrice hebben in 1636 (nog) geen andere dochters. Zij benoemen tot resterfgenaam en voogd Johan Claessen van Rodenborch, broer van testatrice, alsmede Cornelis Voorburch (verder niet bekend). Deze kopie is gemaakt van een gewaarmerkt afschrift van het testament.
24.2 1 diploma.
Incipit: “Inden naem des heeren”.
Defectieve kopie van het vorige testament naar een ander gewaarmerkt afschrift. Het tweede, oorspronkelijk in het eerste gevouwen diploma ontbreekt.
25 Verkoop van een Brouwerij te Oudewater door Margriet de Lange (1662)
25.1 1 diploma.
Opschrift buitenop: “Conditie van vercoopinge van een brouwerije bestaende in twee huijsingen en een schuer tussen Juffr. Rodenburgh en Aert eijnthoven (=Aert Dirckss van Eijndhoven)”.
21 maart 1662.
De brouwerij aan de Hallebrugge (vergelijk voor het adres stuk 23.2) wordt met alles wat zich daarin bevindt voor 10.250 carolus gulden verkocht door Margriet de Lange. De brouwerij, aan de zuidzijde aanpalend aan de woning van Hendrik Schrijver, de schoonzoon van Margriet de Lange, had ongetwijfeld toebehoord aan haar echtgenoot Johan van Rodenburg, die op 25 februari 1662 overleden was. De in Oudewater gelegen brouwerij grensde aan de achterkant aan de Wijngardtstraat en aan de noordzijde aan het huis van Willem Tromper, oud-burgemeester en in maart 1662 schepen van Oudewater. Naar alle waarschijnlijkheid woonde Tromper in het nu nog bestaande geboortehuis van Jacobus Arminius, op de hoek van de Gasthuissteeg en de Hallebrugge. (Arminius' kleindochter Margrita (Arminia), overleden in 1676, huwde in 1655 Dirck Willems Tromper, Secretaris van Oudewater, overleden in 1673.)
Margriet de Lange wordt in het stuk “Grietje Adriaens” genoemd, maar zij ondertekende met “Margrieta Adriaens de Lange”. Ook Hendrik Schrijver ondertekende het stuk. Uit deze handtekeningen blijkt dat het een origineel stuk, en geen kopie, is.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.30 Fotokopie en transcriptie van CH van Wijngaarden uit 2002 van een contract van 26 maart 1662 aanwezig in het belastingmuseum te Rotterdam, waarin de verkochte brouwerij “de brouwerije van de Leeuw” wordt genoemd.
26 Testament van Christiaen van Rodenburg (1667)
26.1 Katern van 2 diplomata.
Kopie van een extract van het testament van 'Mr. Christiaen van Rodenburch, Deecken St Pieters t'Utrecht, Geeligeerde Raedt ter Vergadering van de Ed. Mo. Heeren Staten 's Landts van Utrecht, wegens deselve gecommitteerde in den Raedt van State der Vereenichde Neder-Landen, sieck te bedde leggende (...)' door notaris Gerrit Houtman te Utrecht, 15 september 1667. Het extract is op dezelfde dag gemaakt als het oorspronkelijke stuk.
Inliggend een lijstje van de in het testament genoemden in de hand van Jan Willem Pieter (XII-D).
Uit het stuk blijkt dat hij, Christiaen, op dat moment gehuwd is, maar de naam van zijn vrouw wordt niet genoemd. Uit Elias, De Vroedschap van Amsterdam, deel I, blz. 155, blijkt dat zij Geertruijda Gillon (1613-1682) was. Zijn moeder, “Geertruijt Bor” (vgl. A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek, deel XVI (1874), 396), blijkt al eerder overleden te zijn.
26.2 1 diploma.
Extract van 15 september 1667 uit het voorgaande stuk van de passage (zoals die ook voorkomt in stuk 1) over legaten aan de kinderen van Christiaens oom Johan van Rodenburg, Anna, dan weduwe van Scriverius’ zoon Hendrik en Maria [=Mia] van Rodenburg.
Inliggend een transcriptie van Jan Willem Pieter (XII-D) met enkele genealogische aanduidingen.
27 Wapentekeningen, onder andere van de Heerlijkheid Rodenburg
27.1 1 folium.
Incipit: “2e vervolg Zuid Holland”.
(Afschrift van?) een blad uit een negentiende eeuwse(?), met de hand getekende en gekleurde handschriftverzameling wapenschilden, waarop onderaan het wapen van “Rodenburgh in Rhijnland (Hofstede van)”, met rechts daarvan twee detailschetsjes met bijgeschreven kleuraanduidingen. Eronder in potlood de notitie: “dit Schild als hierboven te maken, niet als dat der overige wapens”. Ook bij andere wapens zijn dergelijke aanwijzingen geschreven.
Het wapen is praktisch identiek met het in het Algemeen Nederlandsch Familieblad van januari 1885 afgebeelde wapen 'Van Rodem burgh'. Een overdruk van dit artikel bevindt zich in de doos buitenformaten in inv.nr. 216 (groot formaat 2) in deel I van het Familiearchief Van Hoogstraten.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.31 Fotokopie uit het Algemeen Nederlandsch Familieblad, 1885, van het wapen Rodem burch.
28 Sterfhuis van Hendrik Schrijver (1610-1665)
28.1 2 diplomata.
Incipit: 'Op huijden heeft Juffr. Anna van Rodenburgh'.
Onder het stuk staan de originele handtekeningen van Anna van Rodenburg en haar zwager Wilhelm de Wildt.
Het stuk is een originele “acte van uytcoop” (uit de weeskamer) gedateerd 17 september 1665 met approbatie van burgemeesteren en schepenen van Oudewater d.d. 3 oktober 1665. De kinderen worden met hun respectieve leeftijd genoemd: Anna Wilhelmina (13), Margareta (12), Cornelia (10), Mia (9), Petrus (7, moet zijn: 8), Christina (6), Alethea Wilhelmina (4, moet zijn: 3) en Henricus (16 weken).
De erfenis voor de kinderen van de overleden Hendrik Schrijver bestaat uit een groot aantal landerijen al dan niet met opstal gelegen in respectievelijk: “Weverwijck”, “Hagesteyn”, “Rietvelt aen den rijn”, “Willeschop”, “Blocklandt”, “Noortsijde van de lange lintschooten”, “kleijn Hekendorp”. Deze zelfde landerijen worden ook in stuk 28.2 genoemd. Het geheel van het deel voor de kinderen te zamen wordt geschat op 56.000 carolus gulden van 40 groten. Anna van Rodenburg mag te zijner tijd elk kindsdeel in waardepapieren of contanten uitkeren. De inkomsten uit de landerijen zijn bestemd voor de opvoeding van de acht (nu nog) onmondige kinderen. Anna's huis in Oudewater, of in het geval van verkoop daarvan een onderpand van 4000 gulden, geldt als onderpand voor de weeskamer voor de opvoeding van de kinderen.
Het huis en erf “waer inne sij jegenwoordich woont” staat in Oudewater in de Leeuweringerstraet. Ongetwijfeld ditzelfde huis wordt in de “Scheidinge van de nalatenschap van Juffr. C.H. Schrijver, in dato 26 maart 1761” (familiearchief-Caan, Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag) omschreven als: “(...) een huis en erve staende en gelegen aen de westzijde van de Leeuweringerstraet binnen de Stede Oudewater, belend ten zuiden Jan Gerritse Egmond, en ten noorden Maria Zwanenburgs erfgenamen, strekkende voor van de straet, tot agter aen de stededijk toe, belast boven de gewonelijke lasten en verpondingen, met een jaarlijkse sijns of rente van agtentwintig stuivers, getaxeerd op 800,-”. Dit huis, dat toen in bezit was van de langstlevende dochter van Anna van Rodenburg, Christina Henrietta Schrijver, werd toebedeeld aan “Jacomina Elisabeth van Zijll, vrouwe van Roodenburg, weduwe van de Heer Matthijs Schrijver”. Hendrik Schrijver zal zijn overleden in het huis aan de Leeuweringerstraet. In de beschrijving van de inventaris die kort daarop gemaakt werd, staat “Een huys en erve binnen Oudewater inde Leeuweringerstraet bij de inventarisante bewoont” (bijlage I,32). Toch zal ook het huis aan de Hallebrugge (vgl. stuk 25.1) als woonhuis gebruikt zijn. Dit pand blijft zeker tot in 1743 in de familie. Op 2 juni 1743 wordt namelijk het besloten testament van de op 25 mei dat jaar overleden Cornelia Aletta Schrijver geopend en voorgelezen. Zij vermaakt onder andere aan haar dochter Jakomina Elizabeth van Zijll het 'Huijs staande aan de mart binnen deze stad Oudewater' en aan haar dochter Clementia van Zijll de 8 mergen lands voetstoots, gelegen op de noordzijde van de Lange Lintschoten. Wanneer de verdeling van de boedel op 17 juli volgt, valt aan 'Jakomina Elizabeth van Zijll' toe 'het Huijs aan de Hallebrugge binnen deze Stad, waerin de overledene gewoond heeft en gestorven is, belend ten zuijden Jan Houtman, en ten noorden de diaconiearmen deser stede (...)'. Rijksarchief Utrecht, ONA Oudewater, 1936 (notaris F. van Hoogstraten), 1743, resp. akte 3 en 6.
28.2 1 diploma.
Incipit: “Staet van de eijgendomsbrieven der landerijen ende goederen”.
Gedateerd 18 januari 1666 en te Oudewater gepasseerd voor weesmeesters op 28 november 1665. Het stuk is een origineel en ondertekend door D. Tromper, secretaris van de stad Oudewater.
Inliggend een transcriptie van Jan Willem Pieter (XII-D).
Het stuk betreft de lijst van door de kinderen van wijlen Hendrik Schrijver geërfde landerijen en goederen (die ook in stuk 28.1 worden genoemd) behorend bij de inschrijving van de akte van uitkoop in 'het tweede vertichtboek folium 87 et ultra' bij de weeskamer te Oudewater.
Bij de namen van de landerijen worden ook de data van de eigendomsbrieven genoemd. Zo worden bij Rietvelt eigendomsbrieven van 4 oktober 1641 en 23 mei 1657 vermeld. Deze hebben betrekking op de twee bezittingen genoemd in stuk 1 van deze omslag van 17 september 1665: “een hofsteede met huijs, bergh en schuer gelegen op Rietvelt aen den rijn, groot ontrent twintich margen, met acht margen, huijs, berch en schuer mede aldaer gelegen”.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.32 Een transcriptie van de akte in het 'het tweede vertichtboek folium 87 et ultra' door C. van Wijngaarden, 2002. GA Oudewater, Weeskamer inv.nr. 3, f. 87-88 (gedateerd 28 november 1665). De tekst hiervan is vrijwel gelijkluidend aan de eerste helft van stuk 28.1. Verder een transcriptie door C. van Wijngaarden van de 17 september 1665 gedateerde boedelinventaris van de bezittingen van Hendrik Schrijver opgesteld ten behoeve van de weeskamer (gemeentearchief Oudewater, inv.nr.7, fol. 47v-57v).
I.33 Een fotokopie van de eigendomsbrief van 4 oktober 1641, bewaard in het familiearchief Caan, Centraal Bureau voor Genealogie in Den Haag.
28.3 1 diploma.
Incipit: “Schiftinge, en scheijdinge van alle soodanige goederen, als Anna van Roodenburgh”.
Dit originele stuk is 1 juli 1693 gedateerd en betreft de uiteindelijke toewijzing van wat de kinderen hadden geërfd van hun vader Hendrik Schrijver.
Inliggend een transcriptie van Jan Willem Pieter (XII-D).
Als erfgenamen treden op: Anna van Rodenburg als erfgenaam van haar op 2 maart 1693 overleden dochter Alathea Wilhelmia, en verder: Anna Willemina, Margareta, Dr. Rudolpht van Zijll als man van Cornelia Alettha, Johan de Wildt als man van Mia Catharina, Pieter en Christina Hendriettha Schrijver. De landerijen, al dan niet met opstal, zijn verdeeld in lot A tot en met E. Lot A, waaronder de 28 morgen land op Rietvelt valt, komt aan Anna van Rodenburg, Anna Willemina, Margareta en Christina Hendrietta (de ongetrouwde dochters van Anna van Rodenburg). Dezelfde landerijen als genoemd in de voorgaande stukken worden ook hier genoemd onder lot A tot en met E.
Onder het stuk staan de originele handtekeningen van: “Anna van Rodenburgh”, Anna Willemina”, “Margrieta”, “Mia”, “Christina Hendrietta”, “P. Schrijver”, “Cornelia”, “R. van Zijll” en “J. D. Wildt”.
28.4 1 diploma.
Incipit: “Schiftinge en scheidinge van soodanige goederen, als Anna van Roodenburgh”.
Dit originele stuk, in dezelfde hand als het voorafgaande stuk (28.3) is precies één week later gedateerd dan het voorgaande stuk: 8 juli 1693.
Het betreft een nadere verdeling van lot B uit de vorige schifting van 1 juli 1693 tussen: Anna van Rodenburg als erfgenaam van Alathea Wilhelmina, en Anna Willemina, Margarieta en Christina Hendrietta Schrijver ter ener zijde en ter andere zijde Johannis de Wildt als man van Mia Catharina Schrijver. Van bovengenoemde personen staan de handtekeningen onderaan het stuk.
Op de achterkant van het stuk staat in de hand van Anna van Rodenburg: “Schiftingh en Sceijdingh Tus. mijn en mijn kindere van de nagelate goedere van mijn kindere haer vaders bewijs”.
29 Testament van Alethea Wilhelmina Schrijver (1693)
29.1 1 diploma.
Incipit: “De minute staet op een zegel van drie guldens”
Gewaarmerkt afschrift d.d. 26 februari 1693 van het testament van 18 februari 1693 van “Juffr. Aletea Wilhelmina Schrijver”.
De testatrice “sieckelijck sijnde, doch haer verstant machtich” woont te Oudewater en benoemt haar lieve en beminde moeder Juffr. Anna van Roodenburch tot enig erfgenaam. Alethea Wilhelmina is overleden op 2 maart en begraven op 10 maart van dat jaar te Oudewater.
Het testament zelf bevindt zich nog onder de protocollen van de Oudewaterse notaris Johan Maas. Rijksarchief Utrecht, ONA Oudewater, 1913, sub dato.
30 Gedeelte uit het testament van Agneta Buijs (1698)
30.1 1 diploma.
Incipit: “In den name des Heeren amen”
Extract en afschrift d.d. 14 februari 1702 te Gouda van het testament van Agneta Buijs, weduwe van Mr. Jacob Bonser oud-burgemeester van Gouda, van 29 oktober 1698. Het oorspronkelijke testament werd te Gouda ten huize van de testatrice opgemaakt en mede getekend door notaris Justus Everswinckel.
Inliggend een extract uit dit testament gemaakt door Jan Willem Pieter (XII-D).
Aan de weduwe van Hendrik Schrijver, Anna van Rodenburg, en haar zuster Mia van Rodenburg (en bij vooroverlijden hun kinderen) komt toe het derde vierde part, ieder voor de helft van de erfenis. Beiden krijgen dus 1/8 toebedeeld. Agneta Buijs zal ongetwijfeld een familielid zijn van Annetje Jans Buys (begraven te Oudewater op 14 februari 1621), de echtgenote van Anna en Mia's grootvader Claes van Rodenburg (begraven te Oudewater op 30 oktober 1624).
In het familiearchief de Monté VerLoren (Archiefdienst Westfriese Gemeenten te Hoorn) komt voor onder nummer 805, portefeuille 46 (“vervolg stukken betreffende het geslacht Schrijver en verwanten”) onder post 56 de volgende verwijzing: “Inventaris en Scheijding des boedels van Vrouwe Agneta Buijs, wed. van de Heer Mr. Jacob Bonzer, in leven oud Burgemeester der stad Gouda, in dato 11 februari 1702.”
31 Testament en nalatenschap Anna van Rodenburg
31.1 1 diploma.
Incipit: “Huijden den 9 febr. 1704”.
Kopie in de hand van Johannes de Wildt van het 9 februari 1704 voor notaris Johan Maes gepasseerde testament van “Vrouwe Anna van Roodenburgh”.
Inliggend een uittreksel in de hand van Jan Willem Pieter (XII-D).
Anna van Rodenburg verklaart tot enige erfgenamen, ieder voor een zesde deel: 1) “Anna Wilhelmina Schrijver, getrouwt met de heer Justus van den Boogaart” te Gouda; 2) “Margareta Schrijver”; 3) “Cornelia A: Schrijver wed. van de Heer R. van Zijll”; 4) “Mia Catharina Schrijver, huisvrouw van de Heer J. De Wildt”; 5) “Mr. P. Schrijver Heer van Roodenburgh, Burgemeester en secretaris van Oudewater”; 6) “Christina henrietta Schrijver”. Of bij vooroverlijden hun kinderen.
En wel onder de volgende condities: Margareta en Christina Hendrietta Schrijver zullen, indien zij nog ongetrouwd zijn bij het overlijden van hun moeder “voor alle deelinge uijt de gemeene Boedel van de Testatrice” genieten “een somma van duijsent gulden, en een dubbelden rouw, na de qualitijt van haar persoonen in plaats van uijtsettinge, bruijlloftskosten als anders”. Van de effecten en goederen die Cornelia zal krijgen toebedeeld moet voor ieder van Cornelia's kinderen een lijfrente van 1000 gulden gekocht worden. Cornelia zelf mag die lijfrenten haar leven lang genieten, ook als zij de kinderen niet meer onderhoudt. Cornelia krijgt het equivalent van haar legitieme erfdeel in de vorm van lijfrenten. Op de rest van het erfdeel en wel het gedeelte dat Cornelia tijdens haar leven niet zal hebben verkocht rust fideïcommis, dat wil zeggen dat deze goederen terug moeten komen naar de nakomelingen van Hendrik Schrijver en niet geërfd mogen worden door de familie Van Zijll. De fideïcommis geldt tot de kinderen van Cornelia handelingsbekwaam zijn geworden (met 25 jaar of door huwelijk). Mia Catharina moet uit haar erfdeel voor 3000 gulden een jaarlijkse lijfrente afsluiten op haarzelf en voor 1000 gulden op haar dochter Wilhelmia de Wildt. Voor Mia geldt aangaande de fideïcommis bepalingen verder precies hetzelfde als voor Cornelia. Daarenboven geldt dat Mia de bevoegdheid krijgt dat, indien zij zonder nageslacht zou komen te overlijden, zij aan haar man (Johannes de Wildt) de lijfrenten tot diens dood mag laten toekomen die zij eerst zelf ontving. Maar zij mag geen goederen (afkomstig uit de erfenis van Anna van Rodenburg) aan hem legateren.
Anna van Rodenburg bepaalt verder dat de verdeling van de erfenis van Hendrik (zoals in de stukken in inv.nr. 28 is vastgelegd) intact blijft en dat degene die toch een nieuwe verdeling wil alleen haar legitieme portie erft. Als executeurs, voogden over minderjarige erfgenamen en als toezichthouders over de fideïcommissaire goederen worden benoemd P. Schrijver en J. van den Boogaert.
Het testament zelf bevindt zich nog onder de protocollen van notaris Johan Maas. Rijksarchief Utrecht, ONA Oudewater, 1914, sub dato.
31.2 1 diploma.
Incipit: “Wij ondergetekenden”
Origineel stuk, op gezegeld papier van 12 stuivers. Het stuk is een overeenkomst van 24 september 1708 met Justus van den Bogaert, raad en vroedschap en oud-schepen van Gouda, optredend voor zijn echtgenote Anna Wilhelmina Schrijver. De tweede en derde partij zijn respectievelijk Margarieta en Christina Henrietta Schrijver.
De overeenkomst gaat over het in het gemeen houden van de volgende goederen uit de nalatenschap van Anna van Rodenburg, die deze drie erfgenamen op 25 juli 1708 zijn toebedeeld:
* De woning met 28 morgen land gelegen in de “weverwijk overlecq”, die getaxeerd is op 8000 gulden en werd toebedeeld aan Margareta en Christina Henrietta.
* Een huis met erf “staande aan de westzijde van de Leuwerkstraat”.
* Twee tuinen achter de grote tuin in de “Lintschooten”.
* “noch een sniep, hennip of teelland in de kerkweteringh” voor 4000 gulden aangeloot aan Anna Wilhelmina Schrijver.
Het stuk is ondertekend door: “Margarieta Schrijver”, “Christina Hendrietta Schrijver” en “J. v.d. Bogaert med.dr. 1708”. Op de achterzijde is in de eerste plaats toegevoegd, in (vermoedelijk) de hand van Margareta Schrijver, dat op 9 april 1724 “Anna Willemina Schrijver, weduwe van Justus van den Bogaert”, Margarita en “Christina Hendrietta Schrijver” verkocht hebben de hofstede “overleck in de weverwijck”, samen met het land 28 morgen groot. Hieronder staan hun originele handtekeningen. In de tweede plaats is toegevoegd, nu in de hand van Christina Henrietta Schrijver, dat Anna Willemina en Christina Henrietta Schrijver “het henpwerfe in de Kerckwetering” verkocht hebben aan hun broer Pieter, nadat Margriet overleden was. Onder de notitie staan de handtekeningen van Christina Hen(d)rietta en Anna Willemina Schrijver. Deze ongedateerde aantekening moet zijn van na het overlijden van Margriet op 24 juli 1724 en van voor 20 april 1725, toen hun broer Pieter overleed.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.34 Een fotokopie uit het Nationaal Archief, afd. 3, Rechterlijk Archief Alphen aan de Rijn, 3.3.08, nr. 29 fol. 42 verso-43 verso, over onder andere een 'Extract vande Scheydinge vanden heer Pieter Schrijver zal.r'.
31.3 Ongedateerde “Lyste van Schilderyen, Zilvere-Beeker & Grafsteden des Famielje van Schryver”. Het betreft voornamelijk 'schildeijen welcke onverdeelt en in t gemeen gebleven sijn in t huijs van den overleden'.
De lijst is opgesteld door Johannes de Wildt, zo blijkt uit het handschrift, en zal betrekking hebben op nagelaten, maar nog niet verdeelde zaken na het overlijden van Anna van Rodenburgh in december 1707.
Uit de volgende twee nu niet meer aanwijsbare stukken kan afgeleid worden dat de verdeling pas op 21 oktober 1709 plaatsvond. Deze stukken waren in bezit van een kleindochter; Jacomina Elisabeth van Zijll (1689-1774): 'Inventaris en verdeling van den boedel van de Heer Mr. Hendrik Schrijver in dato 21 October 1709' (nr. 19) en 'Memorie van de Mobilia, bij de kinderen van Anna van Rodenburg onder den anderen verdeeld, Anno 1709' (nr. 20) onder de 'charters en papieren gevonden in den boedel van Jacomina Elisabeth van Zijll van Rodenburg'. Hoorn, Archiefdienst Westfriese Gemeenten, Familiearchief de Monté VerLoren, stuk 805, portefeuille 46 ('XXXII vervolg stukken betreffende het geslacht Schrijver en verwanten).
Bijgevoegd in bijlage I:
I.35 Fotokopie, transcriptie en identificatie van de genoemde portretten door M. Roscam Abbing.
I.36 Overdruk: Wolleswinkel, E.J., 'De portrettenverzameling van Mr. Jan Willem van Hoogstraten (1722-1770)', Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau, deel 34 (1980), blz. 79-98, waarin op blz. 79 een foto van één bladzijde van stuk 31.3 is afgebeeld.