32 Steven de Wilt en Maria van Everdingen
Papieren de Wildt, uit de nalatenschap van Wilhelmia de Wildt (1694-1776).
32.1 Pentekening met instructies voor de kleuren van het alliantiewapen Van Everdingen - Van der Eggen. Ongedateerd, papier 31 x 20 cm.
Het wapen heeft betrekking op het huwelijk van Mr. Anthony van Everdingen, burgemeester van Oudewater, overleden te Oudewater in mei 1637, en Maria Jansdr. van der Eggen (Heggen), overleden te Oudewater in juni 1667. Mr. Anthony van Everdingen heeft zelf de woorden 'Myn wapen' en 'Myn huysfrouwen wapen' en de beide familienamen toegevoegd. Zij huwden vóór 1604 en de pentekening is mogelijk ten behoeve van een te vervaardigen wapenbord of glas-in-loodraam gemaakt. In de afrekening van de boedel van hun dochter Maria van Everdingen (stuk 4 in deze omslag) uit begin 1637 wordt in het 16e hoofdstuk (schilderijen en spiegels) in de grote keuken genoemd 'Het wapen van weder zijdts ouders'. Dit voorwerp blijft vermoedelijk onverkocht, want in de memorie van onverkochte goederen komt nog voor: 'een wapen bordeken'. Indien de pentekening ten behoeve van dat wapenbord is gemaakt, zal het uit 1629 kunnen dateren, het jaar van het huwelijk van Maria van Everdingen en Steven de Wildt. De schrijfwijze van de naam 'Euerdinghen' komt overeen met de handtekening van A. van Everdinghen, 'secr. der stede Oudewater' op 21 december 1622 op een stuk in de collectie van Zijll de Jong in het Belastingmuseum van der Poel te Rotterdam.
Zie over Anthonius van Everdingen (ca. 1578-1637): H. van de Venne, ‘Gelegenheidsgedichten van Utrechtse lofdichters. Adrianus Vander-Burchius, Petrus Dierout en Antonius Everdingius’, J. Bloemendal (red.), De Utrechtse Parnas. Utrechtse Neolatijnse dichters uit de zestiende en de zeventiende eeuw, Amersfoort 2003, 127-158, met name blz. 139-152, waar op blz. 144 dit stuk staat afgebeeld.
32.2 Gekleurde wapentekening van het gevierendeeld wapen van Willem De Wildt (1633-1688), zoon van Steven de Wildt en Maria van Everdingen, en zijn acht kwartieren, papier 26,5 x 34 cm. De helmfiguur is een Wildeman. Ongedateerd (begin 18e eeuw). Gesigneerd rechtsonder “I:K:Fe.”
Een aantekening van Jan Willem (IX-A), die rond 1760 onderzoek deed naar de wapens van zijn voorouders, bericht over de kwartieren van 'De ontfanger Willem De Wildt, mijn overgrootvader' (familiearchief deel I, stuk 227). Uit deze aantekening blijkt dat hij dit stuk vermoedelijk kende en dat er een wapenbord met de kwartieren van Willem de Wildt in de kerk van Oirschot aanwezig is geweest. Jan Willem (IX-A) schrijft namelijk: 'Vergelijk deze quartieren [= vermoedelijk deze wapentekening] met die, welke gevoegd zijn bij desselfs [= Willems] wapen, hangende in de kerk te Oirschot ten getale van 8'. Een latere aantekening op dit stuk bericht: 'Dit is vergeleken en accord bevonden uitgenomen dat Souburg staet in de plaets van Sasbout [op de wapentekening staat 'Souburgh']'. Verder is duidelijk dat Willem de Wildt te Oirschot begraven werd 'op het choor onder een serck naest den ouden Heer van Oirschot' (stuk 33.1). Willems zoon Johannes was van oktober 1691 tot september 1713 predikant te Oirschot. De vervaardiger is door Dr. Marten Jan Bok geïdentificeerd als de in Utrecht werkzame Johannes Kanneman (overleden te Utrecht in 1755). Uit de wapentekening kunnen de namen van de respectievelijke grootouders worden afgeleid. Voor Steven de Wildt (overleden 1636) zijn dat van vaderszijde Van Heusden en van moederszijde Hoefslagh. Voor Maria van Everdingen (overleden 1636) zijn dat van vaderszijde Capellen en van moederszijde Souburgh/Sasbout. De afstamming Souburgh/Sasbout wordt bevestigd door het omstreeks 1651 vervaardigde stuk over het geslacht den Hartoch en Sasbout (stuk 7.1). Daar staat dat 'Marge Jans ven der Egge', de echtgenote van 'Antoni van Everdinge' de dochter was van 'Marge Cornelis Sasbout' en 'Jan van der Egge'. Deze Marge had een broer Dirk (gehuwd met 'Annige Claes Hartoch') en een zuster Mia (gehuwd met 'Jan Claesz Hartoch of van Rodenburg').
32.3 Katern van 4 diplomata.
Achterop dit katern staat 'Inventaris des Boedels van Steven de Wilt en Maria van Everdingen Echtelieden Januay 1637.' En in een latere hand: 'Oude quitantien etc. betrekkelijk op den boedel van wijlen mevr. de wed.e F. van Hoogstraten'. Stuk 32.4 heeft oorspronkelijk deel uitgemaakt van het katern.
Het stuk betreft de inventarisatie en afrekening van de verkoop van de nagelaten boedel van Steven de Wildt en Maria van Everdingen. De inventaris werd pgesteld naar aanleiding van het overlijden van Maria van Everdingen in december 1636, sinds februari dat jaar weduwe van Steven de Wilt, op verzoek van hun beider moeders: Maria vander Vecht (weduwe van Volcken Both en daarvoor van Jacob de Wildt) en Maria vander Eggen, echtgenote van Anthonis van Everdingen, burgemeester van Oudewater. De afrekening wordt opgemaakt ten behoeve van de enige erfgenamen, de twee nagelaten jonge kinderen Willem en Theodora, in het sterfhuis te Utrecht op 9, 10 en 11 januari 1637 (nieuwe stijl: 19, 20 en 21 januari) door de Utrechtse notaris C. Verduin.
De inventarisatie bevat een eerste afdeling 'Brieven en munimenten' en een 'Memorie van tgene ontfangen ende wtgegeven was tot den 4en febrary 1637 incluis'. Verder twee memories van onverkocht gebleven kindergoed. De twee weeskinderen komen in de kost voor 90 gulden per jaar ieder, bij hun oudtante Fennichgen vander Vecht. Zie verder stuk 32.4.
32.4 28 losse vellen, die voorheen aan elkaar vastgezeten hebben, in het katern van stuk 32.3.
De vellen zijn meest aan weerszijden beschreven, bevattende de afrekening aan de hand van een beschrijving van de nagelaten goederen van Steven de Wilt en Maria van Everdingen (zie stuk 3) in 27 afdelingen en enkele memories over de uiteindelijke afrekening. Het geheel wordt 8 februari 1637 oude stijl (= 18 februari nieuwe stijl) afgesloten.
De vellen zijn met potlood, vermoedelijk door Jan Samuel François (XII-C) willekeurig genummerd van 1 tot en met 43. De juiste volgorde is: 43, 36, 37, 39, 41, 45, 49, 47, 50, 33, 32, 29, 28, 21, 23, 19, 18, 16, 25, 4, 6, 8, 13, 11, 1, 3, 9, 35.
De inventaris is niet compleet overgeleverd. Zo ontbreekt het eerste deel van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 5. Ook een opgave van onroerend goed ontbreekt. Inliggend twee onvolledige transcripties van Jan Willem Pieter (XII-D) van de eerste bladzijden van stuk 3, een genealogisch overzicht, en zijn 11 oktober 1883 gedateerde aantekening met de aanduiding 'nog niet ontcijferd of gefolieerd'.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.37 Transcriptie van het geheel (stuk 32.3 en 32.4) door M. Roscam Abbing, januari 2001.
33 Willem de Wildt en Mia van Rodenburgh
Papieren de Wildt, uit de nalatenschap van Wilhelmia de Wildt (1694-1776).
33.1 Twee losse bladen in folio uit een bijbel met aantekeningen (geboorte- en sterfdata) van Wilhelm de Wildt en later aangevuld met aantekeningen in de hand van zijn zoon Johannes de Wildt, diens schoonzoon Fransois (VIII-B) en tot slot Jan Willem (IX-A), zoon van laatstgenoemde.
Wilhelm de Wildt is begonnen aantekeningen te maken na zijn huwelijk op 29 augustus 1663 en vermoedelijk was de bijbel ter gelegenheid van dat huwelijk aangeschaft. Het eerste blad is aan één zijde beschreven, het tweede blad aan beide zijden. De meest recente aantekening op het tweede blad is van augustus 1760.
Jan Willem (IX-A) noemt (na september 1760) deze bladen, die pas op enig moment daarna uit de bijbel zullen zijn gesneden, in een aantekening in het Statenbijbeltje met Schrijvers-aantekeningen, beschreven in ons artikel in de Nederlandsche Leeuw (Bijlage I, 44, op kolom 323). Een achttiende-eeuwse gedeeltelijke kopie van dit blad berust in het familiearchief Van Rodenburg: Inventaris (opgesteld door A. Vremeijer, Den Haag, 6 september 1958); A (bijbelbladen met genealogische gegevens) nr 4: 'Wilhelm de Wildt en Mia van Roodenburg en nakomelingen, 1663-1692; met afschrift'. In 1985 in bezit van Mr. D. Müller in Mijnsheerenland.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.38 Fotokopie afschrift uit het familiearchief Van Rodenburg.
Transcriptie van de bijbelbladen door M. Roscam Abbing.
33.2 1 gevouwen diploma.
Een achttiende-eeuwse gedeeltelijke kopie van stuk 1 in een onbekende hand, met in de hand van Jan Willem (IX-A) aanvullingen over sterfdata (die als meest recente jaar '1743' noteert).
De aantekeningen zijn vermoedelijk overgenomen van de twee bladen (stuk 33.1) voordat deze in handen kwamen van de Van Hoogstratens, vermoedelijk na het overlijden van Johannes de Wildt in 1738. De Van Hoogstraten-gegevens zijn in deze kopie namelijk niet overgenomen. Aan het einde komen wel twee aan de Schrijver-Van Rodenburg-bijbel (zie de Nederlandsche Leeuw, 2002, 324; een fotokopie in bijlage I, stuk 44) ontleende vermeldingen voor, en wel met betrekking tot het overlijden van Johannes van Rodenburg (in 1662) en diens echtgenote Margreta de Lange (in 1692), die beide eveneens voorkomen op de bij stuk 33.1 genoemde kopie in het archief Van Rodenburg, maar niet op stuk 33.1 zelf.
33.3 Incipit: “D'Eerste Presiderende ende andere Raeden van Brabant”.
Origineel gezegelde oorkonde op perkament, afgegeven door de Raeden van Brabant d.d. 24 juni 1667 te Den Haag. “Wilhelmus de Wilt, Ontfanger der Verpondinge over het Quartier van Kempelant, Meijerije van 's Hertogenbosch” woont sinds twee jaar in 's-Hertogenbosch en is daar ook poorter van geworden.
De Raden van Brabant besluiten, uit naam van de Staten Generaal die de plaats innemen van de Hertog van Brabant, hem te naturaliseren en te beschouwen als “een gebooren Brabander”, en wel om alle ambten in Brabant te kunnen uitoefenen. Uit stuk 33.6 blijkt dat Wilhelm de Wildt bij zijn overlijden in 1688 nog dezelfde functie had als in 1667.
33.4 Incipit: “In den name des Heeren amen”.
Origineel en gezegeld diploma dat in tweeën gevouwen is geweest, toen dichtgezegeld is en vervolgens aan de buitenkant is voorzien van een notariële verklaring. Het stuk is het originele en besloten testament door “Wilh. de Wildt” en “Mia van Roodenburch” ondertekend, gedateerd 3 november 1668.
Inliggend een transcriptie van Jan Willem Pieter (XII-D), met enkele aantekeningen over de familie de Wildt.
In het testament worden de huwelijkse voorwaarden in stand gehouden, waarbij de langstlevende universeel erfgenaam wordt, uitgezonderd de goederen van een hunner ouders die onder Utrechts recht blijken te vallen. Daarvan komt alleen het levenslange vruchtgebruik aan de langstlevende toe.
Op de buitenkant staat de notariële verklaring. Incipit: “In den naeme ons Heeren Godts”.
De notariële verklaring is op dezelfde datum als het besloten testament ondertekend door de notaris Guil. v. Camphen en de getuigen, notaris Jan van Camphen en een zekere Verstijnen. De verklaring, die weer is ondertekend door Wilh. de Wildt en Mia van Roodenburch, bepaalt dat het besloten testament niet eerder geopend mag worden dan na het overlijden van de kortstlevende.
In het stadsarchief van Den Bosch berust het latere testament van beide echtelieden, dat te Oirschot op 6 februari 1688 werd opgemaakt (Notarieel Archief, inv.nr. 2817). Met een aantekening erachter dat op 5 januari 1698 dit besloten testament op verzoek van de weduwe in Den Bosch is geopend. In het testament uit 1688 wordt hun dochter Maria Theodora als erfgename uitgesloten, omdat zij tegen de wens van haar ouders met Cornelis de Rauw was gehuwd en zij “in schande leven”.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.39. Een fotokopie van het testament van Willem de Wildt en Mia van Rodenburgh uit 1688.
33.5 2 diplomata.
“Lijste van de naamen der Heeren en vrienden” (= verwanten) die uitgenodigd worden om “de laatste eere te bewijsen aen 't lijck van Mia van Roodenburch” gestorven te Den Bosch 3 november 1700, te begraven “op den 10 deser maant des avondts ten seven uren precijs tot Oirschot”.
Op de lijst worden alleen mannen genoemd. Van de Schrijver-familie worden alleen Pieter Schrijver te Oudewater, Justus van den Bogaert te Gouda en Rudolphus van Zijll te Amsterdam vermeld. Op pagina 4 staat de lijst van de dragers van de kist en op pagina 5 die van de “flambauwdragers”.
Op de achterzijde staat: “begraeffeniscedulle van Mia van Roodenburg”.
33.6 1 folium.
Incipit: “Extract uit het sloth” van de 24ste en laatste afrekening d.d. 14 februari 1704 van de inmiddels in 1700 overleden Mia van Rodenburg, als weduwe van Willem de Wildt, met de Generaliteits Rekenkamer over de door haar man geïnde belastingen van 1 januari 1687 tot en met de maand van zijn overlijden, maart 1688.
Uit deze afrekening blijkt dat op 15 juni 1700 nog ruim 9,5 duizend gulden moest worden afgedragen en dat sindsdien onder andere door Pieter Schrijver en door haar zoon Johannes de Wildt ruim 9200 gulden is afgedragen.
33.7 Een diploma.
Acte van 30 augustus 1694 voor notaris Hendrick Wegewaert in 's-Gravenhage gepasseerd, waarbij “Isaack Elzevier, Clercq ter Generaliteits Rekenkamer, als getrouwd hebbende Juffrouw Maria Theodora de Wildt (...) consenteert (...) dat zijn Schoonmoeder Juffrouw Mia van Rodenburgh, weduwe en boedelhoudster vande Heer Willem de Wildt, sijn schoonvader zalr.” een som van 2000 gulden zal vastleggen.
Inliggend een uittreksel in de hand van Jan Willem Pieter (XII-D).
Als onderpand dient een zekere hofstede met twee huizen en een stuk land 'op de noordsijde van Benschop boven de kerck'. Johannes de Wildt en Pieter Schrijver treden op als getuige. Onder enkele namen staan rode viltstifstrepen, aangebracht door Jan Samuel François (XIV-K).
34 Stukken met betrekking tot Johannes de Wildt en Mia Catharina Schrijver
34.1 1 diploma.
Incipit: “Aen de Hooghgeborene Wel Edele Mevrouwe van Oirschot”.
Het stuk betreft een door Johannes De Wildt, predikant tot Oirschot en Best, in 1711 geschreven en mede ondertekende petitie gericht aan de Vrouwe van Oirschot. Verder hebben ondertekend: twee ouderlingen en twee schoolmeesters, respectievelijk voorzanger en koster. De petitie verwoordt in 18 punten hun zorg over “overgroote paepse stoutigheden en ergenissen' en de bedenkelijke rol van de plaatselijke drossaard Jacobus Coenraets daarbij. Op pagina 1 staat in de linkerbovenhoek het bijgeschreven en ondertekende antwoord uit Haanwijck van 1 juni 1711 dat niets kan worden ondernomen zolang het proces tussen de Vrouwe van Oorschot en Coenraets nog voortduurt.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.40 M. Roscam Abbing, E. Vink, 'De dominee, de drossaard en de paapse stoutigheden. Over een richtingenstrijd in Oirschot en Best', Noordbrabants Historisch Jaarboek 10 (1993), blz. 99-121, met op blz. 118-121 een transcriptie van de petitie. In dit artikel wordt dit stuk uitgebreid becommentarieerd.
34.2 1 folium
Incipit: “Soon en Doghter”.
Brief van “Joan De Wildt, Oudewater den 14 Meert 1729” aan “Soon” (= schoonzoon Fransois VIII-B) en “Doghter” Wilhelmia (1694-1776). De adreszijde, de andere helft van het oorspronkelijke diploma, ontbreekt.
Fransois (VIII-B) en zijn echtgenote wonen op dat moment met drie kinderen te Schoonhoven. Johannes de Wildt (bijna 62 jaar oud) heeft van een deurwaarder een stuk ontvangen, dat met deze brief werd meegezonden, naar aanleiding waarvan hij Van Hoogstraten verzoekt namens hem een lid (hij suggereert: Cattenburgh) van de Gecommitteerde Raden een request te laten schrijven. Het betreft een aanspraak van zijn nicht Johanna Constantia Elsevier, dochter van zijn zuster “Anna Catharina De Wildt”, laatste huisvrouw van Samuel Elsevier, en gehuwd met H. Beck, predikant op Kaap de Goede Hoop, op haar erfdeel, waarop volgens De Wildt beslag is gelegd en waarin hij ook niet kan bijspringen, omdat: “ick tot maintenu van het fatsoen van de familie, de oudste soon sijnde van mijn moeder een bedroefde Wed. met vijf kinderen onder welcke is geweest Anna Catharina De Wildt(,) in den Oorlogh van de fransen (= de Spaanse successie-oorlog 1701-1713) door branden en plonderen, en door bancqueroeten in verscheijdene dorpen daer mijn Vaeder Willem De Wildt ontfanger is geweest [heeft gecolecteert] in den quartiere van Kempelandt, Meijerije van s Hertogenbosch, mijselve in schulden hebbe ingewickelt (...)”. Johannes de Wildt heeft in elk geval 1000 gulden gebruikt tot afbetaling van de schulden van zijn ouders.
Bijgevoegd in bijlage I:
I.41 Kopie uit wat over Johannes de Wildt en diens familie is geschreven in de Boekzaal der geleerde Waerelt, november 1738, blz. 638-643.
34.3 1 diploma met op pagina 1 en 2 het eigenhandig net-afschrift van een gedicht van Fransois VIII-B, gedateerd Oudewater 9 oktober 1719 “Troost aan Papa (= zijn schoonvader Johannes de Wildt) over het “zalig afsterven zijner Waarde Egtgenote Mia Catrina Schrijver, overleden den 7de October A. 1719”.
Op pagina 3 staat een eigenhandig kladschrift van een gedicht van Fransois VIII-B “aen mijn vrouw, op 't afsterven van haer vader Den Eerw. heere Joan de Wildt, den 24 van september 1738”.
34.4 Een voorbedrukte brief, van E. de Jongh, geadresseerd aan zijn “Eerwaarde heer en neef” Johannes de Wildt. Adreszijde: 'Zeer Eerwaarde gel: en godvrugtigen heer Men heer de wild, bedienaar des goddelykens Woord, in de gemeente j:c: [=jesu christi] tot ouwater”.
In de brief wordt het huwelijk tussen E. De Jongh en C: Schrijver aangekondigd. De brief is gedateerd Utrecht den 15 August. 1737. Onduidelijk is of 15 augustus de verzenddatum of de huwelijksdatum is.
Het betreft het kinderloos gebleven huwelijk tussen Catharina Elisabeth Schrijver (1696-1755) en Mr. Everhard de Jong, kannunik van St. Marie te Utrecht, Raadsheer in het hof aldaar (zie: Nederlandsche Leeuw, 1887, 48). Zij was een dochter van Philips (1649-1711) en Cornelia Tieloos (1664-1696) en een (tweeling)zuster van Haesje Schrijver (1696-1756) en Matthijs Schrijver (geb. 1685).
34.5 Een voorbedrukte brief, van Johanna Pyll, weduwe de Wildt, geadresseerd aan 'MijnHeer en waarde Broeder” Johannes de Wildt. Adreszijde: 'Eerwaerde Heer Mijn Heer Johan De Wildt, bedienaar des Goddelyken Woordt in de gemeynte Oudewater' en de mededeling: 'af te geeven op het postcomptoir tot Gouda'.
In de brief wordt het overlijden van “Christiaan de Wildt, Capityn ter Zee ten dienste deser Lande, na een siekte van agt dagen dese namiddag om twee uuren in den ouderdom van ontrent 61. Jaeren' aangekondigd. De brief is gedateerd: Hage den 30. October 1737. Met ongeschonden lakstempel van het wapen de Wildt.
35 Genealogie de Wildt
35.1 1 vel.
Ongedateerde genealogie de Wildt, getiteld: 'Wapen en Geslacht-lyst van De Wildt, begind met Willem de Wildt geb: Ao. 1463'. Op de voorkant in kleur het wapen 'de Wildt.' In de hand van Jan Wllem (IX-A), met enkele aanvullingen in een andere hand.
De meest recente datum die voorkomt is 9 augustus 1760. Het stuk is een eerdere versie van het volgende stuk (stuk 35.2).
35.2 1 vel.
Ongedateerde genealogie de Wildt, opgesteld door Jan Willem (IX-A) na 27 september 1762 (zie stuk 3).
Het stuk is een latere versie van stuk 1. De meest recente datum op het stuk zelf is 26 maart 1762. De opgaven omtrent de oudste generaties de Wildt, beginnende bij ene Willem de Wildt geboren in 1463 en gehuwd met Lijsbet Adriaense als overgrootouders van Steven de Wildt, zijn onbetrouwbaar. Van Steven de Wildt wordt opgegeven “geboren in 1588' en zoon van 'Willem de Wildt, geb. 1541' en 'Theodora van de Vecht'. Deze onjuiste opgaven zijn ten dele overgenomen in de opgave in het Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie, 34 (1980), 93. Zie de overdruk die is toegevoegd in bijlage I, stuk 44 en de genealogie de Wildt (I.42).
Bijgevoegd in bijlage I:
I.42 Door M. Roscam Abbing vervaardigde genealogie De Wildt, januari 2002.
I.43 Enveloppe met genealogische aantekeningen van “de Amsterdamse tak van de” familie De Wildt, in de hand van Jan Willem Pieter (XII-D). Meest uittreksels uit: Nederland's Patriciaat 1910; Elias, De Vroedschap van Amsterdam, deel I, blz. 392; De Nederlandsche Leeuw 1889, 1891, 1931; De Boekzaal der Geleerde Waerelt, 1738.
35.3 1 Brief van Petrus Adrianus Swalmius (geb. 1728), Den Haag, 27 september 1762 aan zijn aangetrouwde achterneef Jan Willem (IX-A) te Den Haag.
De brief is een antwoord op een verzoek van Jan Willem (IX-A) om aanvullende familie-gegevens betreffende hem, zijn vrouw en haar ouders. Swalmius' schoonmoeder is net als Van Hoogstratens moeder een kleinkind van Willem de Wildt en Mia van Rodenburgh. Swalmius' opgave is daarna overgenomen door hem in stuk 1 in deze omslag (in stuk 35.2 ontbreken ze nog). Met een ongeschonden lakstempel met het wapen-Swalmius.
35.4 1 Brief van E[verhard] van Wachendorff, Utrecht, 28 september 1762 aan de 'Wel Edel Gestrenge Heer & Hooggeachte Vriend!' [=Jan Willem IX-A], zonder adreszijde, met een 'Extract uyt de Genealogie van de Lange'.
Van Wachendorff schrijft onder andere: 'van Neeff van Sijpesteyn, den Hoofdschout der stad Haerlem, [=Cornelis Ascanius van Sypestein, 1723-1783, NNBW VII, k. 1199-1200] dien ick over de elucidatie van de Familie van de Lange, deweil zijn welgeb. moeder van die stam geweest is, en ick bewust was dat zyn welgeb. de Genealogie van de Lange onder sig had, hadde geschreven hebbe ick de nevenstaende jnformatie bekomen (...).' In 1887 verscheen er een genealogisch overzicht van het “Geslacht Schrijver” in de Nederlandsche Leeuw, medegedeeld door een zekere J.C.v.d.M. “uit de aanteekeningen van wijlen Jhr. J.W. van Sijpesteyn”. Deze Jan Willem (1816-1866) was een achterkleinzoon van Cornelius Ascanius. Het meest recente gegeven in dat overzicht is een huwelijk uit 1753, maar wie het opstelde, is onduidelijk. Het zogeheten Sypesteyn-handschrift, waarin zich twee brieven gericht aan Scriverius bevinden, is overigens in oorsprong van genoemde Cornelis Ascanius afkomstig (zie: G.H.M. Posthumus Meyjes, ‘Het Sypesteyn-handschrift te Leiden BPL 2899’, in: Miscellanea Gentiana (...), Leiden 1993, 263-275).
36 Familiaal gelegenheidsdrukwerk uit de 18e eeuw
36.1 Plano (47 x 59 cm).
Gedicht van 10 strofen van A. Maria Paauw:
“Op het Huwelyk van de Heer mijn Heer Justus van den Boogaart, En Juffrouw Me-Juffrouw Anna Schrijvers, Te Saamen in den Egt verbonden binnen Oudewater op den 19. van Oogstmaand 1699”.
“Tot Gouda, Gedrukt by Johannes Endenburgh, Stads Drukker op de Markt, in de Chronijk.”
Dit stuk is afgebeeld in De Nederlandsche Leeuw 119 (2002), nr. 7-8, 332. Zie de kopie van dat artikel in bijlage I, stuk 44.
36.2 Gelegenheidsuitgaafje van 12 bladzijden van gedichten van F(ransois) V(an) H(oogstraten) Iani Filius, een anonymus en W.m Kersseboom (+ Toezangen Voor de Speelgenoten):
“Ter bruylofte Van de Heer MATTHYS SCHRYVER Raad en Oud Schepe der Stad Oudewater. en Mejuffrouw Jakomyna Elizabet van Zyll. Vereenigd binnen OUDEWATER, den 21. September 1717.”
Twee andere exemplaren van dit gelegenheidsuitgaafje zijn in 2002 uit dit inventarisnummer gehaald en ondergebracht in de Van Hoogstratenbibliotheek onder beheer van de Stichting Familie van Hoogstraten.
36.3 Plano (32 x 41 cm).
“Zee-Laurier, ter edeler gedagtenisse, van den Ed: Manhaften Heere Kornelis Schryver, op zynen veroverden Algieryn”.
Achtregelig lofdicht van J. Temmink op de overmeestering door Cornelis Schrijver van een Algerijns kaperschip. Dat vond plaats in 1724.
Zie: A.J. van der Aa, Biographisch Woordenboek, onder Cornelis Schrijver, en ook: J. van Hoogstraten, Parnas aan de Waal, 1726, 58: 'Zeelaurier voor kapt. Kornelis Schrijver 'op zijn veroverden Algierijn'.
36.4 Ongedateerde plano (49 x 37 cm).
Gedicht “Bruylofd-toors aangestooken ter eere van den heer bruydegom Christiaan de Wilt, Capitein ter zee, en de edele juffrou bruydt Johanna Pyll.”, ondertekend 'Ex amicitia'. Incipit: Wanneer ik eensaam sat, met sinnen opgenomen,
Het huwelijk van Christiaan de Wildt en Johanna Pijll vondt in december 1713 plaats.
36.5 Steendruk (G.J. van den Berg Ad viv.del.; E. Van Wolfsbergen & G. Manheer Execudit Rotterdam 1796; G. Kitsen Sculpt.), medaillon-portret van “Jacobus Johannes Schrijver, Bailliuw der Stad Rotterdam”, met gedicht van Thomas Kaas.
Van Someren, nr. 4989.
Jacobus Johannes Schrijver is voor zover bekend geen familie van de Scriverius/Schrijver-familie.
Dostları ilə paylaş: |