Inleiding tot de wetenschap Kabbala



Yüklə 1,26 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə12/103
tarix22.10.2018
ölçüsü1,26 Mb.
#75506
1   ...   8   9   10   11   12   13   14   15   ...   103

enige wereld, die de mens kan voelen en begrijpen. De mens, zoals trouwens elk andere 
schepsel, kan alleen dat waarnemen, wat vanuit de Schepper in hem neerdaalt. Zou de 
Schepper nog iets in petto hebben waar Hij het niet over heeft? Natuurlijk heeft Hij dat. 
Immers ook wij ontvangen onophoudelijk steeds nieuwe informatie, steeds nieuwe 
waarnemingen, die Hij nog niet eerder in ons heeft laten binnenkomen. Maar over datgene, 
wat nog niet van de Schepper wordt ontvangen, is het onmogelijk zich een mening te vormen. 
Alles wat de Kabbala in het innerlijk van de mens vormgeeft, doet hij in de loop van 6000 
traptreden, hetgeen ook “6 duizend jaar” genoemd wordt. Vervolgens, na de weg van de 
geestelijke stijging op de 6000 traptreden te hebben doorlopen, verheft de mens zich naar een 
hoger bevattingsniveau en breekt het 7
e
 millennium aan met de naam Sjabbat. Daarop volgen 
nog drie stijgingen. De mens bevat het 8
e
, 9
e
 en 10
e
 millennium, wanneer hij de hoogste sfirot 
biena, chochma en kether heeft bereikt. Deze trappen bevinden zich boven de schepping. Zij 
behoren volledig tot de Schepper, Die zulke ervaringen en samenvloeiingen met Hem aan als 
geschenk geeft aan de gecorrigeerde zielen. Daarover wordt nergens geschreven, want er is 
geen taal waarin men dat zou kunnen beschrijven. Dit behoort tot de geheimen van de thora. 
Daarom kunnen we niets antwoorden, als er iets over de Schepper zelf gevraagd wordt. Wij 
spreken alleen over het licht, dat door Hem verspreid wordt. Wij bevatten het Licht en op die 
manier bevatten we de Schepper. Daarom noemen we datgene, wat wij bevatten de 
“Schepper”, degene die ons heeft geschapen. Nu blijkt het zo te zijn, dat wij in principe 
onszelf bevatten, dus onze innerlijke wereld en niet Hem zelf.  
  
Na zich volledig met het licht te hebben gevuld, voelde de malchoet dat zij, hoewel zij de 
Schepper wel voldoening geeft daar zij al Zijn licht ontvangt, voor wat betreft haar 
eigenschappen toch helemaal tegengesteld aan de Schepper blijft. Dat komt omdat zij 
genieting wenst te ontvangen, terwijl de Schepper genoegen wil doen. De zich in dit stadium 
bevindende malchoet (koninkrijk der wensen) ondervond voor het eerst een gevoel van een 
brandende schaamte door het feit, dat zij de Gever en Zijn eigenschappen zag en daarmee het 
volledige verschil tussen Hem en haarzelf. Als gevolg van de zo in haar ontstane waarneming 
besluit de malchoet zich helemaal van het licht te ontdoen. Dit is in principe gelijk aan het 
stadium 2 (biena) met dit verschil, dat hier voor de schepping haar hartstochtelijke wens om 
te genieten duidelijk waarneembaar is alsmede hoe sterk deze wens aan de wensen van de 
Schepper tegengesteld is. Het uitstoten van het licht uit de malchoet heet “de Eerste 
beperking” (Tsiemtsoem Alef, afgekort - Ts”A). Als gevolg van de Ts”A blijft de malchoet 
geheel leeg. Tot het vierde stadium was de Schepper de handelende kracht. Vanaf het 
waarnemen van het schaamtegevoel en daarna, begint de schepping als het ware “uit zichzelf” 
te handelen. De stuwende kracht blijkt juist de waarneming van de schaamte te zijn. 
  
Na haar beperking wenst de malchoet geen licht meer te ontvangen. Maar zij is zich bewust 
van haar tegenstelling met de Schepper. Hij geeft haar immers de genieting. Al deed de 
malchoet wat de Schepper wilde en ontving zij in haar toestand het licht om de wens van de 
Schepper te vervullen, zij blijft toch volledig aan Hem tegengesteld. Hoe kan men toch 
bewerkstelligen om geen schaamte te ondervinden en aan de Schepper gelijk te kunnen 
worden? Dus om te kunnen ontvangen, omdat Hij dat wil, maar ook om te kunnen geven 
zoals Hij dat doet? De malchoet kan deze toestand bereiken, indien zij niet omwille van 
zichzelf gaat ontvangen om haar honger (lees: wens om te genieten – vert.) te stillen, maar zal 
dat doen omwille van de Schepper. Dat betekent, dat zij nu slechts het licht zal gaan 
ontvangen, omdat zij daarmee de Schepper voldoening verschaft. Dat lijkt op een gast die, 
hoewel hij honger heeft, weigert een traktatie voor zichzelf te aanvaarden. Hij ontvangt deze 
alleen maar om de heer des huizes vreugde te bezorgen. 
 
23


Daarvoor vormt de malchoet een scherm, ofwel een kracht, die weerstand biedt aan de 
egoïstische wens om zelf te genieten zonder enig verband met de gever. En deze kracht stoot 
al het tot haar komende licht terug. Vervolgens, middels hetzelfde scherm, berekent de 
malchoet, welk deel van het licht zij in staat is omwille van de Schepper te ontvangen. De 
malchoet zet alleen de deur op een kier, om het door het scherm afgemeten deel van het licht 
te ontvangen, waartoe zij omwille van de Schepper in staat is. Echter, het resterende deel van 
de malchoet, dus de overgebleven wensen, blijven leeg. Indien zij zich geheel met het licht 
zou kunnen vullen en omwille van het geven zou kunnen ontvangen, zou zij met de Schepper 
voor wat betreft de eigenschappen volledig gelijk zijn. Zij zou de correctie van haar egoïsme 
voltooien en dit alleen gebruiken om de Schepper voldoening te verschaffen. Zo'n geheel 
gecorrigeerde toestand van de malchoet vormt het "Doel van de Schepping" en heet “Einde 
van de correctie” (Gmar tiekoen), het einde van de egoïstische wens om te ontvangen voor 
zichzelf. Men kan deze toestand echter niet op hetzelfde moment, in éénhandeling bereiken 
daar deze toestand geheel aan de zelfzuchtige natuur van de malchoet tegengesteld is. De 
malchoet bereikt haar correctie in gedeelten, in porties. Het licht dat bij een klie aankomt heet 
“direct licht” (or jasjar). De intentie van een klie om het licht alleen omwille van de Schepper 
te ontvangen, heet “terugkerend licht” (or chozer). Juist met behulp van deze intentie 
“weerkaatst” een klie het licht. Een deel van de klie, waarin men  het licht ontvangt heet 
“inwendig deel” (toch). Het resterende lege deel van de klie heet “eind” (sof). Toch en sof 
samen vormen het lichaam (goef). Goef is een wens om genieting te ontvangen. In het 
algemeen is het zo, dat wanneer in de kabbalistische boeken sprake is van “lichaam” (goef), 
een wens om te ontvangen wordt bedoeld. Naar dit principe van het ontvangen alleen omwille 
van de Schepper is het gehele geestelijke Heelal ingericht, dus alle werelden behalve onze 
wereld. Het blijkt nu, dat het gehele Heelal slechts bestaat uit variaties van de in de Ts”A 
leeggemaakte malchoet, die zich thans met behulp van een scherm aan het vullen is. Het 
uitwendige, minder belangrijke deel van deze malchoet bestaat uit de werelden Adam 
KadmonAtsieloetBrieja, Jetsiera en Asieja. En het resterende, inwendige en het 
belangrijkste deel van de malchoet heet ziel, Adam. 
 
Het proces van het vullen van de malchoet met het licht is zowel kwantitatief als kwalitatief. 
Dit proces zullen wij bestuderen. Het gaat erom, dat elk afzonderlijke deeltje van de malchoet, 
dat naar onze wereld is afgedaald, zich dient te corrigeren om met de Schepper te kunnen 
samenvloeien. En dat afzonderlijke deeltje bevind zich in de mens. Dat is zijn echte “Ik”. Het 
deel, waarin de malchoet het licht nog niet ontvangt, maar dat voorlopig alleen maar 
analyseert hoeveel licht zij in staat is niet omwille van zichzelf, maar omwille van de 
Schepper te ontvangen, heet “hoofd” (rosj - in het hoofd wordt berekend hoe veel licht de klie 
kan ontvangen-vert.). Zoveel licht de malchoet kan ontvangen, zoveel genieting zij aan de 
Schepper geven kan. De malchoet beschikt over de volledige vrijheid van wil: als zij niet wil 
hoeft zij helemaal niet te ontvangen. Wil zij dit wel, dan ontvangt zij hoeveel zij wil. Zij 
heerst zelf over haar egoïsme en niet omgekeerd. Zij kiest juist voor deze toestand om op de 
Schepper te gaan lijken. Zij werkt met haar egoïsme op zo’n wijze dat zij niet slechts ontvangt 
voor zichzelf, maar ook omwille van de Schepper. De malchoet moet een genieting 
waarnemen, want juist daaruit bestaat de wens van de Schepper, alleen haar intentie moet 
altruïstisch zijn. Daarom kan zij niet op hetzelfde moment al het aankomende licht omwille 
van de Schepper ontvangen. Er ontstaat een tegenstelling tussen de intentie en de genieting 
zelf. Indien de malchoet niet zal genieten, dan zal ook de Schepper niet genieten. Al Zijn 
voldoening bestaat uit het genieten van de malchoet.  
 
Het licht dat het inwendige deel (toch) van de malchoet is binnengegaan heet “inwendig licht“ 
(or pniemi). Het door het licht niet-opgevulde deel van de malchoet heet “eind” (sof). De 
 
24


Yüklə 1,26 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   8   9   10   11   12   13   14   15   ...   103




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə