plaats,
waar het scherm zich bevindt, heet “mond” (
pe). Het scherm heet
masach. De grens in
een klie, waar het ontvangen van het licht eindigt, heet navel (
taboer). De lijn waar een klie
eindigt heet “begrenzing” (
siejoem) ofwel “tenen van voeten” (
etsbaot regliem). Het deel van
het licht, dat de malchoet niet in staat was om te ontvangen vanwege de zwakheid van haar
scherm, blijft buiten en heet “omringend licht” (
or makief). Het licht dat de
malchoet naar
binnen krijgt dient overeen te komen met haar intentie, dus met haar wens om dit licht
omwille van de Schepper te ontvangen. Deze intentie heet zoals bekend “weerkaatst licht”.
Vandaar dat het directe licht uit het
hoofd het lichaam binnenkomt, vermengd met het
weerkaatste licht. De door het licht gevulde
toch gelijkt geheel op de Schepper en bevindt
zich in een toestand van voortdurende overbrenging van genietingen aan elkaar. Van de
Schepper gaat een genieting uit die door zielen waargenomen wordt overeenkomstig de mate
van hun “honger” ernaar, die bepaald wordt door de wens om genieting te willen ontvangen.
Het probleem is; hoe kan ik gaan wensen de Schepper waar te nemen en van Hem te gaan
genieten? Dat is het onderwerp waarmee de Kabbala zich bezighoudt. Men kan de Schepper
slechts waarnemen door qua eigenschappen op hem te gaan lijken. Het zintuig,
dat de
Schepper waarneemt en opmerkt, heet “scherm” (
masach). Het binnentreden in de geestelijke
wereld begint met het verschijnen van een minimaal scherm binnen de mens. Hij begint de
buitenwereld waar te nemen en begrijpt dat het de Schepper is.Vervolgens, naarmate men zich
meer met de Kabbala bezighoudt, versterkt de mens zijn scherm en begint steeds meer van de
Schepper waar te nemen. Het scherm is de egoïsme weerstand biedende kracht en de mate
van gelijkenis met de Schepper, wanneer er een mogelijkheid verschijnt om zijn intentie in te
stellen overeenkomstig de intentie van de Schepper. Naar de mate
van gelijkenis van wensen
begint de mens de Schepper waar te nemen. Er bestaat niets in het Heelal behalve de wens
van de Schepper om “te geven” en de oorspronkelijke wens van de schepping om “te
ontvangen”. Het daarop volgende proces is het correctieproces van de wens om “te
ontvangen” tot de wens om “te geven”. Maar hoe kan de mens de door de Schepper
gecreëerde wens om “te ontvangen” veranderen, als deze wens de essentie van de mens zelf
is?
Het antwoord is als volgt: alleen middels de intentie “te ontvangen om te geven” wordt de
schepping qua eigenschappen op geestelijk niveau gelijk aan de Schepper. Elk schepsel dient
deze toestand hetzij in één leven hetzij binnen enkele levens te bereiken. Dit proces verloopt
gedurende generaties. Wij zijn het gevolg, het product van voorgaande generaties. Onze
zielen vertoefden hier op aarde al meerdere malen. Zij daalden neer, vergaarden
lijdenservaringen en de bereidheid om zich met het geestelijke te verenigen.
Het gevoel van
luiheid is aan de mens eigen en dat is een zeer goed gevoel. Indien dit er niet was, dan zou de
mens zijn krachten aan allerlei bezigheden verspillen en nergens een voorkeur aan geven.
Men hoeft de luiheid niet te vrezen, zij behoedt ons voor onnodige bezigheden.
De werken van de Schepper openbaren zich in de eerste twee stadia:
•
Stadium 0, genaamd "wortel": het van de Schepper uitgaand licht (
оr).
•
Stadium 1, genaamd "
chochma": de wens om het licht te ontvangen, een vat (
klie), dat
door en voor het licht zelf is gevormd, opdat het een genieting, die in het licht zich
bevindt, kan ontvangen.
25
Verder zal alles verlopen als de reactie van de klie op het licht dat binnenkomt. Alles
gebeurt alleen vanwege het wederzijdse verband tussen deze twee enige componenten van
het Heelal: de Schepper en de schepping,
het licht en de klie, de wens om genieting te
verstrekken en de wens om te genieten.
•
Stadium 2 , genaamd "
biena": de eerste reactie van een klie op het licht, waarmee het
vat gevuld wordt. De klie neemt de eigenschap “om te geven” van het licht over en
wenst zelf ook zo te zijn. Daarom wordt het licht door de klie verdreven.
•
Stadium 3, genaamd "
tieferet" of "
zeir anpien": de zelfstandige eerste actie van de
klie. De klie begrijpt nu de wens van de Schepper, dat het licht dient te ontvangen en
ervan moet genieten. Daarom begint de klie met het ontvangen van een klein beetje
licht.
•
Stadium 4, genaamd "
malchoet": in Stadium 3 ontwikkelt zich in de klie een wens om
al
het licht chochma, dat van de Schepper uitgaat, te ontvangen. Deze wens om al het
licht
chochma te ontvangen heet
Malchoet.
Dit vierde stadium is dan ook de voltooide wens, hetgeen de enige schepping is.
Klaarblijkelijk heeft de schepping slechts éénenkele wens: het ontvangen van het licht
chochma en daarvan te genieten. Er bestaat in de schepping maar één mogelijkheid om te
geven: door niet voor zichzelf te ontvangen, maar omwille van de Schepper. Maar om een
gevende te worden moet men Degene Die aan jou geeft waarnemen en slechts te willen
ontvangen om Hem te laten genieten. Jullie worden partners: Hij
geeft aan u en u geeft aan
Hem. Qua eigenschappen en streven worden jullie aan elkaar gelijkgesteld: u lijdt indien Hij
geen voldoening ontvangt. Ook Hij lijdt, indien u niet geniet van wat Hij voor u had
voorbestemd. Hij en u worden tot één geheel.
Stadium 4 (
malchoet), wordt in onderdelen verdeeld. Dit gebeurt, omdat zij niet in staat is om
op één en hetzelfde moment al haar egoïsme te corrigeren. Zij is niet in staat om al het voor
haar voorbestemde licht omwille van de Schepper direct te ontvangen. De wens om
niet voor
jezelf te ontvangen is tegennatuurlijk. Daarom dient de schepping zich deze wens geleidelijk
“aan te leren”. De
malchoet wenst gelijk te worden aan de voorgaande stadia. Daarom wordt
ze in vijf delen verdeeld. Elk deel vertoont gelijkenis met één van die eerdere stadia.
•
het deel “wortel” in de malchoet - gelijkt op het stadium “wortel”,
•
het eerste deel in de malchoet - gelijkt op het stadium 1,
•
het tweede deel in de malchoet - gelijkt op het stadium 2,
•
het derde deel in de malchoet - gelijkt op het stadium 3,
•
het vierde deel in de malchoet
- blijkt zichzelf te zijn, en lijkt in niets op
deeigenschappen boven de
malchoet omdat de
malchoet geheel en al egoïstisch is.
Deze stadia worden ook genoemd: het levenloze, het vegetatieve, het dierlijke, het menselijke
en het geestelijke. Uit het laatste gedeelte van de
malchoet worden “zielen” gecreëerd. Uit de
voorgaande gedeelten van de malchoet wordt,
ten behoeve van de zielen, al het resterende,
dus het uiterlijke Heelal, gecreëerd en daarmee de werelden en alles wat ze vult en bewoont.
Het verschil tussen het ene schepsel en het andere bestaat alleen in de wens om te genieten.
Van de kleinste wens in het levenloze tot de grootste wens in de mens in het algemeen en de
allergrootste wens in de zielen. Tijdens zijn zielsverhuizingen, ofwel incarnaties (
gielgoeliem)
loopt de mens in zichzelf alle soorten wensen door. In de mens, die slechts nog onbewust naar
de Schepper verlangt zijn ook alle overige wensen aanwezig. Het gaat erom hoe verhouden
deze wensen zich binnen de mens tot elkaar en welke wens kiest hij uit om mee te handelen.
26