omwille van de Schepper.
Indien de malchoet ziet, dat door haar ontvangen zij een
voldoening aan de Schepper verschaft, dan moet zij beginnen ontvangen, om Hem een
genieting te bezorgen. Waar kan de malchoet zulke altruïstische eigenschappen vandaan
ontvangen? Van de biena, omdat de
biena – dat is de wens om te geven. Daarvoor dient men
de wens van de biena om niets omwille van de Schepper te ontvangen met de wens van de
malchoet om alles voor zichzelf te ontvangen te vermengen. Indien dat mogelijk zou zijn om
te realiseren, dan zou men aan de malchoet een intentie kunnen bijbrengen om omwille van de
Schepper te ontvangen. De wens echter, kan men niet veranderen, zij blijft evenwel als alles
wat geschapen is,
dat is onze natuur, en zij is niet vatbaar voor verandering.
Indien men erin zou slagen om aan de malchoet zulke intentie bij te brengen, dan zou zij al
het licht van de Schepper kunnen ontvangen en tot gmar tiekoen komen. Hoe kan men deze
twee tegengestelde eigenschappen bij elkaar brengen en vermengen? Men dient iets te
verrichten opdat tussen hen iets gemeenschappelijks zou zijn. Daarvoor dient men én de biena
én de malchoet te verbreken, dus én de wens om te geven, én de wens om te ontvangen, en de
ontstane scherven zorgvuldig met elkaar te vermengen op de manier, dat in elk geestelijk
object, welk na zo’n verbreking ontstaat deze beide wensen aanwezig zouden zijn.
Daarvoor is het nodig om één of andere eigenschap van de biena “te bederven”, opdat zij op
één of andere manier op de malchoet gaan lijken. Dus men dient de intentie van de biena
omwille van de Schepper te geven “te bederven”, deze te veranderen in, laten wij zeggen, de
wens om te geven omwille van te ontvangen. Dan zal zij naar haar intenties aan de malchoet
gelijk zijn,
hoewel de biena niets ontvangt, en de malchoet wenst alles te ontvangen. Dus, de
biena “bedierf” haar intentie en werd ook egoïstisch, evenwel als de malchoet. Nu is het nodig
om de eigenschap van de biena in de malchoet zelf in te voeren. Dat wordt gedaan middels
een afstotende doordringing, ontploffing, die hun eigenschappen dermate zal vermengen, dat
men hen niet meer uit elkaar zal kunnen halen. Indien dat ons zal lukken tot stand brengen,
dan zal men deze gemeenschappelijke massa met het hoge licht kunnen bestralen, totdat de
biena haar vorige intentie om omwille van de Schepper zal verkrijgen. Dan zal ook de
malchoet in de gemeenschappelijke massa een intentie om omwille van de Schepper te
ontvangen verkrijgen. In de wereld Adam Kadmon is de
partsoef Galgalta –
kether, de
A”B –
chochma,
Sa”G – biena. Men dient op te merken, dat alles, wat zich in
sof van de Galgalta
bevindt,
dus onder zijn taboer – dat is, in feite, de malchoet. Daarom dient men de biena, om
haar met de malchoet te vermengen, onder de
taboer van de Galgalta te brengen. De malchoet
loopt drie toestanden door: de eerste, wanneer zij alles ontving vóór de Ts”A, vervolgens de
toestand van de correctie en wederom de toestand van het ontvangen, maar nu al omwille van
de Schepper. Al deze tijd veranderde de malchoet haar werking niet noch vóór de Ts”A, noch
na hem. De correctie was besloten alleen in de verandering van de intentie van het ontvangen
voor zichzelf in het ontvangen omwille van de Schepper. Juist daarvoor is het gehele Heelal
geschapen. En deze intentie om omwille van de Schepper te ontvangen verkrijgt zij van de
biena. De Malchoet van de Oneindige wereld die met de biena vermengd is, heet
Adam, de
mens. Het gehele systeem van werelden, al het Heelal is alleen en juist gericht op de
verandering van de intentie van de malchoet. Het ontvangen
omwille van de Schepper heet
Kabbala.
58)Aanvankelijk was het plan van de Schepper om een wereld te creëren, die met de
eigenschappen van de strenge gerechtigheid (
dien) zou worden toegeëigend. Dat betekent, dat
indien iemand uit een “bouwstof” zou gecreëerd zijn, die van de eerste negen sfirot genomen
zou worden, dan zou hij alleen over de wens om te geven beschikken. En indien iemand uit
een “bouwstof” zou gecreëerd zijn, welke van onder de taboer genomen zou worden, dan zou
97
hij alleen over de wens om te ontvangen beschikken. Maar vervolgens “zag” de Schepper, dat
de wereld kan niet voortbestaan zijn en vermengde de wens om te ontvangen met die van
geven. Wat betekent dat? Had de Schepper van tevoren niet geweten, dat in zo’n geval de
wereld niet zou kunnen voortbestaan? Alles, wat was, is en zal zijn, dus alles, wat geschapen
is en zal geschapen worden – al het Heelal is naar het principe “oorzaak en gevolg”
opgebouwd. Er is geen begin en geen einde, maar er bestaat slechts oorzaak en gevolg.
En de eerste oorzaak van de werelden, dus de
partsoefiem van de wereld A”K die vóór alle
werelden
geschapen waren, was de eigenschap van het vat, m.a.w. de beslissing van de
malchoet om het licht voor eigen genieting niet te ontvangen. Zoals reeds is gezegd, indien de
mens uit de bchiena dalet geschapen zou worden (dus de malchoet in die fase, namelijk,
malchoet de malchoet, of
dalet de dalet, dus de volgroeide wens om te ontvangen die de enige
Schepping is en al het overige is slechts de overgang van de Schepper tot de Schepping), dan
zou hij nooit de wens om te ontvangen omwille van het ontvangen kunnen corrigeren in de
wens om te ontvangen omwille van het geven. Wanneer men zegt, dat de Schepper schiep de
wereld eerst met de eigenschappen van de strenge gerechtigheid, dan betekent dat, dat Hij
aanvankelijk een wereld (A”K) schiep als nauwkeurig ingedeeld in “gevende” vaten en in
een vat
van ontvangst - de malchoet, waarbij binnen deze malchoet zelfs geen vonktje van de
wens om te geven bestond. Met andere woorden, de malchoet kon überhaupt niet ontvangen
en zij vervulde daarmee het Doel van de Schepping niet om Hem voldoening te verschaffen.
Opdat de malchoet met een intentie “niet voor zichzelf” zou kunnen ontvangen, vermengde de
Schepper de wens om te geven, dus de biena, met de wens om te ontvangen, dus de malchoet.
Daarvoor deed Hij de eigenschap van dien (strenge gerechtigheid) stijgen, dus de kracht van
beperking die in Malchoet aanwezig is naar de
biena en vermengde ze totdat de
bchiena dalet
de vonken van de wens om te geven in zichzelf opnam, welke in de
biena zijn. Dat maakte
voor de mens, die vervolgens uit de
bchiena dalet gevormd was, ook mogelijk, om de vonken
van
het geven te verkrijgen, opdat hij later, door zich met goede daden bezig te houden, zijn
eigenschappen definitief zou kunnen veranderen, dus, zijn wens om te ontvangen te
veranderen in de eigenschappen, die bij de wens om te geven thuishoren, en daardoor aan de
wereld de mogelijkheid te geven om voort te bestaan.
Men dient op te merken, dat de vermenging van de biena met de malchoet is een uiterst
complex proces, dat zich in enkele fasen voordeed die wij straks zullen behandelen.
Uiteindelijk, “verbrak” de Schepper én de
biena, én de
malchoet in vele kleine scherven,
welke Hij zorgvuldig met elkaar vermengde. Nu bleek het, dat elke scherf beschikt over de
eigenschappen van én de biena, én de malchoet. Deze scherf is juist de menselijke ziel. ‘Onze
wereld’ is een geestelijke categorie, dus een geestelijke eigenschap van het meest absolute
egoïsme, welk
blijft volkomen leeg achter, kan niets in zichzelf ontvangen en voelt zich
absoluut leeg. Zolang de zielen niet gevormd waren, en niet in de meest lage toestand terecht
vielen, wordt het geacht, dat alles door de Schepper werd gedaan. Eigenlijk, met het woord
“Schepping” kan men alleen de mens noemen, welke van de Schepper volkomen weggerukt
is. Wanneer de schepping zich met het licht vult, begrijpt zij niets, dus zij is verblind, er blijft
bij haar geen vrijheid van wilsuiting over, alles is van binnen en van buiten geprogrammeerd.
Alleen naar mate het ontvangen van de
masach, begint de vrijheid van de wilsuiting te
verschijnen, en dan begint de malchoet zelf zich van beneden naar
boven tot het niveau van de
Schepper te verheffen. Alle
partsoefiem van de wereld A”K beëindigen boven de
taboer van
de Galgalta. Zo komen de partsoefiem Galgalta, A”B, M”A en Bo”N uit. Hoe kunnen dan de
partsoefiem plotseling onder de
taboer van de Galgalta afdalen? De afdaling van de
partsoef
Nekoedot de Sa”G onder de
taboer (het zal straks worden behandeld – vert.) kan men nog
98