uit de gelijkenis van eigen eigenschappen
met die van de Schepper, dus
or chassadiem. Indien
er een verbod op twee á drie willekeurige wensen bestaat, dan wordt erop geen
zievoeg
gemaakt: zij worden niet in aanmerking genomen, men maakt er geen gebruik van.
Laten wij nogmaals de wisselwerking tussen de eigenschap
dien (strenge gerechtigheid) en
barmhartigheid bekijken. Bij het stijgen van de malchoet in de
biena vond de beperking van
de biena plaats. Hoe komen wij te weten, dat de malchoet verzoeting ontving in de vorm van
barmhartigheid? Is het doel van deze verrichting niet dat de malchoet –
dien, de eigenschap
van barmhartigheid zou ontvangen en niet omgekeerd – de biena die barmhartigheid heet de
eigenschap van
dien zou verkrijgen? Om deze vraag te beantwoorden geven wij een
voorbeeld, dat laat zien, op welke manier middels Ts”B malchoet verzoeting ontving. De
wijzen plachten te zeggen: “Aanvankelijk was de Schepper van plan om de wereld te
scheppen met de eigenschap van
dien, maar toen Hij zag, dat de wereld zo niet kan
voortbestaan, voegde Hij tot de eigenschap van strenge gerechtigheid
de eigenschap van
barmhartigheid toe”. ‘Wereld’ heet malchoet, die op zichzelf beperking maakte – de
manifestatie van de eigenschap
dien. Ondanks dat bestaan er in elke partsoef altijd tien sfirot,
hoewel malchoet van de partsoef maakte op zich een beperking. De malchoet zelf heeft nog
geen volledige
partsoef. Echter de wens van de Schepper is dat zij haar volledige partsoef zal
hebben, die in zijn keliem het direchte licht zal ontvangen zoals het vóór de Beperking was.
Wij hebben geleerd, dat de plaats, waarin deze correctie zich voordoet is malchoet van de
Z”A van de wereld
Atsieloet. Deze malchoet wordt vervolgens van de Z”A ook afgescheiden
en wort een zelfstandige
partsoef – de
malchoet van de wereld
Atsieloet. In de Z”A eveneens
als in alle
partsoefiem vond het stijgen van de malchoet in de
biena plaats,
dus zijn malchoet
steeg in zijn Z”A, die ‘chaze’ heet. En vanaf de chaze naar beneden (
NeHJ”M) vielen in de
macht van de
malchoet. Het blijkt nu, dat dankzij het stijgen van de malchoet in de
biena
beperkte de Z”A zich, dus hij gebruikt al zijn tien sfirot niet, maar slechts tot de
chaze (
biena
de goef). Daarna, dankzij de
zievoeg van A”B Sa”G werd de Ts”B opgeheven en de malchoet
daalde op haar plaats. Toen zuiverden
keliem NeHJ”M zich, en Z”A kon ze weer gebruiken.
Hier zien wij iets totaal nieuw! Aangezien in het geestelijke niets verdwijnt, vinden wij, dat de
malchoet nog boven staat en NeHJ”M bevinden zich onder haar macht, echter de
zievoeg A”B
Sa”G terwijl hij de Ts”B tenietdoet, laat de malchoet niet naar beneden. Wij vinden dus, dat
de malchoet verkreeg
keliem de NeHJ”M dankzij de gadloet van de Z”A,
heeft ze in zichzelf
ingevoegd. Deze keliem, die tot het directe licht behoren, die ‘vonken van de wens om te
geven’ heten, die op generlei wijze tot de malchoet behoren, vielen in de malchoet – de wens
om voor zichzelf te ontvangen, en nu, dankzij hen, kan de malchoet geven. En deze NeHJ”M
zijn in negen delen verdeeld en stoten zich bij de malchoet aan, die boven zich bevindt,
waarbij de
partsoef Malchoet is gevormd. Nu zien wij, dat was er geen Ts”B dan zou absoluut
geen mogelijkheid bestaan bij de malchoet om de eigen partsoef op te bouwen.
In het hoofd wordt een berekening gemaakt, dat slechts drie eerste
sfirot gevende zijn en ik
kan ze gebruiken, maar eronder bevinden zich ontvangende sfirot (dus
de sfirot tot het midden
van tieferet), en deze kan ik niet gebruiken. Een
zievoeg dehakaa vindt allen vanaf het midden
van de tieferet en erboven plaats. Een dergelijke werking doet zich voor ook in de
goef: alleen
de sfirot vanaf kether en tot het midden van de tieferet kan ik gebruiken. De resterende
wensen blijven leeg. Dat is de Ts”B. Hij zegt je, dat je alleen kan geven omwille van de
Schepper, maar ontvangen kan je niet.
De masach in het hoofd ging van
pe in
niekvej ejnajem over, en nu wordt alleen
gebruikgemaakt van gevende vaten, welke zich boven het scherm bevinden. Op de
ontvangende wensen is er geen scherm, maar er is een mogelijkheid om deze wensen omwille
103
van het ontvangen voor zichzelf te beperken. Zij worden eenvoudig afgesloten en men zegt,
dat men ermee niet werkt, maar men werkt alleen met de gevende wensen. De toestand van
een
partsoef, wanneer hij werkt alleen met de gevende wensen, heet
katnoet (klein), daar hij
gebruikmaakt alleen van gevende vaten. Maar de toestand,
wanneer hij, na anti-egoïstische
krachten te hebben verkregen, in staat zou zijn om het licht in zijn vaten van ontvangst te
ontvangen en te werken met alle tien wensen, heet
gadloet (groot). Er ontstaat een vraag: hoe
kan men toch binnen de tiende wens, dus de malchoet ontvangen? Immers dat was niet
toegestaan zelfs vóór de Ts”B? – Dat kan men doen middels zulke begrippen als “
ACha”P de
alieja” en “
drie lijnen”. Maar erover zullen wij later spreken. Boven het scherm staan alleen
maar de gevende vaten – G”E, en onder het scherm – vaten van ontvangst (ACha”P),
waarmee het niet werkt in
katnoet. Van G”E de rosj
G”E de toch gevuld, en van
ACha”P de
rosj niets in
ACha”P de toch terechtkomt. Ons lichaam is ingericht naar het beeld en
gelijkenis van een geestelijke partsoef. In hem bestaat een scheidingslijn - diafragma in het
lichaam - middenrif, dus spier- en peesachtig tussenschot tussen borst- en buikholte, dat onze
voortbeweging regelt. Deze diafragma scheidt ademhalingssysteem en
voedselverteringssysteem. De ademhalingssysteem overeenkomt met met gevende vaten, en
voedselverteringssysteem – met vaten van ontvangst. Daarom juist de letter
alef –
de eerste
letter van het alfabet, bestaat uit een schuine lijn – diafragma, waarboven bevindt zich de
bovenste letter
joed – dat is G”E, en de lagere letter
joed – dat is ACha”P. Eigenlijk juist na
de Ts”B verkrijgt de schepping een meer bepaalde vorm. De letter
alef belichaamt daarom het
begin van het proces.
Wanneer bij de mens één of andere willekeurige wensen ontstaan, en hij besluit, welke ervan
hij wel en welke niet kan gebruiken, dan betekent het, dat bij hem een scherm ontstaat en hij
weet, hoe ermee te werken. Wat betekent de wens om te geven zonder iets ervoor terug te
ontvangen? Dat is de
biena, de
bchiena beth. Zij zegt niets te willen ontvangen, daar zij
begrijpt, dat een genieting haar van de Schepper doet verwijderen. Het is meer gewenst om
niets te ontvangen en dichter bij Hem te zijn. Zij ontvangt een genieting van het geven. Wij
kunnen genieten
hetzij van het ontvangen, hetzij van het geven, wat in feite ook, a.h.w., het
ontvangen is, namelijk, het ontvangen van een genieting doordat zij dicht bij de Schepper is.
De
partsoef Sa”G ook niets ontvangt. Waarom dan heeft hij
rosj, toch en
sof? Waarom dan
maakt hij een
zievoeg dehakaa? Op het eerste gezicht dient in hem gewoon het licht
chassadiem zich te verspreiden. En toch is het niet zo. Het licht
chassadiem stelt een zeer
grote genieting voor uit de gelijkenis aan de Schepper, uit het feit, dat je je samen met Hem
bevindt, dat je dezelfde informatie bevat als de Schepper. Je kent Zijn gedachten, gevoelens,
je bevat hetzelfde wat in Hem is, het is dezelfde traptrede. Van dat ondervindt men een
gigantische genieting, en ook daarop dient
men een scherm op te stellen, opdat men een
genieting niet egoïstisch, maar altruïstisch zou aanvoelen. De Sa”G kan niet een gehele
genieting in zichzelf opnemen, omdat hij een
zievoeg in
rosj en
toch heeft, maar
sof kan hij
niet vulen. In werkelijkheid bij de schepping kunnen geen gevende vaten zijn. Immers de
Schepping – dat is de Malchoet ná de Ts”A, dus het vat van ontvangst. Deze malchoet plaatst
een scherm van één of andere kracht, en afhankelijk ervan gedraagt zij zich hetzij als
kether,
hetzij als
chochma, of als
biena, Z”A, malchoet. Zo zien wij, dat een deel van deze vaten van
ontvangst, namelijk,
kether, chochma en
Ga”R de biena, waarop een overeenkomstig scherm
aanwezig is, kan men als gevende vaten gebruiken. Indien er zuiver geven bestond (en dat is
slechts de Schepper), dan zou de schepping het niet waarnemen,
daar zij alleen datgene kan
waarnemen, wat in haar binnenkomt. Een hogere
partsoef brengt altijd een lagere voort,
omdat in hem
resjiemot overblijven. De Malchoet van de Oneindige wereld vulde zich met
het licht, welk haar al zijn krachten gaf, al zijn eigenschappen. Als gevolg daarvan, wenst zij
hartstochtelijk om net als het licht te zijn en zij is bereidt om alles op te offeren, tot aan het
104