Inleiding tot de wetenschap Kabbala



Yüklə 1,26 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə28/103
tarix22.10.2018
ölçüsü1,26 Mb.
#75506
1   ...   24   25   26   27   28   29   30   31   ...   103

vervolgens ook met de andere lichten. Alle uiterlijke religieuze attributen zijn symbolen voor 
geestelijke handelingen. In elke generatie voerden grote rabbijnen-kabbalisten bepaalde 
gedragsnormen in het leven van de religieuze massa in, om de massa aan de Thora te binden 
en hen op die manier op te voeden. Zo voerden zij bijvoorbeeld het voorschrift in, om twee 
gewaden aan te trekken, hetgeen de twee typen “kledingen” (levoesjiem) op de ziel in de 
wereld Atsieloet symboliseert. Alle religieuze attributen hebben in de regel een kabbalistische 
betekenis. De voornaamste wet in het geestelijke is de overeenkomst, het samenvallen van 
eigenschappen en wensen van de mens met die van de Schepper. Het licht van de Schepper is 
enkelvoudig van aard. Een klie, onderscheidt , afhankelijk van zijn inwendige eigenschappen, 
binnen dit enkelvoudige licht verscheidene “smaken”, dus verschillende typen van 
genietingen, zoals: or jasjaror chozeror eljonor pniemior makief, e.d. Dit is in essentie 
allemaal één en hetzelfde licht, maar alles hangt ervan af, hoe het licht waargenomen wordt 
door een klie zelf. Voordat het licht een klie binnen komt heet het licht ‘het enkelvoudige 
hoge licht’ (or eljon moefsjat), daar het geen verschillende eigenschappen heeft. Dit lijkt op 
een voorbeeld van rabbi J. Ashlag over de hemelse manna, die geen enkele smaak heeft, maar 
waarvan ieder een smaak proeft volgens zijn eigen eigenschappen. Indien het hoge 
enkelvoudige licht in de rosj van partsoef straalt, dan heet het “direct licht” (or jasjar). Het 
licht, dat door het scherm weerkaatst wordt, heet weerkaatst licht (or chozer). Dit licht 
bekleedt or jasjar en wanneer zij beiden in een klie binnenkomen, dan heet dat licht al 
“inwendig licht “ (or pniemi), ofwel “smaken” (taamiem). 
 
Aangezien een partsoef  slechts een zekere portie van al het aankomende licht ontvangt, blijft 
het niet ontvangen gedeelte van het tot hem komende licht buiten om hem aanwezig. Dit deel 
van het algehele licht, dat tot een partsoef aankomt, heet “omringend licht” (or makief). Dit 
licht zal door de partsoef geleidelijk ontvangen worden, met kleine porties, waardoor hij de 
toestand van de “eindcorrectie” (gmar tiekoen) zal bereiken. Het licht dat een klie verlaat, 
heet “punten” (nekoedot), omdat de malchoet  nekoeda – punt heet. Hiermee wordt gedoeld 
op het zwarte punt, dat niet in staat is, gezien haar egoïstische eigenschappen, het licht na de 
Ts”A te ontvangen. Nadat de partsoef zich met het inwendige licht opvulde, begint het 
omringende licht op het scherm in de taboer te drukken, opdat de klie ook het van buiten 
overgebleven licht zal ontvangen. Maar de partsoef heeft geen geschikte masach op dit licht. 
Daarom is het zo, dat indien hij dit licht zou beginnen te ontvangen (maar hij heeft geen 
intentie meer om het omwille van de Schepper te ontvangen), dan zou deze ontvangst een 
egoïstische daad zijn, slechts voor zichzelf. Aangezien een beperking op de ontvangst van het 
licht het gevolg is van de egoïstische wens van de malchoet, dus van het zwarte punt, heet het 
uit de malchoet uitgaande licht nekoedot. Wanneer het inwendige licht de partsoef uitgaat 
(voor het vormen van een volgende partsoef – vert.) en hem (dezelfde plaatsen, waar het 
geweest was –vert.) al uit de verte verlicht (door sporen van het licht ofwel resjiemot van toen 
het nog binnen die partsoef zich bevond, ofwel waargenomen werd – vert.), wekt dit in een 
klie (partsoef – vert.) een bijzondere waarneming, indruk op, die “memories” (resjiemot) 
heten. Juist deze herinneringen vormen de nodige informatie, zonder welke partsoef niet in 
staat is te weten, wat hij verder dient te doen. 
 
25) Voordat alle vijf keliem in de partsoef zich niet hebben gevormd, bevinden hun vijf 
lichten zich niet op hun eigen plaats. Bij de afwezigheid van een klie malchoet is er geen licht 
jechieda in de partsoef. Bij de afwezigheid van de twee vaten malchoet en tieferet, zijn er 
geen lichten jechieda en chaja. Dat komt omdat er aanvankelijk lichte,  zuivere vaten 
voortgebracht worden, van kether tot malchoet, waar eerst zwakke lichten in verschijnen, 
vanaf het nefesj. Elk nieuw licht komt altijd via het vat kether binnen, omdat elke 
lichtontvangst in de meest lichte vaten plaats vindt. Zodra een nieuw licht in het vat kether 
 
55


aankomt, daalt het vorige licht dat voorheen in het vat kether  aanwezig was, in het vat 
chochma af. Wanneer er een masach op het vat chochma aanwezig is, dan komt or roeach de 
kether binnen en or nefesj daalt dan in het vat chochma neer. (De mens moet dus eerst een 
scherm vormen op kether en dan op chochma om verder te kunnen – vert.). Bij een verdere 
versterking van het scherm vormen zich vaten bienatieferet en malchoet en via de kether 
lopen achtereenvolgens de lichten nesjama, chaja en jechieda door kether, waardoor alle 
keliem gevuld worden. Alle lichten vullen de met hen overeenkomende plaatsen op: nefesj in 
de malchoetroeach in de tieferetnesjama in de bienachaja in de chochma en jechieda in 
de kether. Onthoud deze stelregel over de omgekeerde onderlinge afhankelijkheid in de 
veranderingen van lichten en vaten. Dan zal je altijd onderscheid kunnen maken tussen lichten 
en vaten. Wordt er in een bepaald verband over lichten of vaten gesproken, dan zal je niet in 
de war raken. Hiermee hebben wij de vijf niveaus (bchienot) van het scherm uiteengezet en 
hoe de volgende niveaus ontstaan: elk volgende niveau onder het voorafgaande niveau. 
 
Elk nieuw licht is miljarden maal groter dan het vorige licht op het vorige niveau. Daarom is 
elke volgende traptrede in verhouding tot de voorafgaande een volkomen andersoortige 
wereld. In onze wereld, waar wij nog geen enkel scherm hebben, zien wij het licht niet dat 
zich vóór ons bevindt. Men kan  alleen zien middels het weerkaatste licht (or chozer) in de 
mate, waardoor het van de malchoet weerkaatst wordt. Door het ons bezighouden met de 
Kabbala, wekken wij or makief op, totdat dit in ons de eerste klie kether vormt, waarin wij 
terstond het licht nefesj zullen ontvangen. Deze toestand betekent, dat wij nu geestelijk 
geboren zijn, een “bergpas” ofwel een barriére, (machsom - let. “slagboom” tussen onze 
wereld en de geestelijke wereld hebben overschreden. En dan bevinden wij ons op de laagste 
trede van de laagste geestelijke wereld Asieja. Bij een verdergaand werk aan onszelf 
verkrijgen wij een volgend scherm op de aviejoet alef en ontvangen wij het licht roeach
Vervolgens verkrijgen wij schermen op keliem bethgiemel en dalet en, dienovereenkomstig, 
de lichten nesjamachaja en jechieda.  En alle lichten bevinden zich nu op hun plaatsen. Hoe 
kan men een scherm opbouwen? Indien ik heden de waarheid over mijn egoïstische 
eigenschappen te weten zou komen, dan zou ik voor correctiewerk wegvluchten als voor vuur. 
Mijn egoïsme haat niets erger dan het scherm. Maar ik vlucht niet voor het geestelijke. Dit 
komt, omdat ik mij zelfs van mijn eigen egoïsme niet bewust ben en mijn eigen 
eigenschappen niet begrijp. Zo’n “onbewuste” aanvankelijke staat van de mens is geschapen, 
om ons in de gelegenheid te stellen het geestelijke niet te verwerpen, maar om ernaar te 
streven uit het gevoel van nieuwsgierigheid, dus vanuit de wens om over onze toekomst te 
weten komen, deze te verbeteren, en dergelijke. Daarom komt het er in principe op aan om 
onbewust, in weerwil van zijn aard, de machsom over te schrijden. Men steekt hem onbewust 
over: je weet van tevoren niet waar je naartoe gaat en wanneer dat zal plaatsvinden. Na de 
machsom te hebben overgestoken, begint de mens te zien, dat hij tot nu toe in een onbewuste 
toestand, als in een droom verkeerde. Het overschrijden van de machsom wordt door twee 
processen voorafgegaan. Het eerste proces is het zich bewust worden van het kwaad, dus van 
het besef hoe het egoïsme het kwaad zelf is en hoe schadelijk deze eigenschap voor mij zelf 
is. Het tweede proces betreft het beseffen, dat het geestelijke zeer aantrekkelijk voor mij is: er 
is niets kostbaarder, groter en eeuwiger. Deze twee tegengestelde aspecten (het besef van het 
kwaad en de aantrekkelijkheid van het geestelijke) zijn in de gewone mens verenigd op de 
manier dat geen van beide ervaard worden. Naarmate het voortschrijden tot het geestelijke, 
beginnen zij zich van elkaar te verwijderen, waarbij het geestelijke zich in de ogen van de 
mens begint te verheffen en het egoïsme steeds meer als kwaad gevoeld wordt. Dit verschil 
tussen hen, dus de persoonlijke waardering van het geestelijke en kritiek op het egoïsme, 
neemt dermate toe, dat het je innerlijk doet schreeuwen om een oplossing van het probleem. 
Indien deze roep een benodigde grootte heeft bereikt, dan zal van boven een scherm gegeven 
 
56


Yüklə 1,26 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   24   25   26   27   28   29   30   31   ...   103




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə