153
door ieder, die in Nederland een hart bezit en een hoofd. - Zéker, onbetwistbaar,
zéker was W
ITHUYS
Dichter; dit zal, behalve het reeds genoemde viertal stukken,
vooral getuigen de Willem Barentz., het poëtisch geschiedverhaal der ‘Overwintering
van de Hollanders op Nova-Zembla,’ waarvan slechts een fragment, ‘ de drie
Koningen’ in druk verschenen is, en dat - gelukkiger kon het wel niet! - door den
Heer J
. KNEPPELHOUT
, op de openbare Verkooping van W
ITHUYS
' Boekerij
1
, in zijn
geheel, werd gekocht, tegelijk met nog een paar bundels Gedichten, waarin, behalve
vele verspreide stukken, ook menige nieuwe vrucht voorkomt van zijn
echtdichterlijken geest. Het is te hopen en te verwachten, dat deze keurlezing niet
zal onthouden blijven aan de kennisneming der liefhebbers onzer nationale poëzij,
die van W
ITHUYS
, met belangstelling en genoegen, ontvingen zijn eerste deel
Gedichten (in 1833), zijn Gedenkboek (in 1856), en zijne Verhalen, Romancen en
Gedichten, eerst uitgegeven in 1863, en dus ongeveer een jaar slechts vóór zijn dood.
- Waarlijk, het mag wel geen overlading heeten, wanneer men het letterkundig
publiek, in vijftig jaren, slechts drie bundels aanbiedt, en zijn hoofdwerk niet, volgens
H
ORATIUS
, negen, maar veertig jaren in overweging en correctie houdt, zoo als met
den Willem Barentz. van W
ITHUYS
werklijk het geval is geweest; terwijl hij daardoor,
op de meest kiesche wijze, tevens heeft bewezen, diepen eerbied voor het talent en
hooge bewondering voor de gave te koesteren van T
OLLENS
, dien hij als vriend
vereerde, en wiens meesterstuk, ‘ de Overwintering op Nova-Zembla,’ hij beschouwde
als eene kostbare parel aan Neêrlands rijke dichterkroon. - Ook door de veelvuldige,
hoogst-gewigtige historische Aanteekeningen op den Barentz.
1
Deze Verkooping, waarvoor ik den, met W
ITHUYS
' portret verrijkten, Catalogus heb
zamengesteld, heeft plaats gehad te 's Gravenhage, den 3. en 4. Mei, door de Boekhandelaars
C
. VAN DOORN
en Zoon.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
154
heeft W
ITHUYS
bewezen, een gelukkig en verdienstelijk beoefenaar onzer
vaderlandsche geschiedenis te zijn geweest, en ook uit dien hoofde wenschen wij,
dat de bedoelde bundel weldra tot het publiek letterdomein zal mogen overgaan.
Vijftig jaren lang, heeft W
ITHUYS
den lande als Ambtenaar, in verschillende
betrekkingen en laatstelijk (van 1849 af tot aan zijn dood) als Directeur der algemeene
Landsdrukkerij goed gediend. - Hij werd door Koning W
ILLEM
III onder het Kabinet
H
EEMSTRA
, met het Ridderkruis der Orde van den Nederlandschen Leeuw versierd.
- Het Dagblad de Avondbode (1837-1839) had hem, van Regeringswege, drie jaren
als Directeur aan het hoofd. - Ook de grijze Vaderlandsche Letteroefeningen riepen
een tijd lang de hulp zijner redactie tot hare toen vruchtloos beproefde verjongingskuur
in. - Van het Nederlandsch Jaarboekje voor Vrijmetselaren had hij de leiding,
drie-en-twintig jaren lang. - Al die letterarbeid getuigt te zamen van grooten werklust,
van vaderlandschen ijver, en van een edel hoofd en hart. - Het mogt hem niet
gelukken, de Haagsche Rederijkerskamer de Nieuwe Korenbloem krachtig genoeg
weêr te doen opbloeijen, om haar een blijvend bestaan te zien krijgen; toch sprak de
heer D
.J. WARNSINCK
, als uit haren mond, een hartlijk woord bij zijn graf. -
Daarentegen hechtte hij gaarne zijn naam aan eene Delftsche Kamer, die daarmeê
sedert 1861 is vereerd. - In den laatsten tijd der te 's Gravenhage gevestigde
Maatschappij van Schoone Kunsten, stond hij, als Directeur, aan haar hoofd, en werd
hij, eindelijk, met hare likwidatie (1842) belast.
Hij was bij zijne liefhebbende echtgenoot; thans weduwe, E
LISABETH DETTMEYER
,
vader van zeven zonen en drie dochters. - Hij heeft, behalve in zijne geboortestad
en te 's Gravenhage, ook nog een poos te Heusden en te Voorburg gewoond; in beide
plaatsen heeft hij herinneringen achterge-
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
155
laten van warme vriendschap en ware hoogachting, hem en zijn dierbaar gezin
betoond.
W
ITHUYS
had uitdruklijk en met klem verlangd, dat zijne ter-aarde-bestelling zoo
eenvoudig mogelijk wezen zou. Slechts een viertal vrienden volgde dus uit het
sterfhuis zijn lijk. Ik werd verzocht, de talrijke schaar zijner op het kerkhof
Eik-en-Duin vergaderde vereerders, dank te zeggen voor de gevoelens, zoo door het
daar ter plaatse gesprokene bewezen, als door hunne opkomst aan 's mans graf
getoond. Ik heb die treurige taak der sedert meer dan vijfentwintig jaren trouwe
vriendschap, diep getroffen, volbragt, en nu ook, ten verzoeke van de Maatschappij
der Nederlandsche Letterkunde, (wier lid hij sedert 1831 was) gaarne op mij genomen
het zamenstellen eener korte Levensschets, welke ik reeds vroeger getracht had,
zamen te vatten in veertien regelen, toegewijd:
AAN
C
.G. WITHUYS
,
d e n D i c h t e r v a n N e ê r l a n d s F e e s t c a n t a t e ,
- 17 November, 1863, -
toen hij, slechts zeven dagen later, L
UBECK
, den Toonkunstenaar, in den
dood was gevolgd.
- 14 F
EBRUARIJ
1865. -
Een trouwe Gade en teedre Vader van zijn kroost,
Den Staat een Dienaar, in den arbeid onverpoosd;
Hollander in de ziel, verstandig Volksverlichter,
Liefhebber van zijn Vorst, kloek Reednaar, vurig Dichter;
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
Dostları ilə paylaş: |