149
Eene geschiedkundige statistische wandeling in de gemeente Putten
op Veluwe. S
LOET
, Tijdschr. v. St. en Stat. XI. bl. 65.
1855.
Wandelingen en omzwervingen door de gemeente Epe, m. pll.
G.V.A. 1856. bl. 190.
1856.
Geschiedenis van het klooster Hieronymus-berg, later Hulsbergen,
bij Hattem. Nieuw Ned. Magazijn 1857. bl. 134.
1857.
Het Goor en de Veelken-meede bij Elburg. S
LOET
, Tijdschr. v. St.
en Stat. XVII. bl. 459.
1859.
De overrompeling van Elburg door D
. VAN LINTELO
in 1480. G.V.A.
1862. bl. 81.
1862.
Eene schaapskermis. Schets uit het volksleven der Over-Veluwsche
heidezoom-bewoners. G.V.A. 1862. bl. 151.
1862.
Het Putter- en Sprielderbosch. G.V.A. 1863. bl. 152.
1863.
De St. Odulphuskerk te Barneveld, met 1 pl. G.V.A. bl. 176.
1863.
Vierholten en het Vierholterbosch (gemeente Ermelo). G.V.A. 1864.
bl. 117.
1864.
Irminlo. Een historisch landschap, gemeente Ermelo. G.V.A. 1864.
bl. 41.
1864.
Voorts zijn enkele artikelen zonder zijn naam in de G.V. Almanakken en het Nieuw
Nederl. Magazijn geplaatst.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
150
L e v e n s s c h e t s
VAN KAREL GODTFRIED WITHUYS
.
De Februarij-maand van het jaar 1865 heeft twee dooden uit de koninklijke
residentie-stad naar het nabijgelegen Eik-en-Duin zien uitdragen, beiden mannen
eervol met de kroon der grijsheid versierd, beiden met het virtus nobilitat in het hart
en op de borst, beiden van echt-duitschen bloede, en beiden even warm bezield voor
Nederland, waaraan elk, op zijne wijze, de hulde der Kunst toebragt, en die te zamen
den grootschen zangtoon aanhieven, toen de herboren Vrijheid en Onafhanklijkheid
van ons Volk herdacht werd bij het treffende gouden eeuwfeest in November, 1863,
door geheel de Nederlandsche natie dankbaar gevierd. - L
UBECK
en W
ITHUYS
zijn,
zeven dagen na elkander (7 en 14 Februarij, 1865), te 's Gravenhage, ontslapen en
vijf dagen na elkander (11 en 16 Februarij) door tal van vrienden en vereerders, in
hoogen ernst, ten grave gebragt. Het stoflijk hulsel dier beide verdienstelijke mannen
rust slechts weinige
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
151
schreden afstands van elkaêr, als wilde de dood beider roem vereenigen en als
bezegelen tot in hun graf
1
.
K
AREL GODTFRIED WITHUYS
was ruim zeventig jaar oud bij zijn sterven, als zijnde
den 2
den
Mei, 1794, geboren, te Amsterdam, waar de Omwenteling van 1813 den
toen negentienjarigen jongeling in poëzij voor het herrijzend vaderland deed
ontgloeijen, en in hem de dichtvlam ontstak, die geschitterd heeft eene halve eeuw
lang, en slechts gedoofd werd nadat hij de vijftig jaren van ons tegenwoordig
Volksbestaan, als met jongelingsvuur, nog plegtig gevierd had in zijn laatsten
schoonen zang.
Men heeft, als met zekere geringschatting gezegd, dat W
ITHUYS
tot de oude
Dichtschool van Holland behoorde, die nu met hem ook gesloten was. Mogt dat waar
wezen, 't zou eervol voor den Dichter, maar voor Nederland, indedaad, jammer zijn.
Ik zeg e e r v o l , of mag het zoo niet heeten, wanneer men geacht wordt, eene plaats
waardig te zijn in de reijen die geopend worden met B
ILDERDIJK
, en zich in het breede
uitbreiden, met H
ELMERS
, L
OOTS
en T
OLLENS
, ieder als hoofdzangers, aan de spits
van tallooze anderen, wier namen niet genoemd behoeven te worden, omdat ze leven
en zweven op de lippen van het zich hunner erkentlijk herinnerend vaderland. Doch,
die gelederen worden nimmer gesloten, en, even als
1
Ik heb de volgende regelen geschreven: Bij het overlijden van den grooten Toonkunstenaar
G
.H. LUBECK
, te 's Gravenhage, 7 Februarij, 1865.
De dood sloot L
UBECKS
mond; maar, wat zijn Muze sprak,
Ruischt in 't onsterflijk lied, voor Neêrland aangeheven,
Toen hij zijn Kunstnaarsnaam op 't marmer heeft geschreven,
En in de Oranjekroon zijn schoonsten lauwer stak (*)
17 November, 1863.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
152
de phenix der fabel, gedurig aan, herboren wordt uit zijne asch, zoo ook schakelen
zich de dichters der Natie onafgebroken voort tot een kostbare keten, wier edele
keurgesteenten het luistervol borstsieraad vormen van Nederland, dat zich, met
regtmatigen trots, eeuw uit, eeuw in, op hen verheft.
De school of het tijdvak van het Schoone wordt nooit gesloten; H
OMERUS
kan niet
verouderen, V
ONDEL
blijft altijd jong. B
ILDERDIJK
heeft 't gezegd:
Hem, wien de lauwer past van Febu's blonde haren,
Bloeit onverwelkbre lente in 's levens ouderdom.
Toen de lijkstoet W
ITHUYS
' laatste rustplaats was genaderd, trad de Heer B
.L.W.
MENSING
daar het eerst toe, en schetste, als vertegenwoordiger der Loge l' Union
royale, den Broeder als voortreflijk mensch; waarna door den Heer S
.J. VAN DEN
BERGH
, in betrekking van Voorzitter van het Genootschap Oefening kweekt kennis,
den waardigen overledene de onbetwistbre dichterkrans werd toegewezen tot een
onsterflijk sieraad van zijn graf. De Naam (zoo zeide hij, te regt),
De Naam van W
ITHUYS
toch sterft eerst met ‘H
OLLANDS VLAG
.’
Ja, waar zulke proeven van poëzij voorhanden zijn, als Hollands Vlag
1
, bij den
Heldendood van
VAN SPEYK
, daar is des Dichters Naam zeker de onsterflijkheid
gewaarborgd, al ware hem die niet reeds verzekerd door zijne geniale zangen: ‘de
Slag bij Sempach,’ ‘ de Meineed’, ‘ de Tijd.’ Wie het waagde, zóó'n Dichter de kroon
te willen rooven, hij heeft er vreeslijk de strenge afkeuring van ondervonden,
uitgesproken
1
Zie W
ITHUYS
' Gedenkboek van 1830 en 1831. - Amsterdam, 1856; blz. 79.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
Dostları ilə paylaş: |