ontvanger
in gever zal veranderen, dus wat de intenties en eigenschappen betreft zal de gast
gelijk zijn aan de gastheer, pas dan gaat hij ermee akkoord en begint te eten. Indien zo’n
alliance ontstaat, wanneer de gastheer zijn gast genot wenst te geven door hem een maaltijd
voor te schotelen en de gast deze met de intentie eet om een voldoening aan de gastheer terug
te kunnen geven, terwijl hij er zelf van geniet, dan heet zo’n toestand een “afstotende
samenvloeiing” (
zievoeg de hakaa). Maar deze treedt alleen aan het licht na een volledige
weigering van de gast (
or chozer), dus na de aanvankelijke weerkaatsing van het genot.
Alleen na zich ervan vergewist te hebben, dat hij door te ontvangen de gastheer voldoening
verschaft en hem zo
een vriendendienst bewijst, begint de gast de traktatie te nuttigen en
ontvangt slechts dat in die mate, waarin hij niet aan het eigen genot kan denken, maar aan het
geven van voldoening aan de Schepper.
Waar is het genieten in onze wereld voor nodig, indien het op leed is gebaseerd? Als een wens
met genieting gevuld is, dan “dooft” dit de wens uit. Het genieting wordt pas waargenomen,
als er een brandend verlangen om te ontvangen aanwezig is. Door wensen te corrigeren, dus
middels de intentie “omwille van de Schepper” eraan toe te voegen, kunnen we oneindig
genieten. Wij zullen dan geen honger naar genieting meer hebben.
Alleen door de
waarneming van de grootheid van de Schepper te laten toenemen, zullen wij door van Hem te
genieten een geweldige voldoening verkrijgen. En daar Hij eeuwig en onbeperkt is, zullen wij
door Zijn grootheid waar te nemen in ons de oneindige en permanente klie voortbrengen: de
honger naar Hem. En daarom kunnen wij eeuwig en onbeperkt genieten. In de geestelijke
wereld draagt elke ontvangst van genieting bij aan een nog grotere wens om het te ontvangen
en zo verder tot het oneindige. Het zich vullen staat gelijk aan het geven: hij geeft, ziet hoe
Hij geniet, en verkrijgt een nog grotere wens om te geven. Maar een genieting van het geven
dient ook altruïstisch te zijn, dus omwille van het geven en niet omwille van het genieten van
het geven, want dat betekent geven uit zelfvoldaanheid hetgeen overeenkomt met geven en
daarbij een eigen doel nastreven. De Kabbala leert de mens van
het licht te genieten met de
intentie om omwille van de Schepper te genieten. Indien de mens voor alle wensen van deze
wereld een anti-egoïstisch scherm kan plaatsen, zal hij terstond de geestelijke wereld
waarnemen. Daarna komt de mens onder invloed van onreine geestelijke krachten te staan. Zij
voegen geleidelijk het geestelijke egoïsme toe aan de mens. De mens bouwt middels de reine
krachten een nieuw scherm op en is dan in staat om een nieuwe portie licht te ontvangen.
Deze portie licht komt overeen met de hoeveelheid gecorrigeerd egoïsme. Zo is er altijd de
vrijheid van wil aanwezig. In het begrip “scherm” ligt het totale verschil tussen het geestelijke
en het materiële opgesloten. Het zonder een scherm verkregen genot is gewoon het
egoïstische genot van deze wereld. Het gaat erom, dat men de voorkeur dient te geven aan
geestelijke genietingen. Het scherm wordt ontwikkeld om een eeuwige genieting volgens het
scheppingsdoel te kunnen verkrijgen.
Een scherm verschijnt slechts door uitwerking van de Schepper (Licht) op de egoïstische klie
(wens). Zodra de Schepper geopenbaard wordt, verdwijnen
bij de mens onmiddellijk de
twijfels over de vraag wie zijn inspanningen nodig heeft. Al onze arbeid dient slechts één
doel; het bereiken van de waarneming van de Schepper. Het stadium
dalet is ontstaan als
gevolg van voorafgaande toestanden. Nadat het uit het stadium
giemel tevoorschijn is
gekomen, begint het niet alleen de genieting van het licht te bevatten, maar ook de
eigenschappen van het licht. Daarom zegt men, dat het stadium
dalet, dus de wens om te
genieten, de eigenschappen van alle vorige stadia ontvangt. Van het gaan bevatten van
eigenschappen van het naderende en hem vullende licht, verkrijgt het
zelf zijn eigenschappen
en gaat geleidelijk begrijpen dat:
35
1. het licht van het stadium 3 komt,
waarin een grote wens om te
geven en een kleine wens om genieting te ontvangen aanwezig
zijn,
2. het stadium 3 ontstond als gevolg van het stadium 2, dus uit de
volledige wens om te geven,
3. het stadium 2 ontstond uit het stadium 1, dus uit de wens om het
licht te ontvangen, die door de Schepper is gecreëerd,
4. het stadium 2 ontstond uit het stadium 1 nl. de wens van de
Schepper om de schepping, het 4
e
stadium, genieting te
verstrekken, dus al Zijn licht.
Door het begrijpen van deze fases gaat stadium 4 (
malchoet) binnen zichzelf steeds meer en
meer de eigenschappen van het vullende licht bevatten. En dat gebeurt in de aangegeven
volgorde: eerst de eigenschappen van zichzelf en vervolgens de eigenschappen van de
Schepper leren begrijpen.
Om zelfstandig te worden dient de malchoet zich totaal van de Schepper te verwijderen. Dat
wordt bereikt door de haar uitstoting van het licht als gevolg van de
Ts”A en de verwijdering
van de Schepper, en daarmee de Oneindige wereld op zo’n manier, dat
zij het licht totaal niet
meer kan waarnemen. Daarom dient de
malchoet zich in 5 traptreden dusdanig te verwijderen,
dat zij het licht zelfs in haar kleinste deel niet zal waarnemen. Deze 5 traptreden van de
verwijdering van de
Malchoet van de Oneindige wereld vormen de 5 werelden. Wanneer
stadium 0 (
bchiena sjoresj) zich verbergt, dan heet deze toestand de wereld
Adam Kadmon.
Het verhullen van stadium 1 – de wereld
Atsieloet, van stadium 2 –
Brieja, van stadium 3 –
Jetsiera en stadium 4 –
Asieja. Over degene, die door al deze stadia van verhulling totaal van
de Schepper verwijderd is, zegt men, dat hij zich “in deze wereld” (
olam haze) bevindt.
Om elke traptrede van
het verhullen te overwinnen, dient de mens eigenschappen van die
bewuste traptrede te verkrijgen. Daardoor neutraliseert hij de beperking, dusde uitwerking van
deze traptrede op hem. En dan verandert dit verhullen in onthullen, voelen en begrijpen.
Bijvoorbeeld, als een mens door zijn eigenschappen slechts onze wereld waar neemt, dan
zeggen wij, dat hij zich qua eigenschappen in onze wereld bevindt. Dat betekent, dat zijn
eigenschappen zodanig ongecorrigeerd zijn, dat alle werelden voor hem verhuld zijn. Indien
echter, als gevolg van een correctie zijn eigenschappen een gelijkenis met die van de wereld
Asieja gaan vertonen,
dan zal de wereld Asieja ophouden het licht van de Schepper voor hem
te verhullen. Dat toont aan dat de mens geestelijk naar het niveau van de wereld
Asieja is
gestegen. Zodra de mens zich met zijn eigenschappen en waarnemingen al in de wereld
Asieja
bevindt, ervaart hij het verhullen van de Schepper op het niveau van de wereld
Jetsiera. Door
zijn eigenschappen te corrigeren, zodat zij gaan gelijken op die van de wereld
Jetsiera,
neutraliseert hij het verhullen van het licht van de Schepper achter de wereld
Jetsiera en
begint Hem waar te nemen op het niveau van de wereld
Jetsiera. Dus, de werelden zijn
schermen, die de Schepper verhullen, maar wanneer de mens zo’n scherm voor zijn egoïsme
plaatst, onthult hij dat deel van het licht van de Schepper, dat dit scherm in zich vasthield.
De
benamingen van bchienot (stadia),
olamot (werelden),
sfirot (
kether, chochma, biena, Z”A
ofwel
tieferet en
malchoet) zijn onderling verwisselbaar. Soms verdient het de voorkeur om
de ene naam in plaats van de andere te gebruiken om een zekere bijzonderheid van een object
of een traptrede te onderstrepen. In verschillende toestanden benoemen wij de schepping dus
met diverse namen om bepaalde kenmerken ervan te onderstrepen. De meest “persoonlijke”
36