Het scherm,
dat in de pe de rosj staat, verdeelt het van boven aankomende eenvoudige licht in
twee tegengestelde en met elkaar verbonden lichten: in
or pniemi, dat de partsoef middels
or
chozer partieel naar binnen ontvangt, en
or makief, welk het scherm niet toelaat om in de
goef
binnen te komen (in de
bchiena dalet), maar laat het achter in de vorm van
or makief. Dankzij
één en dezelfde intentie van de mens (om omwille van de Schepper te ontvangen) wordt één
deel van het licht ontvangen, en het andere blijft buiten. De
partsoef (mens) ontvangt precies
evenveel licht, als hij kan ontvangen met de intentie niet voor zichzelf, maar omwille van de
Schepper.
34)Or makief, dat van buiten de
partsoef achterblijft, overtreft naar hoeveelheid aanzienlijk
or
pniemi. Een scherm met zijn
avijoet en
kasjjoet werken aan het binnenkomen van
or makief in
de
partsoef tegen in dezelfde mate, als het ook doet t.o.v.
or jasjar. Een afstoting tussen
or
makief en
aviejoet van het scherm heet
onderlinge botsing tussen or makief en
or pniemi.
Deze onderlinge botsing vindt plaats alleen in de
goef van een
partsoef, omdat juist daar deed
zich een echte ontvangst van het licht in de vaten voor, die een aanzienlijk deel van het licht
erbuiten achterliet. In de 10
sfirot de rosj deze onderlinge botsing vindt geen plaats, omdat
daar het
or chozer dient nog niet als een echt vat van ontvangst, maar vormt daar
sjorsjej
keliem, dus kiemen der vaten. Vandaar, dat het licht, dat binnen die vaten zich bevindt nog
geen echte or pniemi is. Om dezelfde reden kan men daar ook geen
or makief onderscheiden.
En daar er nog geen verschil tussen
or makief en
or pniemi is, is er geen onderlinge botsing
tussen hen in
rosj de partsoef. En pas nadat het licht zich van
pe naar beneden verspreidt, in
de vorm van 10
sfirot de goef, waar bekleding van
orot (lichten) in
keliem plaatsvindt, die 10
sfirot van
het weerkaatste licht zijn, juist dan vindt de onderlinge botsing tussen het inwendige
licht, dat zich in
keliem bevindt en het licht, dat zich van buiten bevindt.
Het
or makief, dat rondom de
partsoef zich bevindt in een onvergelijkbaar grotere
hoeveelheid, dan het
or pniemi binnen hem, stoot tegen de masach, die hem voortbracht, om
zo te trachten binnen de partsoef te komen. Wat betekent “
or makief stoot tegen het scherm”?
De
malchoet heeft een hartstochtelijke wens om te genieten. Zij voelt, dat het licht bevat juist
die genietingen, welke zij zou wensen om te ontvangen, en daarom begint zij het licht aan te
trekken. Wij geven een voorbeeld. De mens zegt aan zijn koe: “Geef mij een stuk vlees van je
zijkant om af te snijden, ik wens hem zo zeer!. En de koe antwoordt: “Nou ja, wat heb je nou
gevonden aan het stuk vlees van mijn zijkant? Indien ik zoveel genot zou vertegenwoordigen,
dan zou
ik zelf ermee kunnen genieten, maar ik ben volkomen onverschillig voor mijn eigen
vlees, en er is geen grammetje van genot erin”. Het zegt ons, dat om te gaan voelen, en
vervolgens ook een genieting te ontvangen, dient men een geschikt vat te hebben, dat een weg
van een ingewikkelde innerlijke ontwikkeling doorliep. Waarom wordt
or makief door ons als
zich van buiten bevindende gewaarword? Omdat in een sof van elke partsoef bestaan niet-
opgevulde wensen, die het licht voelen als genietingen, welke zich nog van buiten bevinden,
dus buiten de perken van zijn bereikbaarheid. Om precies te zijn, deze niet-opgevulde wensen
ervaart men alsof het buitenlicht stoot in hen, “eist”, dat men daarmee zou gaan genieten.
De onderlinge stotingen van het omringende licht (genietingen) met de wensen van de
malchoet om te genieten en de krachten van het scherm, die aan deze wensen weerstand biedt,
heten
bietoesj pniem oe makief (afstoting van het inwendige licht tegen het omringende).
Strikt genomen,
botsen zowel or makief als or pniemi niet tegen elkaar aan, maar beide stoten
zij tegen het scherm, dat tussen hen in staat. Dat vindt plaats in de masach, die in de
taboer
van de
partsoef staat, daar, waar duidelijk de ontvangst van het licht beëindigt. Alleen in de
taboer wordt duidelijk, hoeveel licht-genot binnen de partsoef kwam, en hoeveel nog van
buiten achtergebleven is. In de 10 sfirot der rosj is er nog geen sprake van zulke onderlinge
70
botsing, omdat daar or chozer dient nog niet tot een vat van ontvangst van or jasjar, maar
dient slechts tot
sjoresj (kiem) van een klie. De onderlinge botsing begint alleen nadat or
jasjar, dat in de intentie van or chozer is bekleed, zich in de toch tot de taboer verspreidt. Het
geestelijke wordt niet door het verstand bevat. Een geestelijke klie is een orgaan, dat
voelt de
Schepper, en niet (een orgaan, dat)
begrijpt Hem. Maar indien de mens de Schepper,
dus het
geestelijke, gewaarwordt, dan komt bij hem geleidelijk ook het begrijpen.
35)Deze onderlinge botsing doet zich voor totdat
or makief de aviejoet van het scherm de
goef
(die in de
taboer staat) tot nul reduceert. Als gevolg daarvan, begint het scherm de
goef naar
boven te stijgen in de richting van het scherm, dat in
pe de rosj staat en welk (scherm – vert.)
een als
sjoresj dient, dus de oorzaak van het scherm de
goef. Na zich met het scherm, dat in de
pe de rosj staat, te zijn samengevloeid, betrekt ook het scherm van de
taboer zich bij een
zievoeg dehakaa, die zich onophoudelijk tussen de
masach in
pe de rosj en het licht voordoet.
Uit deze zievoeg vormt zich een nieuwe
partsoef, dus er komen 10 volledig nieuwe
sfirot uit,
welke heten A”B de A”K, of de
partsoef Chochma van
de wereld Adam Kadmon.T.o.v. de
eerste
partsoef Galgalta, ofwel
Kether wordt deze nieuwe
partsoef als de zoon beschouwd,
het voortbrengsel van de eerste
partsoef.
Het omringende licht, terwijl het tracht zich in de klie binnen te dringen, zet de in de
taboer
staande
masach onder dermate grote druk, dat de
masach dat niet kan verdragen. Aan de ene
kant, is hij niet in staat om meer licht met de intentie omwille van de Schepper te ontvangen.
Maar aan de andere kant, onder zulke druk blijven staan is hij ook niet in staat. Daarom het
beste, wat hij kan ondernemen is, om in de vorige toestand in
pe de rosj terug te keren, dus
om van het ontvangen van het licht in het geheel te weigeren. De
masach begint te stijgen van
de
taboer in de
pe. Onderweg verdrijft hij uit de klie al het licht en vloeit met de
masach in
pe
de rosj samen, dus hij keert
in zijn vorige staat terug, wanneer het licht aanwezig is alleen in
rosj van de
partsoef, maar in de goef van de
partsoef is het afwezig. Dat klein genot, welk de
klie smaakte, door het licht in de toch te ontvangen, gaf hem te kennen, welke gigantische
genieting zich daarbuiten bevindt. Het ontvangen van deze genieting verzwakte het scherm
alleen maar. Het is veel gemakkelijker om één of andere genieting in het geheel te weigeren,
dan een kleine portie ervan te ontvangen, omdat een naar binnen ontvangende genieting
vezwakt de wilskracht, dus de intentie om alleen omwille van de Schepper te ontvangen.
Zowel
or pniemi, als
or makief drukken met hun genietingen op het scherm. Onder deze
wederzijdse kracht wordt het verzwakt en ziet zich gedwongen om helemaal te stoppen het
licht te ontvangen. Het scherm verlost zich van de gehele aviejoet, stijgt in
pe de rosj en vloeit
volkomen met de
masach samen,
dus met de masach, die daar was en die in het geheel niets
ontvangt, maar al het licht alleen afstoot.
Verder wordt de leerstof meer droog, maar men dient zich niet te ontmoedigen. Het
bestuderen van de Kabbala is een complex innerlijk proces: soms wordt de Kabbala
gewaarword gevoelsmatig – dat is de beste toestand, maar soms wordt zij in het geheel niet
gevoeld. Dat is begrijpelijk. Het is nodig om met het leren door te zetten. Er zal een moment
aanbreken, wanneer u de bestudeerbare stof binnen uzelf zult waarnemen. Maar voorlopig,
zelfs indien deze is ook niet begrepen, dient men doorgaan met het leren, opdat men zich niet
van het totale schema afbrengt, maar blijft telkens steeds nieuw en nieuw deeltje eraan
toevoegen. En het totale schema ziet er zo uit, dat het licht , door zich steeds te verruwen,
vormt uit zichzelf en voor zichzelf een klie. Een klie loopt vier stadia van zijn ontwikkeling
door,
en verandert in de malchoet, dus de enige schepping. Verder, haar doel wordt volledige
afscheiding van het licht van de Schepper. Zij dient geen waarneming te hebben noch van
or
pniemi, noch van
or makief, dus noch van inwendige noch van uitwendige genietingen, die
71