Dus,
alles wat rondom ons bestaat, gaat in feite van de Schepper uit. Hetzij direct, zoals het
licht, overvloed (
sjefa), of indirect, zoals bijvoorbeeld de wens om te ontvangen die bij de
Schepper zelf ontbreekt, maar die ten behoeve van de Schepselen door Hem is geschapen.
Aangezien de wens van de Schepper was om de schepselen te vergenoegen, was het nodig
voor Hem om iemand te scheppen, die al dat goed zou kunnen ontvangen. En daarom plantte
hij in de schepping de wens voor en het streven naar genietingen in. Waarom? Er bestaat een
stelregel, dat alles wat in onze natuur geschapen is, is door de Schepper geschapen. De vraag:
‘Waarom plantte Hij in ons een zulke natuur in?’ - behoort tot de toestand vóór
het begin van
de schepping, dat zijn wij niet in staat te begrijpen. Wij begrijpen slechts datgene, wat tot de
schepping behoort, maar niet vóór of na de schepping. Daarom is onze aard zodanig, dat wij
genieting kunnen ontvangen slechts in overeenstemming met onze wens en het streven ernaar.
Bijvoorbeeld, als een mens honger heeft, dan geniet hij van een maaltijd, en als hem eten
voorschotelt terwijl hij geen trek heeft, dan kan hij geen genieting ondervinden. Vandaar, dat
in alles bestaat tekort en zin vulling. Hoe groter is een wens, hoe groter is genieting bij het
vullen daarvan.
2) De wens om te ontvangen met al zijn verscheidenheid
is vanaf het begin in het
Scheppingsplan inbegrepen. Deze is onlosmakelijk met de sjefa verbonden, die de Schepper
voor ons had voorbereid. De "wens om te ontvangen" - dat is een vat, en de "sjefa" is een
licht, dat dit vat (
klie) vult. Dit licht (
or) en zo'n vat - dat is waar de geestelijke werelden uit
bestaan. Zij zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Samen dalen zij van boven naar
beneden neer, van de ene traptrede naar een andere traptrede. Hoe verder deze traptredetreden
zich van de Schepper verwijderen, des te grover en groter de "wens om te ontvangen" wordt.
Men kan ook omgekeerd zeggen: hoe grover en groter de "wens om te ontvangen" wordt, des
te verder gaan de traptredetreden zich van de Schepper verwijderen. Dat doet zich voor, totdat
de wens op de laagste plaats aankomt, de plaats, waar de "wens om te ontvangen" haar
maximale omvang bereikt. Deze toestand is juist de gewenste
en noodzakelijk om met stijgen,
dus met de correctie, te beginnen. Deze plaats heet de wereld
Asieja. In deze wereld heet de
"wens om te ontvangen" het "lichaam van de mens", en de sjefa, het licht, heet het "leven van
de mens". Het hele verschil tussen de hoge werelden en deze wereld = "
olam haze", komt
erop neer, dat in de hoge werelden de wens om te ontvangen nog niet helemaal grof is
geworden. Deze wens is nog niet helemaal van het licht afgescheiden. In onze wereld
daarentegen bereikte de wens om te ontvangen haar uiteindelijke ontwikkelingsfase en is
volledig van het licht afgescheiden.
3) De bovengenoemde orde van de ontwikkeling van de "wens om te ontvangen" is van boven
naar beneden onderworpen aan de volgorde van de vier stadia, ofwel 4 "
bchienot" genoemd
(mv. van ‘
bchiena’). Deze orde ligt besloten in de geheime code
van de vierletterige Naam
van de Schepper. Aan de orde van deze vier letters HaVaJ"A (joed-hej-vav-hej – deze naam
wordt normalieter niet in de juiste volgorde van deze 4 letters geschreven en uitgesproken om
de Naam niet ijdel op te noemen en dat is een voorschrift van de Thora – vert.) is het gehele
Heelal onderworpen. Deze letters komen overeen met 10 sfirot (mv. van sfira – uitstraling van
licht van bepaalde grootte en kwaliteit – vert.):
chochma, biena, tieferet (of
zeir anpien),
malchoet en hun wortel. Waarom spreken wij dan van tien? Omdat de
sfira tieferet bestaat uit
zes sfirot:
chessed, gvoera, tieferet, netsach, hod en
jessod. De wortel van deze sfirot heet
"
kether", maar hij wordt vaak niet gerekend tot de opsomming van de sfirot en daarom
spreekt men afgekort over Choe"B Toe"M. Deze vier bchienot overeenkomen met vier
werelden:
Atsieloet, Brieja, Jetsiera en Asieja. De wereld Asieja sluit tevens deze (ofwel
onze) wereld (
olam haze) in. In deze wereld bestaat er geen schepsel,
dat zijn wortel niet in de
Oneindige Wereld, in het Scheppingsplan heeft. Het Scheppingsplan is de wens van de
11
Schepper om schepselen het hoge genot te verschaffen. Dit plan impliceert zowel het licht als
het vat. Het licht gaat direct uit van de Essentie van de Schepper, terwijl de "wens om te
ontvangen" door de Schepper opnieuw uit niets is geschapen. Opdat de "wens om te
ontvangen" haar toestand van de uiteindelijke ontwikkeling dient te bereiken, is het
noodzakelijk dat deze wens samen met het licht de vier werelden:
Atsieloet,
Brieja,
Jetsiera
en
Asieja (
ABieJ”A) doorloopt. En dan beëindigt de ontwikkeling van de Schepping: het licht
en het vat, en deze worden genoemd: het lichaam en datgene wat binnen de Schepping is - het
licht des Levens.
Het verband dat bestaat tussen de Schepper en de schepping heet ‘Oneindige Wereld’ (
Ejn
Sof). Namen aan het hoge licht geven lagere wezens bij het begrijpen ervan. Aangezien de
wens van de Schepper was om schepselen te vergenoegen, schiep Hij degene, die wie van
Hem het goede zou kunnen ontvangen en daarvoor was het afdoende om de wens genieting te
ontvangen te scheppen die ‘
malchoet’ heet, ofwel ‘
Oneindige Wereld’. Oneindigheid – omdat
de malchoet in die toestand
voor zichzelf ontvangt, waarbij zij generlei beperking in het
ontvangen verricht. In het vervolg beperkt en inkrimpt de malchoet zichzelf ten aanzien van
het ontvangen van het licht (genieting). Het is gezegd, dat de wens om te ontvangen wordt
definitief in de wereld Asieja gevormd. Dus, bevindt de allerhoge wens om te ontvangen zich
in de wereld Asieja?! Maar Asieja is toch
bchiena sjoresj (staduim wortel, stadium nul –
vert.), heeft het allerlaagste licht, terwijl in de wereld
A’K (
Adam Kadmon – de wereld die aan
de vier bovengenoemde geestelijke werelden vooraf gaat – vert.) schijnt het licht kether (
or
kether). Het begrip ‘wereld Asieja’ heet twee betekenissen:
a)
het hele stadium vier (
bchiena dalet) heet de wereld Asieja;
b)
de wereld Asieja op zichzelf.
Om de betekenis van het eerste begrip te begrijpen dient men te weten,
dat het voltooide vat
heet ‘bchiena dalet’, maar in werkelijkheid bevindt het echte vat zich al in de
bchiena alef (het
stadium één). Kether – dat is ‘de wens om scheppingen te vergenoegen’; chochma – ‘de wens
om deze genieting te ontvangen’ – is terstond gevuld met licht. De klie dient echter nog vier
stadia doorlopen tot zijn uiteindelijke ontwikkeling. Wij bestuderen alles uitgaande van onze
aard, aangezien alle wetten gaan van de geestelijke wortels uit. In onze wereld hangt een
grootte van menselijke genieting af van de kracht van zijn streven ernaar: bij een
hartstochtelijke wens is ook genieting groot, daarentegen bij een kleine wens is genieting
gering. Opdat een mens de ware wens zou bevatten zijn twee voorwaarde nodig:
a) een mens kan niet streven naar datgene, waar hij nooit eerder over had gehoord; hij
dient te weten wat hij wenst, dus, dient ooit dat gehad te hebben;
b) bij hem kan geen
streven ontstaan voor datgene, wat sowieso zich in zijn handen
bevindt. Daarom dienen vier stadia in de ontwikkeling van klie te zijn voor het
aannemen door klie van zijn uiteindelijke vorm.
Malchoet ontving het hele licht in de Oneindige wereld. Maar vat gekenmerkt wordt door het
verschil van eigenschappen met die van de Schepper, wat in de Oneindige wereld niet
geweest was. Bij de volgende ontwikkeling van het vat vergewissen wij ons, dat het ware vat
is tekort, niet het ontvangen van licht, maar integendeel, zijn tekort. In de wereld Asieja
ontvangt klie überhaupt niets. Omdat die wens slechts nemen, daarom juist
is klie het ware
vat. En die is zo ver van de Schepper, dat het niets weet over zijn wortel, en de mens is
gedwongen om te geloven, dat hij door de Schepper is geschapen, echter dat waar te nemen is
12