Inleiding tot de wetenschap Kabbala



Yüklə 1,26 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə22/103
tarix22.10.2018
ölçüsü1,26 Mb.
#75506
1   ...   18   19   20   21   22   23   24   25   ...   103

van het scherm: ketherchochma, biena, tieferet en malchoet. Er zijn 5 delen in de masach 
(het scherm), met behulp waarvan 5 keer het licht ontvangen wordt (5 zievoegej de hakaa). Or 
chozer, dus de intentie, is geen vat. Dit kan alleen maar bijdragen aan de wijze van ontvangst 
van het licht. De wens om te ontvangen, dus de bchiena dalet, die het vat is geweest vóór de 
Ts”A,  blijft als zodanig ook bestaan. Alleen de intentie verandert. Hoe groter het egoïsme, 
des te groter de mogelijkheid om het licht van de Schepper te ontvangen, mits een geschikt 
scherm aanwezig is. Men mag zichzelf nooit  berispen vanwege slechte wensen. Het is alleen 
nodig om de Schepper een verzoek te doen ter verkrijging van een scherm, dus men moet de 
Schepper verzoeken om de egoïstische intenties naar altruïstische te corrigeren.  Soms kennen 
wij  noch de motivatie van onze daden, noch wat onze wensen precies zijn. Wij voelen soms, 
dat wij iets wensen, maar wat precies weten wij niet. De mens verblijft al zijn tijd als het ware 
in slaap, totdat de Kabbala hem wakker schudt en zijn ogen opent. Wij beschikken niet eens 
over een echte wens om te genieten. De Kabbala opereert niet vanuit onze wensen, maar 
vanuit de geestelijke wensen, die onmetelijk sterker zijn dan de wensen van onze wereld.   
 
Een klie, dus de wens om te genieten, verkreeg dankzij de nieuwe intentie een nieuwe vorm: 
de wens om te geven, om precies te zijn; de wens om te ontvangen uit Naam van de Schepper. 
De mens begint te ontvangen omwille van het geven. De bchiena Dalet voelde het verschil in 
eigenschappen tussen zichzelf en de Schepper en ondervond als gevolg daarvan een 
schaamtegevoel. De masach, die de malchoet opwierp, weerkaatste het licht en daardoor 
veranderde haar intentie. Echter, de essentie van de wens om te ontvangen bleef bestaan, maar 
nu omwille van de Schepper. De Kabbala is een exacte wetenschap. Elke oorzaak heeft zijn 
gevolg en dit gevolg is de oorzaak van een nieuw, volgend gevolg. Er wordt dus een goed 
geordende oorzakelijke keten opgebouwd. Het probleem schuilt echter daarin, dat wij nu nog 
geen binding hebben met datgene, wat wij bestuderen. Wij lezen dus over de geestelijke 
werelden, partsoefiemsfirot en dergelijke maar wij voelen ze niet. Er zijn twee niveaus in het 
bestuderen van de Kabbala. Tijdens het beginnersniveau ontbreken nog adequate 
waarnemingen van de bestudeerde leerstof. Maar als men doorzet verkrijgt men in het vervolg 
van de studie de waarnemingen, die met de dingen die men in een boek leest, overeenkomen. 
Het is belangrijk om hier te vermelden, dat het licht in feite onbewegelijk is: het dringt 
nergens binnen en het komt nergens uit. Elk vat, afhankelijk van zijn individuele innerlijke 
eigenschappen, voelt het licht anders aan en onderscheidt er verscheidene “smaken” in, dus er 
is een verscheidenheid aan genietingen. Indien een vat genieting ontvangt door een directe 
ontvangst van het licht, dan heet zo’n genieting or chochma. Indien echter een schepping 
genietingen ontvangt door gelijkenis van zijn eigenschappen met die van de Schepper, dan 
heten die waarnemingen “bewegingen”. Wanneer een mens zijn geestelijke weg begin af te 
leggen, daalt hij in zijn innerlijk geleidelijk naar de laagste en meest duistere delen af. Hij 
begint te beseffen, dat zijn egoïstische aard een kwaad is. Pas daarna begint hij zijn natuur te 
corrigeren. Dat leidt ertoe, dat hij zich begint te verheffen, waarbij hij een steeds fijnere 
uitwerking van de hoge krachten voelt.  
 
Het Licht, dat van de Schepper na de Ts”A neerdaalt, wordt voorgesteld als een dunne straal, 
die van de Oneindigheid uitgaat en zich tot het centrale punt van het Heelal voortbeweegt. 
Alle geestelijke werelden, dus: A”K en ABieJ”A bekleden deze straal. Bezien vanaf de 
invalshoek van de uitwerking van de Schepper op ons van boven naar beneden, bevinden wij 
ons in het meest centrale punt van alle werelden. Het indivituele bestuur van de Schepper 
wordt gerealiseerd middels deze lichtstraal. Deze lichtstraal gaat naar een bepaalde ziel en 
laat die ziel alle werelden bekleden vanaf A”K, en daarna Atsieloet, BriejaJetsiera en Asieja 
die de meest uitwendige wereld is. 
 
 
43


Het verschil tussen een niet-kabbalist (gewoon mens) en een kabbalist is, dat een niet-
kabbalist  geen scherm ontwikkeld heeft. Daarom kan deze mens het licht niet weerkaatsen en 
kan er in de mens geen geestelijk vat ontstaan. Zo’n vat vormt een toch (inwendig deel)  van 
een partsoef, waarin de schepping het licht van de Schepper ontvangt. Eigenlijk dient juist 
Zijn Licht (de Essentie van de Schepper is voor ons niet te bevatten) voor ons de Schepper te 
zijn. Op alle mensen, behalve op kabbalisten, heeft de Schepper Zijn uitwerking op de manier, 
alsof zij nog niet uit de Oneindige wereld zijn weggetrokken, en zich dus in een onbewuste 
staat bevinden, zoals in de Oneindige wereld (Ejn Sof) het geval is. Het is de taak van de mens 
om een deel van het bestuur over zichzelf in zijn eigen handen te nemen en een partner van de 
Schepper te worden. En dan zal de Schepper Zich met hem bezig beginnen te houden. Niet 
zoals Hij dat met alle overgebleven wezens doet, maar individueel, middels een lichtstraal.  
Dan zal het bestuur niet alleen van de Schepper uitgaan, maar ook van de mens. 
 
19) Zoals wij reeds hebben besproken, beschouwt men de eerste drie bchienot (om precies te 
zijn, de eerste vier) nog niet als vaten: alleen de bchiena dalet blijkt een echt vat te zijn (zie p. 
5). Aangezien deze drie eerste bchienot de stadia zijn, die aan het scheppen van de bchiena 
dalet voorafgaan, heeft de bchiena dalet bij zijn ontwikkeling hun eigenschappen 
overgenomen. Zij hebben a.h.w. hun sporen binnen de bchiena dalet achtergelaten. Hierdoor 
vormde de bchienadalet zijn eigen vier stadia (bchienot) – de vier stadia van de wens om te 
ontvangen. Alles begint met de bchiena alef, het “zuiverste”, het  “zwakste” stadium van de 
wens om te ontvangen. Daarna volgt de bchiena beth, die iets “grover” is en een grotere 
aviejoet heeft, dan de bchiena alef, dus het grotere stadium van de wens om te ontvangen. 
Vervolgens komt de bchiena giemel, die een nog grotere aviejoet heeft, dan de bchiena beth. 
En uiteindelijk is het de beurt aan de bchiena dalet zelf, die de grootste aviejoet heeft, dus de 
grootste wens om te ontvangen. Zijn wens om te ontvangen bereikt het maximale, het meest 
volmaakte en afgeronde stadium. Hier dient vermeld te worden, dat ook de wortel (sjoresj
van alle vier bchienot - de kether (en zij is, zoals bekend, het meest verheven en bevindt zich 
het dichtst bij de Schepper) - haar afdruk in de bchiena dalet heeft achtergelaten. Dus, wij 
hebben alle vijf stadia van de wens om te ontvangen opgesoms, die in de bchiena dalet 
ingesloten zijn: kether, chochma, biena, tieferet en malchoet. 
 
De drie aan de malchoet voorgaande bchienot heten “licht” en slechts malchoet zelf is klie, 
omdat zij wenst om voor zichzelf te ontvangen en daarmee wordt zij tot een zelfstandig deel, 
dat zelfstandig bestaat. De haar voorgaande bchienot zijn niet van de Schepper afgezonderd 
en daarom heten zij licht. Wanneer het laatste stadium dalet ofwel malchoet, geheel met licht 
is gevuld, begint hij de eigenschappen van alle andere voorgaande bchienot te voelen: eerst de 
dichtst bij hem zijnde tieferet, daarna bevat hij biena, die tieferet schiep, vervolgens chochma
die biena schiep en uiteindelijk de bron en het plan van alles – de wortel (sjoresj), kether. Dat 
betekent dat alle voorgaande eigenschappen van alle bchienot in malchoet ingesloten zijn en 
haar beïnvloeden. De bchiena dalet de dalet zelf (elke bchiena heeft eveneens 4 bchienot, dus 
bchiena dalet de dalet betekent bchiena dalet van de bchiena dalet zelf – vert.) verkreeg alle 
voorgaande eigenschappen van het licht. De hoeveelheid licht, die hem vult, is bepalend voor 
de grootheid van de bchiena dalet. Naar de mate van het bevatten van het licht dat hem vult, 
bevat de bchiena dalet de grootsheid van de Schepper. In hem verschijnt het streven om aan 
de wens om te geven te gelijken, omdat de Schepper dat doet. Wat betekent het om te geven? 
De lichtbron is de Schepper. Een klie kan niets geven, maar kan alleen een intentie hebben om 
te geven. De Schepper schiep de wens om te ontvangen. En al wat overgebleven is zijn slechts 
verschillende graden van de wens om te ontvangen. De intentie verandert van “voor zichzelf” 
naar “omwille van de Schepper”. Waarmee onderscheidt de aviejoet van kether zich van de 
aviejoet van biena, want beide heten zij “de wens om te geven”? Kether is de wens om te 
 
44


Yüklə 1,26 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   18   19   20   21   22   23   24   25   ...   103




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə