Opstijgen van Мa”N en gadloet van de wereld
Nekoediem
Pagina 79 t/m 85
79)En nu gaan wij naspeuren, wat zijn 10 sfirot de gadloet de Nekoediem, die uitkwamen op
Ma”N van de resjiemot Zo”N de A”K onder de taboer. Tot nu toe hadden wij niet gesproken
over het opstijgen van Ma”N. Er was sprake van het stijgen van
masach de goef bij zijn
vezwakking vanaf de
taboer in
pe de rosj van een hogere partsoef alsmede over datgene, dat
op de resjiemot, die in de masach werden ingesloten, vond in
rosj een
zievoeg dehakaa plaats,
als gevolg waarvan ontstonden 10 sfirot van de lagere partsoef. Maar thans laten wij over het
licht spreken, welk steeg van onder de taboer van de A”K in
rosj de Sa”G, dus over de
resjiemot,
Zo”N de goef van de wereld A”K, die ook “het stijgen van vrouwelijke wateren”
heet (
heb. ‘
mej noekvien’). Dat heet “
alijat Ma”N” (het stijgen van Ma”N – vert.).
Alijat Ma”N is het stijgen van een wens, dus een verzoek van een
lagere tot een hogere over
de mogelijkheid om een
zievoeg dehakaa te maken. Dus een verzoek, welk van de malchoet
tot de biena is gericht, of te wel, van een ziel tot de Schepper. Dat is een verzoek om een
chiesaron (gebrek) te vullen, zijn eigenschap te ontvangen, of te wel de malchoet te
corrigeren en om op de biena, dus de Schepper, de wens om te geven, te gaan lijken. Waarom
heet dat “vrouwelijke wateren”? Omdat het een verzoek
is over het licht chassadiem, dus een
altruïstische wens. In de Oneindige wereld had de Malchoet ook 10 sfirot, die volledig met het
licht gevuld waren. Door aan de Schepper te willen gelijken, stiet zij de 10 sfirot van zich af,
dus zij wenste ze niet te waarnemen. Maar door dit feit hielden zij niet op te bestaan. Of de
Malchoet wenst een genieting ervan wel te ondervinden, of niet. Maar haar aard te veranderen
kan zij niet. Na de Ts”A ontstaan er in de malchoet rosj, toch en sof. Zij begint te berekenen,
hoeveel zij omwille van de Schepper kan ontvangen. Er is een partsoef gevormd, in elk van de
drie delen waarvan waren eigen 10 sfirot. Sof ontstond daarom, omdat na te hebben begonnen
haar mogelijkheden te berekenen, begreep de malchoet, dat niet
alles ervan valt samen met
haar wensen, en dat slechts 20 percent van haar wensen om omwille van de Schepper te
ontvangen kan zij met het licht vullen, maar de resterende 80 percent zij bevredigen niet kan,
zodat zij erop een sof maakt en laat hem leeg achter. Zo zal het zijn tot
Gmar Tiekoen,
wanneer alle 100 percent van de wensen omwille van de Schepper zal men met Zijn licht
kunnen vullen. Dan zal geen hoofd nodig zijn, geen berekeningen. Al het licht van de
Schepper zal de malchoet kunnen ontvangen zonder inleidende controle van haar krachten.
Geen ongecorrigeerde wens zal dan overblijven. De Doodsengel zal in een engel der
heiligheid veranderen. Alleen “
toch” zal overblijven. Maar in de loop van het correctieproces
zijn de berekeningen onmisbaar. Er kunnen kwantitatieve beperkingen zijn (
Galgalta, A”B,
Sa”G), wanneer het licht in elke van 10 sfirot ontvangen wordt, doch in een bepaald
percentage (volgens de wet van de Ts”A). En er zijn ook kwalitatieve beperkingen, wanneer
niet alle 10 sfirot
met het licht worden gevuld, maar slechts bepaalde ervan, afhankelijk van
hun eigenschappen.
125
Zulke kwalitatieve verdeling vond plaats na de Ts”B. Wanneer alleen kleine wensen worden
gevuld, dus wensen om te geven, maar met grotere wensen, dus de wens om te ontvangen,
men niet werkt, dan heet zulke toestand
katnoet. De lichten, die slechts kleine wensen vullen,
heten nefesj en roeach. In zulke toestand de schepping voelt slechts zijn twee en een half sfira
uit de 10, en met de resterende wekrt hij niet. Indien bij de schepping echter aanvullende
krachten verschijnen, en hij in staat is om de overige sfirot in het ontvangen omwille van de
Schepper te activeren,
dan gaat hij in de toestand gadloet over. De overgang uit de
katnoet in
de
gadloet naar de wetten Ts”B wij than behandelen. In de loop van al onze voortschrijding
van traptrede tot traptrede van beneden naar boven, de toestanden van
katnoet en die van
gadloet zullen elkaar beurtelings afwisselen. Zodra wij van onze wereld in de geestelijke
eruitgaan, dus op zijn eerste traptrede, zullen wij geleidelijk uit de toestand van katnoet in die
van gadloet overgaan. En de ACha”P van de hogere traptrede ons terstond wederom in de
toestand van katnoet zal doet afdalen, maar nu van zijn, d.i de volgende traptrede, waarop wij
opnieuw
een toestand van gadloet zullen dienen te bereiken, om ons in een toestand van
katnoet van een nieuwe, achter hem volgende traptrede af te dalen, e.d. Alle 6000 traptreden
van boven naar beneden zijn zodanig opgebouwd, dat ACha”P van een hogere traptrede zich
in een G”E van een lagere bevindt (G”E van een lagere traptrede bekleedt ACha”P van aan
hogere traptrede – vert.) Alle traptreden zijn daarom op elkaar aaneengeregen en één geheel
ladder (“
soelam”) vormen vanaf het onderste punt der schepping tot aan haar volmaaktheid –
de Schepper. Dankzij zo’n nauwe verbondenheid tussen ACha”P en G”E, kan elke ziel
stijgen, door traptrede voor traptrede te boven te zijn gekomen tot de volledige correctie toe.
Zulk voortstuwen kan men in grote lijnen vergelijken met een peristaltische (
med. term:
samentrekkende – vert.) darmbeweging, waardoor het voedsel in de nodige richting middels
spiercontractie wordt voortgestuwd. Elke hogere traptrede wordt geacht als inwendige ten
opzicht
van een lagere, omdat hij dichter bij de Schepper zich bevindt, heeft een sterker
scherm en sterkere wensen onder het scherm. Daarom verbreden de traptreden zich van boven
naar beneden steeds meer en meer in de vorm van een piramide.
80)En weet, dat de bron van het opstijgen van Ma”N vormen Z”A en biena van de 10 sfirot
van
or jasjar, dus nog van vóór de Malchoet van de Oneindige wereld. Daar deed zich tussen
hen het volgende voor: de biena, die stelt
or chassadiem en de
bchiena beth voor, na tieferet,
of te wel Z”A (
de bchiena giemel) te hebben voortgebracht, verenigde zich wederom met de
bchiena chochma, om
or chochma te verzoeken en vervolgens dit or chochma aan Z”A door
te geven. Z”A bestaat, zoals bekend, uit
or chassadiem en
een weinig straling van or
chochma. Aldus, ontstond een verband tussen Z”A en biena. Telkens, wanneer de
resjiemot
Z”A in de
biena stijgen, verbindt zij zich met
chochma en trekt eruit een kleine hoeveelheid
or chochma ten behoeve van Z”A. Zo’n stijgen van Z”A in de biena, dat haar me chochma
verenigt, heet dus het stijgen van Ma”N. Maar zonder dit stijgen heeft de biena zelf geen
behoefte aan
chochma, daar haar essentie is
or chassadiem, en ten opzicht van chochma
bevindt zij zich altijd in de positie “achor be achor”(rug tot rug), welke houding getuigt van
het feit, dat zij zelf niets van
chochma nodig heeft. En slechts een verzoek van Z”A creëert in
de biena het behoefte om
or chochma voor hem te ontvangen, dus verandert haar in noekva.
Daarom krijgt dit stijgen de naam “vrouwelijke wateren” (dus een ontvangende sfira) ten
opzichte
van chochma, door hen te doen omdraaien uit de positie rug tot rug in de nieuwe
pose “
paniem be paniem” (gezicht tot gezicht).
Al onze correcties, al onze gebeden (
heb. tfielot) gedurende 6000 jaren vinden plaats middels
het stijgen van Ma”N. Wij (dus zielen) zijn een deel van de gemeenschappelijke malchoet.
Ons verzoek om correctie wekt de malchoet op, zij stijgt tot de biena en dwingt haar om or
chochma te ontvangen en via Z”A aan de malchoet (van wie dit licht zielen ontvangen) door
126