PLATOON VERZAMELD WERK – ARS FLOREAT
12
e
374 a
b
c
Hippias: Ja zeker, hardlopen is een vorm van iets doen.
Sokrates: Dus als het een vorm is van 'iets doen', dan heeft het toch ook een gevolg?
Hippias: Zeker.
Sokrates: Dus wie slecht loopt, doet het niet goed en houdt zich niet aan de regels van
het wedstrijdlopen, of niet soms?
Hippias: Natuurlijk, hij doet het niet goed.
Sokrates: Dus traag hardlopen is verkeerd?
Hippias: Zo is het.
Sokrates: Dus als de goede hardloper bewust en opzettelijk langzaam loopt, overtreedt
hij daarmee de regels, terwijl de slechte loper niet anders kan en het dus niet met opzet
doet?
Hippias: Daar lijkt het wel op.
Sokrates: Dat betekent dus dat bij het hardlopen degene die langzamer loopt omdat hij
niet anders kan, een slechtere hardloper is dan degene die opzettelijk langzaam loopt?
Hippias: Inderdaad, bij hardlopen is dat zo.
Sokrates: En hoe zit het dan met worstelen? Wie is de betere worstelaar, degene die
zich opzettelijk omver laat werpen of degene die niet anders kan en die dus onvrijwillig
ten val komt?
Hippias: Allicht degene die zich met opzet omver laat werpen.
Sokrates: En wat is erger in een worstelpartij: zelf omver geworpen worden of de
tegenstander omver werpen?
Hippias: Om zelf omver te worden geworpen.
Sokrates: Dus dan geldt ook bij het worstelen dat wie met opzet tegen de regels in
handelt en knoeit, een betere worstelaar is dan degene die niet anders kan en ertoe
wordt gedwongen?
Hippias: Blijkbaar.
Sokrates: En hoe zit dat dan met andere lichamelijke activiteiten? Is niet de betere en de
meerdere degene die zijn lichaam zowel sterke en krachtige handelingen als ook
zwakke kan laten verrichten, die zich dus aan de regels kan houden, maar die regels ook
kan overtreden? Dus bij het maken van verkeerde en zwakke lichamelijke bewegingen
is toch degene die dat bewust en opzettelijk doet, beter en de meerdere van degene die
dat onopzettelijk doet omdat hij niet anders kan.
Hippias: Blijkbaar geldt dit principe ook ten aanzien van lichamelijke kracht.
Sokrates: En hoe zit het dan met menselijk gedrag, Hippias? Is het niet zo dat van twee
mensen diegene toch van het meeste begrip en inzicht getuigt die zich met opzet en
welbewust schandelijk en schadelijk gedraagt, terwijl degene die daartoe door
omstandigheden wordt gedwongen en er geen zeggenschap over heeft, de mindere is?
Hippias: Zo is het.
Sokrates: Dan is bewust en opzettelijk immoreel of schandelijk gedrag toch een vorm
van zelfbeheersing en van menselijke kracht, maar gebeurt het onopzettelijk, dan is dat
gedrag juist een uiting van menselijke zwakte.
Hippias: Dat blijkt.
Sokrates: En hoe zit het met het zingen? Wie van de twee is volgens u de beste: de
zanger die opzettelijk en bewust vals zingt of degene die dat per ongeluk doet?
Hippias: Degene die het opzettelijk doet.
Sokrates: Dus degene die het onopzettelijk en niet uit vrije wil doet, is de mindere van
de twee?
Hippias: Ja.
PLATOON VERZAMELD WERK – ARS FLOREAT
13
d
e
375 a
Sokrates: Zoudt ge liever goede eigenschappen willen verwerven of slechte?
Hippias: Goede.
Sokrates: En zoudt ge liever gezonde voeten willen hebben die ge, hoewel invalide, vrij
en bewust kunt bewegen, of invalide voeten waar ge niets mee kunt doen?
Hippias: Liever de niet invalide voeten.
Sokrates: Invalide voeten zijn dus een gebrek en niet goed, nietwaar?
Hippias: Ja.
Sokrates: En hoe is het als men slecht ziet; is dat geen gebrek van de ogen?
Hippias: Zeker.
Sokrates: Dus welke van de twee mogelijkheden zoudt ge kiezen: ogen waarmee ge
zelf kunt doen alsof ge slecht ziet en bijziende bent of ogen die slecht zijn zonder dat ge
er iets aan kunt doen?
Hippias: Ogen die niet echt slecht functioneren.
Sokrates: Dan vindt ge dus die lichaamsdelen die ge uit eigen verkiezing en bewust
slecht kunt laten functioneren, beter dan de lichaamsdelen die slecht functioneren
zonder dat ge er iets aan kunt doen?
Hippias: Zeker, althans voor de dingen die zojuist zijn genoemd.
Sokrates: Maar dan geldt het ook voor alle andere lichaamsdelen, zoals de oren, de
neus, de mond en alle andere zintuigen. Voor alle geldt dus hetzelfde: als zij slecht
functioneren, ook als de mens dat niet wil, zijn zij het begeren niet waard omdat zij niet
deugen, terwijl zij het begeren wel waard zijn wanneer zij alleen maar slecht
functioneren omdat de mens dat zelf verkiest.
Hippias: Ja, dat geloof ik ook.
Sokrates: En hoe zit het dan met andere werktuigen en instrumenten? Welke zouden
beter zijn in het gebruik: de instrumenten die slecht functioneren omdat de gebruiker
dat nu eenmaal zo wil, of de instrumenten die zelf slecht functioneren, hoewel de
gebruiker dat niet wenst maar er niets aan kan doen? Neem bijvoorbeeld een roer: welk
roer is beter, het roer waarmee iemand slecht koers houdt terwijl hij er niets aan kan
doen en het niet wil, of het roer waarmee hij bewust en met opzet slecht stuurt?
Hippias: Het roer waarmee hij met opzet slecht stuurt is het beste.
Sokrates: En geldt niet hetzelfde voor een boog, een lier, een fluit en al dat soort
dingen?
Hippias: Dat is waar.
Sokrates: En hoe zit het met karaktereigenschappen? Zoudt ge liever een paard bezitten
dat ge slecht kunt berijden, of een paard dat zo kwaadaardig is dat het zelf slecht
berijdbaar is, ook als ge dat niet zoudt willen? Welk van de twee is dan volgens u
beter?
Hippias: Het eerste paard, dat zich slecht laat berijden als de ruiter dat opzettelijk zo
zou wensen.
Sokrates: Het paard met dat karakter is dus het beste?
Hippias: Ja.
Sokrates: Het betere en goedaardige paard laat zich dus slecht berijden, hoewel dat niet
met zijn karakter strookt, maar doet wat de ruiter verkiest, maar het minder goede en
kwaadaardige paard laat zich zelfs tegen de wil van de ruiter alleen maar slecht
berijden.
Hippias: Zo is het helemaal.
Sokrates: En dat geldt dus ook voor een hond en voor alle andere dieren, nietwaar?
Hippias: Zeker.
PLATOON VERZAMELD WERK – ARS FLOREAT
14
b
c
d
e
Sokrates: En wat zegt ge hiervan: wat is beter voor een boogschutter: de concentratie
waarmee hij het doel kan missen als hij dat wil, of de concentratie waarmee hij het doel
mist, ook als hij dat niet wil?
Hippias: De concentratie waarmee hij opzettelijk het doel kan missen.
Sokrates: Dus is dat ook een betere geestesgesteldheid voor de kunst van het
boogschieten?
Hippias: Zeker voor de kunst van het boogschieten.
Sokrates: En hoe zit het dan met de geneeskunst? Is de dokter die bewust en opzettelijk
fouten maakt bij de behandeling van een lichamelijke ziekte, meer bedreven in de
geneeskunst dan de dokter die dat per ongeluk doet?
Hippias: Ja.
Sokrates: Dus ook in de geneeskunst is deze bedrevenheid beter dan het per ongeluk en
onbewust fouten maken.
Hippias: Ja, dat is beter.
Sokrates: Is de kunstenaar die de kunst van het citerspel of fluitspel of welke kunst ook
goed beheerst, maar bewust niet goed uitvoert, bedrevener dan degene die dit onbewust
doet?
Hippias: Blijkbaar.
Sokrates: In de praktijk blijkt dat wij intelligente slaven en dienaren die opzettelijk
fouten kunnen maken, verkiezen boven de domme slaven die uit onmacht fouten maken
omdat ze niet beter weten. Wij achten intelligente slaven toch beter voor hun taak
berekend, nietwaar?
Hippias: Ja.
Sokrates: En zijn we er niet allemaal op uit om onze eigen geest en onze eigenschappen
zo goed en efficient mogelijk te gebruiken?
Hippias: Ja zeker.
Sokrates: Dan is toch hij beter en efficienter die bewust en met opzet fouten maakt en
zondigt, dan hij die dat per ongeluk en onopzettelijk doet?
Hippias: Maar het zou toch een monsterlijke conclusie zijn, Sokrates, als we
vaststelden dat mensen die opzettelijk en bewust onrecht plegen, beter zijn dan
diegenen die dat onopzettelijk en per ongeluk doen?
Sokrates: Toch is dit de noodzakelijke gevolgtrekking uit het voorafgaande.
Hippias: Nee, voor mij niet.
Sokrates: Ik dacht dat die gevolgtrekking ook u wel duidelijk moet zijn, Hippias. Maar
beantwoord de volgende vraag dan nog maar eens: is rechtvaardigheid een kracht, of
een vorm van kennis, of beide? Of kan zij alleen maar een van beide zijn? Als wij dus
aannemen dat rechtvaardigheid een kracht of deugd is die tot de geest behoort, dan
betekent dit, dat naarmate de geest of de ziel krachtiger is, die geest ook rechtvaardiger
zal zijn. Dat klopt ook, want wij hadden immers gevonden dat de krachtiger geest beter
was, nietwaar mijn beste?
Hippias: Dat bleek inderdaad.
Sokrates: En hoe zit het dan met kennis? Is de ziel die over meer kennis beschikt en
wijzer is, dan niet rechtvaardiger en de ziel die minder kennis heeft en onwetender is,
minder rechtvaardig?
Hippias: Ja.
Sokrates: En hoe zit het als de ziel beide ter beschikking heeft, dat wil zeggen kracht en
kennis, is dan die ziel ook niet rechtvaardiger dan de ziel met minder kennis? Is dat
geen onontkoombare gevolgtrekking?
PLATOON VERZAMELD WERK – ARS FLOREAT
15
376 a
b
c
Hippias: Waarschijnlijk wel.
Sokrates: Welnu, deze rechtvaardiger ziel die meer kennis bezit, blijkt dus beter te zijn
en over steeds meer kracht te beschikken om zowel goede als schandelijke dingen te
doen.
Hippias: Ja.
Sokrates: Telkens wanneer deze ziel dus iets schandelijks en afkeurenswaardigs doet,
doet ze dat bewust en opzettelijk en met gebruikmaking van haar kracht en kunde die
tegelijkertijd de attributen van de rechtvaardigheid blijken te zijn.
Hippias: Daar ziet het wel naar uit.
Sokrates: Onrechtvaardigheid is dan handelen tegen de regels in, slechte dingen doen
dus. Afzien van onrechtmatig handelen is dan handelen volgens de regels van de kunst.
Hippias: Ja zeker.
Sokrates: Dan blijkt dus dat de sterkere en betere geest vrijwillig en bewust onrecht
pleegt wanneer die onrechtmatig handelt, terwijl de minder krachtige, ondoelmatige en
ondeugdelijke geest dat zonder opzet doet en het niet kan helpen.
Hippias: Dat lijkt wel zo.
Sokrates: En is het bovendien niet zo dat een goed mens iemand is met een goede geest
die dus de regels van levenskunst kent, terwijl een slecht mens iemand is die de regels
van levenskunst slecht kent?
Hippias: Zo is het.
Sokrates: Dat betekent dus dat de goede mens met een goede ziel degene is die
opzettelijk en bewust onrechtmatig kan handelen, de regels bewust kan overtreden,
terwijl het in de aard van een slecht mens ligt om dat niet vrijwillig en bewust te doen.
Hippias: Maar natuurlijk.
Sokrates: Dan is dus, mijn beste Hippias, degene die opzettelijk en bewust de regels
overtreedt en daarmee schandelijk en onrechtmatig handelt - als die mens tenminste
bestaat - niemand anders dan de goede mens zelf.
Hippias: Ik weet niet hoe ik daarmee kan instemmen, Sokrates.
Sokrates: Ikzelf ook niet, beste Hippias, maar dit blijkt nu toch wel de onontkoombare
gevolgtrekking van ons betoog. Maar zoals ik al eerder zei: ik word altijd heen en weer
geslingerd bij dit soort kwesties en nimmer houd ik vast aan dezelfde mening. Het is
echter niet verwonderlijk dat ik, evenals ieder ander gewoon mens, het spoor bijster
raak. Maar als zelfs gij, wijze mensen, het spoor bijster raakt, dan is dat ook voor ons
een ernstige zaak, omdat zelfs u ons niet van het verkeerde spoor kunt afbrengen, ook
niet als wij u daarom vragen.
a
Deze dialoog staat ook bekend als Kleine Hippias.
b
Ilias IX, 308 e.v.
c
Ilias IX, 357 e.v.
d
Ilias I, 169 e.v.
Document Outline - Plato-Hippias voorblad.pdf
Dostları ilə paylaş: |