Inspiratie en het gezag van de Bijbel


De overdracht van de tekst - De varianten



Yüklə 0,88 Mb.
səhifə15/24
tarix13.11.2017
ölçüsü0,88 Mb.
#9982
1   ...   11   12   13   14   15   16   17   18   ...   24

De overdracht van de tekst - De varianten


Nu we gesproken hebben over de inspiratie van de bijbelschrijvers, over het opstellen van het oorspronkelijke foutloze manuscript en over de vorming van de canon, rest ons nog te bezien hoe de geïnspireerde tekst door de eeuwen heen aan ons werd overgebracht. Het gaat hierbij om een buitengewoon belangrijke zaak, waarover wij in ander verband al iets gezegd hebben in het hoofdstuk over de moeilijkheden van de bijbel. Wat zou het ons baten dat God tot de profeten heeft gesproken, als hun boodschap ons niet op een waarlijk betrouwbare wijze was overgebracht? De Westminster belijdenis verklaart: ‘Het Oude Testa­ment in het Hebreeuws en het Nieuwe Testament in het Grieks zijn daarom authentiek, omdat ze rechtstreeks door God ingegeven zijn en omdat ze door Zijn voorzienigheid en bijzondere zorg, door alle tijden heen zuiver zijn bewaard; dus in alle godsdienstige geschillen zal de Kerk zich in laatste instantie op die beide beroepen’.

Laten we nu bezien op welk een opmerkelijke wijze deze voorzienig­heid en deze bijzondere zorg gewerkt hebben

A. DE OVERBRENGING VAN DE TEKST VAN HET OUDE TESTAMENT.

I. EEN TEKST DIE GEDURENDE 3000 JAAR MET DE HAND IS OVERGESCHREVEN.

Het feit dat de boeken van de bijbel gedurende een periode van 3000 jaar, van Mozes tot aan de uitvinding van de boekdrukkunst, met de hand werden overgeschreven, stelt ons op zichzelf voor een probleem. Hadden al die kopiisten niet duizenden en duizenden gelegenheden om fouten te maken? Het feit dat de huidige tekst zo voortreffelijk bewaard is gebleven (ondanks de moeilijkheden die wij nog zullen bezien) is letterlijk een wonder. Het is duidelijk dat God gewaakt heeft over het Woord dat Hij had ingegeven.

II. DE MASORETHEN.

Het overschrijven van de Hebreeuwse tekst werd bemoeilijkt door het feit dat van deze taal in principe slechts de medeklinkers werden geschreven. De lezer moest er dus de klinkers bijdoen en de over­levering was voldoende om een normale lezing te verzekeren. Maar naarmate het Joodse volk zich assimileerde met de volkeren waaronder het verstrooid was, ontstond het gevaar dat de juiste uitspraak van de woorden meer en meer teloor ging. Reeds omstreeks het jaar 100 na Chr. hadden Joodse geleerden een poging gedaan om een stan­daardtekst vast te stellen van de Hebreeuwse medeklinkertekst, die de basis vormde voor het latere werk van de Masorethen. Deze laatsten waren rabbijnen van Tiberias en van Babylon, die van de vijfde tot de tiende eeuw na Chr. een buitengewone taak volbrachten. Zij stel­den de tekst vast door uit alle manuscripten waarover zij beschikten het beste uit te kiezen. Dat schreven zij bijzonder zorgvuldig over. Volgens sommige schrijvers maakte een fout van één enkele letter het manuscript onbruikbaar. De Masorethen maakten ook, als voorzorgs­maatregel tegen toevoegingen of weglatingen, aantekeningen bij de tekst door in de kantlijn het aantal letters aan te geven, het aantal van bepaalde uitdrukkingen, de middelste letter en het woord en het vers in het midden van elk boek of verzameling van boeken. Op die manier berekenden zij, dat in wat wij het Oude Testament noemen, de letter aleph 42.377 keer voorkomt, de letter beth 38.218 keer enz. Als een woord hun niet juist voorkwam, lieten zij het in de tekst staan (‘kethibh’) en zetten zij in de kantlijn de medeklinkers van het ver­beterde woord (‘keri’). De Masorethen hebben bovenal de uitvinding van de klinkerpunten op hun naam staan: dat zijn puntjes of streepjes die in of onder de medeklinkers werden gezet om de uitspraak van een woord aan te geven, met behoud van de ongeschonden traditionele medeklinkertekst. Tenslotte hebben deze zelfde rabbijnen een bijzonder systeem bedacht voor de accenten, bedoeld om bij de lezing van de tekst de nuances in de toon en het ritme, eigen aan de Hebreeuwse taal te behouden. Zodoende hebben de Masorethen aanzienlijk bij­gedragen tot de overbrenging en het behoud van het Oude Testament, zoals we dat vandaag hebben.

III. DE VERNIETIGING VAN BESCHADIGDE MANUSCRIPTEN

Op slechts enkele uitzonderingen na, bezitten we geen zeer oude Hebreeuwse manuscripten van het Oude Testament. Die wij bezitten dateren over het algemeen van ongeveer 900 jaar na Christus. Hoe komt dat? De Joden hadden een bijna bijgelovige eerbied voor de exemplaren van de Schrift. Wanneer ze te oud en versleten raakten om nog langer gebruikt te worden voor de gewone voorlezing, begroeven zij ze met veel eerbied. Zij gaven de voorkeur aan een eervolle begrafenis boven het gevaar dat de naam van God, die op deze oude manuscripten stond, ontheiligd zou worden. Voordat ze deze niet meer gebruikte exemplaren begroeven, bewaarden zij ze in een afge­sloten vertrek naast de synagoge, genizah (bergplaats) genaamd. In de tweede helft van de vorige eeuw leverde de ontdekking in Kaïro van een van deze oude bergplaatsen heel belangrijke kopieën op uit de eeuwen voor 900 na Christus.

IV. OUDE DOCUMENTEN AAN DE HAND WAARVAN MEN DE MASORETHISCHE TEKST KAN CONTROLEREN.

Daar zoveel oude manuscripten vernietigd zijn, hecht men des te meer waarde aan de mogelijkheid een vergelijking te maken met de Maso­rethische tekst. Hier volgen enkele voorbeelden:

1. De vertaling van de zeventig. Dit is de Griekse vertaling van het hele Oude Testament, gemaakt door de Joden van Alexandrië tussen 250 en 150 voor Chr. Zij is belangrijk voor ons, omdat zij gebaseerd is op een Hebreeuwse tekst die duizend jaar ouder is dan de Masore­thische tekst van onze manuscripten. Maar als vertaling is ze zeer ongelijk. De Pentateuch is beter vertaald dan de rest van het Oude Testament. Op enkele plaatsen helpt zij ons de tekst te verstaan, waar die elders onduidelijk was geworden door het vele overbrengen van de tekst. We hebben reeds eerder gewezen op het gebruik van deze vertaling der Zeventig in het Nieuwe Testament voor het citeren uit het Oude Testament.

2. De Samaritaanse Pentateuch. De Samaritanen, die gescheiden waren van de Joden en van de tempel te Jeruzalem, bouwden in ongeveer 400 voor Chr. hun eigen tempel op de berg Gerizim (vgl. Joh. 4:20). Aangezien zij alleen de Pentateuch als canoniek beschouwden, be­waarden zij zeer oude exemplaren van deze boeken. Hun tekst werd onafhankelijk van de Masorethische tekst overgebracht en vormt een van de allereerste getuigenissen van de oorspronkelijke Pentateuch. De vergelijking brengt echter aan het licht dat de Masorethische tekst duidelijk veel beter is en ook uitmunt door wezenlijke zuiverheid van de tekst. De Samaritaanse boekrollen waarover wij nu beschikken houdt men voor niet ouder dan de tiende eeuw na Christus. Eén of twee van de boekrollen die bewaard worden in Nablus (het oude Sichem) worden beschouwd als de oudste.

3. Het manuscript van Malabar. In het begin van de vorige eeuw ontdekte C. Buchanan onder de zwarte Joden van Malabar in India een geweldig grote boekrol van de Schrift, samengesteld uit 37 rood gekleurde huiden, met een lengte van 15 meter en een breedte van 60 cm. Deze boekrol bevat 117 kolommen die in een prachtig hand­schrift geschreven zijn. Alleen Leviticus en een gedeelte van Deutero­nomium ontbreken. Men heeft deze tekst woord voor woord en letter voor letter vergeleken met de tekst van het westen, waarvan zij onaf­hankelijk is en men vond slechts 40 kleine verschillen; geen van deze verschillen is belangrijk genoeg om ook maar de kleinste verandering in de betekenis of in de interpretatie van onze oude tekst teweeg te brengen.109

4. De Dode Zee rollen. Sinds 1947 heeft men bijzonder waardevolle Hebreeuwse teksten ontdekt in de buurt van Jericho, in een grot boven de Dode Zee. We vermelden daarvan alleen een volledig manuscript van Jesaja, dat dateert uit de tweede eeuw voor Chr. en in uitstekende toestand bewaard is gebleven. Door deze ontdekking kan men duizend jaar verder terug gaan dan mogelijk was met de manuscripten die we bezaten. Tot op dat ogenblik zou men zich hebben kunnen afvragen of de Masorethen de oorspronkelijke tekst, zij het ook in geringe mate, hadden veranderd. Welnu, de boekrol van Jesaja, die kort geleden aan het licht is gebracht, toont een bijna volmaakte overeenstemming met de Masorethische tekst. De varianten zijn van geen enkele betekenis. Anderzijds heeft dit manuscript de eenheid en de volledigheid van de profetie van Jesaja volledig bevestigd. Bepaalde critici beweerden, dat het boek Jesaja was geschreven door twee of zelfs door drie ‘Jesaja’s’, en dat het derde gedeelte dateerde uit 300 of 200 voor Chr. Zulk een bewering is onhoudbaar geworden door de ontdekking van het manu­script, dat mogelijk rechtstreeks van het oorspronkelijke manuscript, of tenminste van kopieën daarvan is overgeschreven.110

De vergelijking van de bovengenoemde documenten met de Masorethi­sche tekst, leidt altijd tot dezelfde conclusie: de Masorethische tekst verkeert, dank zij de bijzondere zorg van de Joden voor hun bijbelse geschriften, in een unieke staat van bewaring. Ofschoon we steeds open blijven voor hetgeen een kritisch onderzoek van de manuscripten ons nog kan leren, kunnen we toch ons volle vertrouwen schenken aan de tekst die ons is overgeleverd.

V. DE VARIANTEN VAN HET OUDE TESTAMENT.

Vanzelfsprekend trachten de geleerden zo mogelijk alle oude documen­ten met betrekking tot het Oude Testament die beschikbaar zijn te vergelijken. Er is in de laatste twee eeuwen een herculeswerk verricht om alle afwijkingen aan het licht te brengen die zouden hebben kunnen binnensluipen in de manuscripten die we van de Schriften bezitten, de oudste vertalingen (de Septuaginta, de Joodse Targums, de Syrische Vertaling, de Pesjitto en de Vulgaat), de talloze bijbelse citaten aan­gehaald door de kerkvaders, alsook de toespelingen in de Joodse commentaren (de Talmud).

B. Kennicott heeft zijn kritische uitgave van de Hebreeuwse bijbel gebaseerd op de studie van 581 manuscripten. Prof. Rossi onderzocht er eveneens vele: 680. H. Michaelis heeft dertig jaar van zijn leven gewijd aan een dergelijk onderzoek. Professor R. D. Wilson vermeldt, dat er in de teksten bestudeerd door Kennicott ongeveer 280 miljoen letters zijn. Op dit totaal zijn er ongeveer 900.000 varianten, waarvan 750.000 slechts onbeduidende verwisselingen van de v en de i zijn. Als we het hoogste cijfer nemen komen we tot 1 variant op de 316 letters. Als we de onbeduidende verwisselingen van v en i terzijde laten, vinden we slechts 1 variant op de 1580 letters. Hierbij komt nog het feit, dat de meeste varianten slechts in enkele manuscripten of zelfs slechts in één worden gevonden. Heel weinig varianten komen voor in meer dan één van de 200-400 handschriften waarin boeken van het Oude Testament voorkomen.111

We kunnen begrijpen waarom de criticus Eichhorn vond, dat de ver­schillende lezingen van de Hebreeuwse handschriften verzameld door Kennicott, nauwelijks genoeg belangwekkends opleveren om de enorme arbeid daaraan besteed te belonen. Een andere geleerde, aangehaald door Gaussen, zegt: Waarlijk, uitgezonderd die waardevolle negatieve gevolgtrekkingen die men verkregen heeft, lijkt het directe resultaat verkregen door het verteren van zovele mensenlevens in deze enorme en uitgebreide onderzoekingen nihil: en men zou kunnen zeggen, dat om dit resultaat te bereiken, tijd, talent en wetenschap op een dwaze manier verspild zijn.112

A1 zijn de critici teleurgesteld, de gelovigen zijn enthousiast over een dergelijke opzienbarende bevestiging van de bijbelse tekst. Geen onder­zoek van geleerden, geen inspanning is te groot om zo’n resultaat te bereiken.

VI. DE TRANSCRIPTIE VAN EIGENNAMEN.

We willen tot slot nog herinneren aan een laatste middel om de nauw­gezetheid van de Oudtestamentische tekst te verifiëren: de vaak moei­lijke transcriptie van eigennamen. Professor R. D. Wilson laat door middel van talrijke voorbeelden de bijna ongelooflijke precisie zien in de spelling van namen van buitenlandse koningen die vermeld worden in de Hebreeuwse tekst. Hij vergelijkt deze spelling met de spelling van de monumenten of de documenten van de koningen zelf. In geen enkel geval kan men een fout aantonen in de Hebreeuwse tekst; integendeel, de nauwkeurigheid van de spelling kan praktisch elke keer aangetoond worden. In 143 gevallen van transcriptie van namen uit het Egyptisch, Assyrisch, Babylonisch en Moabitisch in het Hebreeuws en in 40 gevallen waarbij het andersom gebeurde - dat wil zeggen bij elkaar in 185 gevallen - werd bewezen, dat gedurende 2.300 tot 3.900 jaar de eigennamen van de Hebreeuwse bijbel met de grootste nauwkeurigheid werden overgebracht. Het feit dat de bijbelschrijvers de namen schreven met een stipte inachtneming van de regels van een juiste taalkunde, is een duidelijk bewijs van hun kennis en van hun bijzonder grote zorg. Voorts is het feit, dat de Hebreeuwse tekst door kopiisten gedurende een periode van zo vele eeuwen op een zodanige wijze overgeschreven werd, een uniek verschijnsel in de geschiedenis van de letterkunde. Daar kan worden aangetoond, dat de tekst van het Oude Testament gedurende de afgelopen 2.000 jaar nauwkeurig werd overgebracht, kunnen we terecht veronderstellen, dat dit zo van het begin af gedaan is.113

B. DE OVERBRENGING VAN DE TEKST VAN HET NIEUWE TESTAMENT.

I. DE GROTE HOEVEELHEID MANUSCRIPTEN.

Wij bezitten meer dan 4000 manuscripten van het Griekse Nieuwe Testament. Enkele werden vrij kort na de oorspronkelijke tekst geschre­ven. De oudste tekst, op papyrus, bevat een kort fragment van het Evangelie van Johannes en dateert uit het begin van de tweede eeuw. De Chester Beatty Papyri, uit de derde eeuw, zijn belangrijker; zij bevatten hele boeken van het Nieuwe Testament. Meer dan twee honderd manuscripten zijn op perkament geschreven met unciaalletters (Griekse hoofdletters) en dateren uit de vierde tot de achtste eeuw. De meest beroemde en de beste zijn:

1. De Codex Sinaïticus, ontdekt door Tischendorf in 1859 in het Sint Catharijne klooster op de Berg Sinaï. Deze dateert uit het begin van de vierde eeuw. Hij bevat het hele Nieuwe Testament en bevindt zich in het Brits Museum.

2. De Codex Vaticanus, ook uit de vierde eeuw, in de bibliotheek van het Vaticaan. Hij is geschreven op 559 vellen en 142 daarvan bevatten het hele Nieuwe Testament.

3. De Codex Alexandrinus, uit de vijfde eeuw, bevindt zich ook in het Brits Museum. Hij bevat bijna het hele Oude Testament (in het Grieks) en bijna het hele Nieuwe Testament

4. De Ephraemi Syri codex, uit de vijfde eeuw, in de Nationale Bibliotheek van Parijs. Hij omvat 64 vellen voor het Oude Testament en 145 voor het Nieuwe Testament.

Meer dan 2400 manuscripten, geschreven in lopend schrift, dateren uit de negende tot de zestiende eeuw. Er zijn ook meer dan 1.600 ver­zamelingen van Nieuw-Testamentische teksten, uitgezocht om in het openbaar te worden voorgelezen. Bovendien bezitten we manuscripten van talrijke oude vertalingen van het Nieuwe Testament, ongeveer duizend in aantal; daarnaast zijn er minstens 8000 manuscripten alleen van de Latijnse Vulgaat. Tenslotte verschaffen de kerkvaders een aanzienlijk aantal citaten uit het Nieuwe Testament, heel vaak in het Grieks (1.819 zijn afkomstig van Irenaeus; 17.922 van Origenes; 7.258 van Tertullianus; en 5.175 van Eusebius).114

Bij een dergelijke overvloed van documenten is het belangwekkend om met professor F. F. Bruce115 de volgende vergelijking te maken. De geschiedkundige werken uit de oudheid berusten op een oneindig minder uitgestrekte documentaire basis. Er zijn van de ‘Gallische oorlog’ van Julius Caesar, geschreven tussen 58 en 50 voor Chr. ver­scheidene manuscripten, maar slechts negen of tien van deze manu­scripten zijn goed en het oudste dateert van ongeveer 900 jaar na Caesar. Van de veertien boeken van de ‘Geschiedenissen’ van Tacitus (ongeveer 100 na Chr.), zijn er slechts vier en een half bewaard gebleven; en van de 16 boeken van zijn ‘Annalen’, bestaan er nog slechts tien in hun geheel en twee in gedeelten. Alles wat is overgeble­ven van deze twee grote werken berust op slechts twee manuscripten, het ene uit de negende eeuw en het andere uit de elfde eeuw. De ‘Geschiedenis’ van Thucydides (ongeveer 460-400 voor Chr.) kennen we nog slechts uit acht manuscripten, waarvan het oudste dateert uit ongeveer 900 na Chr. Hetzelfde geldt voor de ‘Geschiedenis’ van Herodotus (ongeveer 480-425 voor Chr.). Toch zal geen enkele geleer­de twijfelen aan de authenticiteit van Herodotus of van Thucydides omdat de enige bruikbare manuscripten van hun werken 1300 jaar jonger zijn dan de originelen. We hebben ook slechts één manuscript voor alle werken van Sophocles en dit werd 400 jaar na zijn dood overgeschreven.

II. DE VARIANTEN VAN HET NIEUWE TESTAMENT.

Evenals bij het Oude Testament, hebben geleerden hun leven gewijd aan het bestuderen en vergelijken van de bestaande handschriften, om een zo betrouwbaar mogelijke tekst te kunnen vaststellen, één die de oorspronkelijke tekst zo dicht mogelijk nadert. Gaussen116 vermeldt o.a. de aanzienlijke arbeid van Griesbach betreffende 335 handschriften alleen van de Evangeliën; en die van Scholz betreffende 674 hand­schriften, eveneens van de Evangeliën, 200 van Handelingen, 256 van de brieven van Paulus en 93 van Openbaring. Meer in onze tijd hebben de geleerden Westcott en F. J. A. Hort in 1881 een groots werk vol­tooid voor het herstel van de oorspronkelijke tekst van het Griekse Nieuwe Testament.

In de Griekse tekst staan iets minder dan 150.000 woorden. In meer dan 4000 Griekse handschriften zijn in totaal ongeveer 200.000 varian­ten aangetroffen, anderen zeggen 150.000, waarvan de meeste van zeer weinig belang zijn. Westcott en Hort schatten, dat het percentage woorden dat praktisch door iedereen zonder de minste twijfel aanvaard wordt, heel hoog is; het kan op ongeveer zeven-achtste van het totaal worden geschat. Het overige achtste gedeelte, dat voor het grootste deel bestaat uit veranderingen in de volgorde van de woorden en uit andere betrekkelijk onbelangrijke kleinigheden, vormt het terrein van de tekstkritiek. Hort voegt eraan toe, dat naar zijn mening al hetgeen in de één of andere zin een variant van enige wezenlijke be­tekenis genoemd kan worden nauwelijks meer dan een duizendste ge­deelte van de tekst uitmaakt.117

Dr. Warfield vat de zaak als volgt samen: ‘Als we de huidige staat van de tekst van het Nieuwe Testament vergelijken met die van onver­schillig welk ander oud werk ook, kunnen we niet anders dan vast­stellen dat hij bovenmate nauwkeurig is’. Dit getuigt van de zorg en de eerbied waarmee men die tekst overgeschreven heeft, evenals van de Goddelijke Voorzienigheid die hem zo ongeschonden heeft bewaard voor de kerk van alle tijden. Volgens Dr. E. Abbott komt negentien­twintigste van de varianten in de nieuwtestamentische handschriften bij zo weinig kopieën voor, dat niemand deze zou kunnen beschouwen als concurrerende lezingen; en negentien-twintigste gedeelte van de rest van de varianten is van zo weinig belang, dat hun aanvaarding of verwerping geen noemenswaardige verandering in de desbetreffende schriftgedeelten ten gevolge heeft. Warfield vervolgt met te zeggen, dat het allergrootste gedeelte van het Nieuwe Testament zonder, of bijna zonder afwijkingen, aan ons is overgebracht. We kunnen met stelligheid verzekeren, dat de bijbeltekst nauwkeurig en gefundeerd is; geen enkel geloofsartikel en geen enkel zedelijk voorschrift is vervalst of verloren gegaan. Bovendien zegt dezelfde schrijver ervan overtuigd te zijn, dat we in het Nieuwe Testament van Westcott en Hort in hoofdzaak de oorspronkelijke tekst hebben’.118

Dr. Philip Schaff, de uitgever van de ‘Encyclopaedia of Religious Knowledge’ en voorzitter van het Amerikaanse Comité voor de Her­ziening van de Engelse Bijbel, schrijft: ‘Het grote aantal varianten in de Griekse tekst behoeft geen enkele christen te verbazen of te ver­ontrusten. Zij zijn het natuurlijk gevolg van de grote rijkdom van onze documentaire bronnen. Zij getuigen van de geweldige betekenis van het Nieuwe Testament. Zij hebben geen invloed op de ongeschon­denheid van de tekst; integendeel, zij versterken deze. De studie van deze varianten is zeer nuttig en stimulerend. Van de 150.000 varianten zijn er slechts 400 die wezenlijk van invloed zijn op de betekenis. Hieronder zijn er niet meer dan 50 die om de een of andere reden echt belangrijk zijn; en zelfs deze 50 hebben geen betrekking op enig geloofsartikel of enig zedelijk gebod dat niet overvloedig steun vindt in andere volkomen duidelijke schriftgedeelten, of in de bijbelse leer in haar geheel. De ‘Textus Receptus’ van Stephanus, Beza en Elzevier en onze huidige vertaling, leren precies hetzelfde christendom als de unciale tekst van de oudste manuscripten van de Sinaïticus of de Vaticanus.119

Varianten kunnen soms betrekking hebben op een hele groep verzen. Hier volgen twee bekende voorbeelden:



Marcus 16:9-20. Dit slot van het Evangelie komt niet voor in de oudste twee manuscripten. Sommige commentators menen, dat dit Schriftgedeelte er misschien aan werd toegevoegd in het begin van de tweede eeuw. In elk geval is dit gedeelte in overeenstemming met de andere Evangeliën en weerspiegelt het de overtuiging van de vroege kerken aangaande de behandelde onderwerpen.

Johannes 7:53-8:11. Volgens de aantekening van Segond, laten de meeste oude gezaghebbende auteurs dit verhaal van de overspelige vrouw weg; maar de manuscripten die het bevatten verschillen weinig van elkaar. Het is duidelijk dat de twee bovengenoemde gevallen een grote uitzondering zijn.

III. DE VARIANTEN IN DE BRIEF AAN DE ROMEINEN.

Om concreet te laten zien op welke wijze de varianten zich voordoen, zullen we als voorbeeld de brief aan de Romeinen nemen. Griesbach, reeds hierboven genoemd, heeft er een speciale studie van gemaakt.12o Daartoe heeft hij 7 grote uncialen of majuskels, (in hoofdletters geschreven manuscripten) t.w.: de codex Alexandrinus, de codex Vati­canus, de codex Ephraemi Syri, de Passionei te Rome en die van St. Germain, van Dresden en van Kardinaal Coislin tot in details met elkaar vergeleken, alsmede 110 minuskels (in cursief schrift geschreven ma­nuscripten), en 30 andere die voor het merendeel op de berg Athos gevonden zijn.

Hier volgt een tabel van de eerste acht verzen van hoofdstuk 1.



De Textus Receptus
(die van Elzevier, 1624)

De varianten verzameld uit alle Griekse manuscripten

v. 1: geen enkel verschil




v. 2: door zijn profeten

door de profeten (slechts in één manuscript, dat van Parijs)

v. 3: gesproten uit het geslacht

verwekt... (alleen in het manuscript van Upp­sala, en hier zijn slechts twee letters veranderd)

v. 4: geen enkel verschil




v. 5: Jezus Christus, onzen Here

Jezus Christus, onze God (slechts in één manuscript, van Wenen)

v. 6: geen enkel verschil




v. 7: geroepen heiligen, die te Rome zijn ...

die zijn in de liefde van God, geroe­penen ... (slechts in één manuscript in unciaal letters, in Dresden); die te Rome zijn, geroepenen (slechts twee manuscripten, één in unciaal­letters in St. Germain en één in minuskels in Rome)

van God, onzen Vader

van God de Vader (slechts in het manuscript van Uppsala)

v. 8: in de eerste plaats

in de eerste plaats (het verschil kan niet worden weergegeven; het komt slechts in één manuscript voor)

over u allen

ten opzichte van u allen (in twaalf manuscripten)

Dit was dan alles wat het meest kritische onderzoek kon vinden in 433 verzen! Het werkelijke resultaat is, dat de bewonderenswaardige onge­schondenheid van de brief aan de Romeinen aan het licht gebracht werd. Deze brief is als voorbeeld gekozen vanwege zijn lengte en zijn belangrijkheid. Maar de rest van het Nieuwe Testament bevestigt ten volle dergelijke gevolgtrekkingen. Volgens Gaussen bevatten nauwelijks 10 van de 7.959 verzen verschillen van enig gewicht.121


C. CONCLUSIE


Nu we het gehad hebben over het aantal varianten en hun betrekkelijk geringe belangrijkheid, moeten wij ons er evenzeer over verbazen dat er niet veel meer zijn, en dat ze niet van groter gewicht zijn dan nu het geval is. Gaussen herinnert ons in verband hiermee aan alles wat de Schrift in de loop van duizenden jaren te verduren heeft gehad: Als men bedenkt dat de bijbel 30 eeuwen lang is overgeschreven, hetgeen nog nooit gebeurd is met enig boek en ook nooit het geval zal zijn; dat hij alle rampen en alle gevangenschappen van Israël heeft door­staan; dat hij naar Babel is gevoerd en daar 70 jaar is gebleven; dat hij zo vaak vervolgd, vergeten, verboden of verbrand is, vanaf de tijd van de Filistijnen tot aan de tijd van de Seleuciden; als men bedenkt, dat hij vanaf de tijd van Jezus Christus, de eerste drie eeuwen harde keizerlijke vervolgingen moest doorstaan, toen mensen, schuldig be­vonden aan het in bezit hebben van de heilige boeken, voor de wilde beesten werden geworpen; vervolgens de zevende, de achtste en de negende eeuw, toen men overal valse boeken en legenden en valse decretalen vermenigvuldigde; de tiende eeuw, toen er zo weinig mensen waren die konden lezen, zelfs onder de vorsten; de twaalfde, dertiende en veertiende eeuw, toen het gebruik van de Schrift in de landstaal met de dood werd gestraft, en toen de boeken van de kerkvaders werden verminkt, toen men zoveel oude tradities besnoeide en vervalste, zelfs ook de daden van de keizers en van de concilies - dan valt te begrij­pen hoe noodzakelijk het was, dat de voorzienigheid van God steeds weer Zijn machtige hand gereed hield, opdat de Joden ... en de christelijke kerken, vooral die van de Middeleeuwen, ... ons de Schrift volkomen zuiver zouden overbrengen.122

Het is bijna onbegrijpelijk, dat de Joden het boek dat over hun opstan­digheid spreekt, dat hun ondergang en hun herstel bekend maakte, en dat zo vol is van Jezus Christus, voor ons bewaard hebben precies zoals het was. Zij hebben trouw gewaakt over het Woord dat zij ontvangen hadden, zonder ooit toe te staan dat men er iets aan toe­voegde of iets wegliet. We hebben gezien dat de Joden, ofschoon zij apocriefe boeken hadden, nooit hebben toegelaten, dat deze in hun canon werden opgenomen.

Is het ook niet bijzonder opmerkelijk, dat de kerken van de Middeleeuwen, vooral de kerk van Rome, ons de schat van het Nieuwe Tes­tament volledig hebben overgeleverd? Toch verboden zij tegelijkertijd het lezen van de heilige boeken, en vervingen zij het woord van God op velerlei manieren door hun overleveringen. Maar zij bewaarden de Schriften, die hun afwijkingen veroordeelden, ongeschonden; en zij waagden het nooit er de apocriefe geschriften van de eerste eeuwen van het christelijke tijdperk aan toe te voegen, ofschoon daaruit dezelfde geest sprak als die in die kerken tot uiting kwam. De Roomse Kerk wachtte tot het Concilie van Trente (1546), voordat ze de Joodse apocriefen toevoegde aan de canon van het Oude Testament, waarvan de samenstelling nooit haar taak was geweest.

Tenslotte willen we nog een laatste woord toevoegen over het profijt dat men kan hebben van de studie der varianten en geven we een korte samenvatting van de belangwekkende opmerkingen van Professor J. H. Skilton, over deze kwestie: Wij moeten een keuze maken uit de verschillende ‘lezingen’, die naar voren komen uit de talloos vele hand­schriften. Het is onze plicht te proberen om met behulp van alle ge­tuigen die tot onze beschikking staan de tekst te reconstrueren zoals die in wezen in het geheel der handschriften bewaard is, maar die niet in één daarvan in het bijzonder in alle volkomenheid bewaard is. Wij moeten onder de voorzienigheid van God en naar Zijn wil, en door ernstige studie van alle bestaande documenten, onder toepassing van de meest juiste methoden trachten de ware, oorspronkelijke tekst nauw­keurig vast te stellen, een tekst die beter is dan de tekst van enig manu­script op zich zelf genomen. Met andere woorden, wij moeten ons wijden aan wat men noemt de tekstkritiek van de bijbel. De evange­lische geleerde zal gedreven worden tot deze studie door zijn eerbied voor de waarde van de oorspronkelijke tekst die hij tracht te recon­strueren. Aangezien hij gelooft, dat ieder woord van de oorspronkelijke handschriften is ingegeven door de Heilige Geest, is het zijn verlangen iedere uitdrukking daarvan terug te vinden. Ofschoon aan de ene kant het merendeel der varianten onbeduidend is en geen betrekking heeft op enig stuk van de leer, zijn aan de andere kant de kleinste details van de wet van God belangrijk (Matth. 5:18); een argument kan berusten op één enkel woord van de tekst (Gal. 3:16), en zelfs met betrekking tot een korte uitspraak van de Schrift heeft de Heer er ernstig aan herinnerd dat de Schrift niet gebroken kan worden (Joh. 10:34-35).

Wij geloven dus dat het klaarblijkelijk de bedoeling van God is, dat wij ons beijveren om Zijn woord te kennen in zijn oorspronkelijke vorm. De teksten die in het verleden het meest zijn gebruikt, kunnen nog verbeterd worden, want men heeft nieuwe informatiebronnen ontdekt en de positieve tekstkritiek en exegese hebben vorderingen gemaakt. Wij moeten profiteren van deze pogingen en er zelfs actief aan deel­nemen. Verlangt God niet dat alle mensen Hem ‘zullen zoeken, om Hem al tastende te vinden, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons’ (Hand. 17:27)?123

Hier volgt het getuigenis van twee geleerden; afgelegd na beëindiging van hun langdurige onderzoekingen over de waarde van de bijbelse documenten.



Bengel, gerustgesteld door alles wat hij had bestudeerd en geconsta­teerd, schreef aan een jonge vriend: ‘Eet eenvoudigweg het brood van de Schrift, zoals het zich voordoet; en maak je niet ongerust als je hier of daar een zandkorreltje vindt, dat de molensteen daar mocht hebben achtergelaten. Je kunt alle twijfels, waardoor ik destijds zo verschrik­kelijk gekweld werd aan de kant zetten. Als de heilige Schriften, die zo vaak overgeschreven zijn en zo dikwijls door de vaak falende han­den van feilbare mensen zijn gegaan, volkomen zonder varianten zouden zijn, zou dit zo’n groot wonder zijn, dat het geloof in de Schrift geen geloof meer zou zijn. Integendeel, ik verbaas me erover, dat al dit overschrijven niet een veel groter aantal verschillende lezin­gen ten gevolge heeft gehad’.124

Kenyon, die op de hoogte was van de modernste wetenschap, voelde zich gerechtigd te schrijven: ‘De christen kan de hele bijbel in zijn hand nemen en zonder vrees of aarzeling zeggen, dat hij daarin het ware woord van God vasthoudt dat zonder wezenlijk verlies door de eeuwen heen van geslacht tot geslacht is overgedragen’.125

HOOFDSTUK XIII


Yüklə 0,88 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   11   12   13   14   15   16   17   18   ...   24




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə