RIVM Briefrapport 2015-0009
Pagina 23 van 39
Tabel 4. Acute kaliuminname (mg/d) geschat op basis van 24-uurs urine-
excretie onderzoek in 2006 en 2010 (24-uurs urineonderzoek in Doetinchem
2006 en 2010; N=317 in 2006 en N=342 in 2010).
Zie erratum aan het eind van dit document
N
Mediaan
Gemiddelde P25
P75
Mannen
2006
137
3016
3043
2326
3549
2010
154
3128
3298
2532
3811
Vrouwen
2006
180
2407
2469
1888
2886
2010
188
2587
2652
2183
3099
4.2.2
Bronnen van kalium op basis van voedingsstatusonderzoek, inclusief
supplementen
In het voedingsstatusonderzoek is de voeding van de deelnemers niet
nagevraagd en kunnen geen uitspraken gedaan worden over de bronnen
van kalium. Wel is er nagevraagd of deelnemers een
voedingssupplement gebruikten in de maand van het onderzoek.
In 2010 gebruikte 10% van de deelnemers een supplement dat kalium
bevat. Eén supplement bevatte alleen kalium, de overige supplementen
waren multivitaminen en mineralen supplementen. Het gemiddelde
kaliumgehalte per supplement was 29 mg; het hoogste kaliumgehalte
van een gebruikt supplement lag op 100 mg per supplement. De
mediane kaliuminname bij gebruikers van kaliumsupplementen was
3161 mg/d; het 95
ste
percentiel binnen deze groep lag op 4778 mg/d.
Deelnemers die geen kaliumsupplementen gebruikten hadden een iets
lagere kaliuminname, in deze groep lag de mediane inname op 2721
mg/d (95
ste
percentiel 4674 mg/d).
4.2.3
Gebruik van dieetzout
In 2010 gaven 21 deelnemers aan dat zij een kaliumzout gebruikten in
plaats van natriumzout als zout dat bij het eten wordt toegevoegd
(LoSalt of Jozo Bewust). Dat is 7% van het totaal aantal deelnemers.
Hun gemiddelde kaliuminname lag op 3033 mg/d; het 95ste percentiel
lag op 5239 mg/d. Deelnemers die geen kaliumzout gebruikten hadden
een gemiddelde kaliuminname van 2936 mg/d (95ste percentiel 4630
mg/d). De kaliuminname lag dus iets hoger bij deelnemers die aangaven
kaliumzout te gebruiken.
RIVM Briefrapport 2015-0009
Pagina 24 van 39
RIVM Briefrapport 2015-0009
Pagina 25 van 39
5
Omvang van potentiële risicogroepen
Een stoornis in de uitscheiding van kalium waardoor het kaliumgehalte
in het bloed stijgt, kan ontstaan door bepaalde ziektebeelden of door het
gebruik van bepaalde medicijnen. Hieronder worden de potentiële
risicogroepen beschreven en wordt een indicatie gegeven van hun
omvang in Nederland. Al deze factoren kunnen op zich de kalium
concentratie in het bloed beïnvloeden, maar een wezenlijk risico op
hyperkaliëmie wordt veelal veroorzaakt door een combinatie van
factoren.
5.1
Nierschade
Chronische nierschade (CNS) komt veel voor: volgens de Nierstichting
heeft naar schatting ruim 10% van de Nederlandse bevolking enige
vorm van chronische nierschade, waarvan een groot deel niet weet dat
ze dit hebben. Een te hoge bloeddruk of diabetes kunnen nierschade
veroorzaken. Chronische nierschade kan leiden tot ernstige nierschade,
het laatste stadium voor nierdialyse of niertransplantatie. Dit aantal is
veel lager; in 2010 is dit geschat op ongeveer 0,4% van de bevolking
(61.500 personen)(10).
De ERA-EDTA registratie (Registry of the European Renal Association -
European Dialysis and Transplant Association) verzamelt incidentie en
prevalentie gegevens van patiënten die nierdialyse ondergaan (11).
Schattingen laten zien dat in Nederland de incidentie (het aantal nieuwe
ziektegevallen in een bepaalde periode) van personen met nierdialyse
0,11 per 1.000 per jaar is (omgerekend 1.814 personen in Nederland
per jaar). De prevalentie (het aantal bestaande ziektegevallen op een
bepaald moment) is 0,74 per 1.000 per jaar (omgerekend 12.561
personen in Nederland per jaar).
5.2
Diabetes
Uit schattingen op basis van huisartsenregistraties waren er op 1 januari
2011 801.000 mensen met diabetes gediagnosticeerd bij de huisarts
(12). De prevalentie is het hoogst bij mannen en vrouwen tussen de 70
en 80 jaar. Ook het CBS heeft schattingen gemaakt van de prevalentie
van diabetes in Nederland. Deze getallen zijn door de ondervraagden
zelf gerapporteerd. Hieruit bleek dat ongeveer 716.000 mensen in
Nederland diabetes hebben. Deze schatting ligt iets lager dan op basis
van de huisartsenregistraties (12). In de monitoringsstudie ‘NL de Maat’
uitgevoerd in 2009-2010, is onderzoek gedaan naar het vóórkomen van
diabetes (bekend en onbekend) in de algemene bevolking. Uit deze
studie kwam naar voren dat 582.600 mensen in de leeftijd van 30-70
jaar diabetes hebben (13). Een kwart van de mensen bij wie diabetes
werd vastgesteld, wist nog niet dat ze dat hadden. Het is de verwachting
dat het aantal diabetespatiënten in de toekomst verder zal toenemen,
vooral door vergrijzing van de bevolking.