163
en als werkelijk op de toenmalige hoogte der wetenschap staande; de stijl is
eenvoudig, duidelijk en, al opende het geene nieuwe gezigtspunten, toch staat er veel
in naauwkeuriger en beter behandeld dan door verscheidene zijner voorgangers
geschiedde.
In 1825 vereenigde hij zich met C
. PRUYS VAN DER HOEVEN
, J
. LOGGER
en C
.G.C.
REINWARDT
tot de uitgaaf van de Geneeskundige Bijdragen, in welk tijdschrift
S
ALOMON
schreef:
1
o
.
Over het, door de kunst, Vervroegen der Verlossing in naauwe bekkens;
benevens twee waarnemingen betreffende deze kunstbewerking, dl. I. st. 1. bl. 91. -
Over dit opstel, dat ook in het Duitsch, door P
LOGGE
vertaald, in H
ECKER'S
Litterarische Annalen der Heilkunde, VI. 1826. 249 verscheen, zegt
VON SIEBOLD
in zijne Geschichte der Gebürtshilfe: ‘S
ALOMON
schrieb einen gründlichen von
scharfer Beurtheilungskraft und reicher Erfahrung zeugenden Aufsatz über die
Operation, u.s.w.’ Evenzoo werd het door M
ÜNSTER
gunstig beoordeeld en uitvoerig
besproken in het Magazin der ausländ. Heilkunde van G
ERSON
en J
ULIUS
, XIII. 1827.
186-207.
2
o
. In 1826: Opmerkingen over het beveiligend vermogen der Koepokken, ontleend
uit de epidemie der kinderziekte, welke in het jaar 1825
te Leiden geheerscht heeft.
- Aldaar dl. I. st. 2. bl. 214.
3
o
. In 1827: Waarnemingen betreffende de kunstige Vroeggeboorte. - Ald. dl. II.
st. 1. bl. 91, en door H
. VEZIN
in het Duitsch vertaald, in V
. SIEBOLD'S
Journ. IX.
1829. 154-184.
4
o
. In 1828: Waarneming eener ziekte in het Kraambed, veroorzaakt door het
terugblijven der nageboorte, en derzelver genezing door de natuurkrachten, door
middel van de absorptie der placenta. - Ald. dl. II. st. 2. bl. 223. Welke bijdrage door
S
EBASTIAN
in het Duitsch vertaald is voor de
Heidelberger Klinische Annalen; daarna
is zij ook in het Fransch overgezet.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
164
5
o
. In 1830:
Omkeering der Baarmoeder. - Ald. dl. III. st. 1. bl. 65.
In 1825 verscheen van zijne hand eene Waarneming eener zwangerheid in de buis
van Fallopius, met afb. - In de Verhandelingen van de 1
e
kl. van het Kon. Instituut,
dl. VII. bl. 201.
Met C
. PRUYS VAN DER HOEVEN
en C
.W.H. VAN KAATHOVEN
schreef S
ALOMON
het
Geschiedverhaal van de Cholera-epidemie te Leyden in 1832. - Leyden bij C
.C. VAN
DER HOEK
.
De geschriften van S
ALOMON
getuigen van zijn scherpzinnig en helder oordeel,
groote belezenheid en rijke ervaring.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
165
L e v e n s s c h e t s
VAN
M r . J
O H A N H E N R I C U S B E U C K E R
A N D R E A E
.
J
OHAN HENRICUS BEUCKER ANDREAE
werd den 20 October 1811 te Leeuwarden
geboren. Hij was de eenige zoon en het derde kind
1
van den veelzijdig ontwikkelden
en geleerden Mr. D
ANIEL HERMANNUS BEUCKER ANDREAE
, griffier bij de regtbank
van eersten aanleg
2
en van C
ATHARINA ELISABETH HUBER
. Zijne beide ouders
behoorden tot aanzienlijke Friesche geslachten, die uitstekende regtsgeleerden hadden
opgeleverd. Nog geen elf jaren oud, verloor hij zijne moeder in het kraambed van
zijne jongste zuster, 28 Februarij 1822; zes jaren later, 18 Maart 1828, overleed zijn
vader.
1
Zie Stamboek v.d. friesch. adel, II. bl. 173.
2
Verg. over hem Hand. van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde. 1828, bl. 46, en A
.J.
VAN DER AA
, Biograf. Woordenb. Ook een enkele maal wordt hij door zijn zoon herdacht.
Brieven uit Moréa, bl. 132.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
166
A
NDREAE
genoot het eerste onderrigt op de school van P
.H. BURGGRAAF
, vervolgens
van 1823-1826 op het te Leeuwarden gevestigd instituut van J
EAN PAUL TRAUTMANN
,
uit Genève, die vooral in 't Fransch uitstekend onderwijs gaf. Daarna kwam hij op
de praeceptorsschool bij J
.D. ANKRINGA
; hier bleef hij evenwel slechts korten tijd,
omdat de welligt te groote soliditeit van het onderwijs hem belette zulke snelle
vorderingen te maken, als zijn vader scheen te verlangen. Van 1828 tot 1830 was hij
te Sneek in huis bij den rector H
. AMERSFOORDT
. Na het overlijden van zijn vader
werden zijne voogden, Mr. U
.H. WIELINGA HUBER
en T
. FEENSTRA
, te rade hem in
de kost te bestellen bij den conrector der latijnsche school te Zutphen,
VAN MARLE
,
waar hij dan ook bleef tot zijne bevordering naar de Akademie in October 1831.
Gedurende zijn verblijf te Zutphen maakte hij kennis met de familie B
ERNS
te
Brummen, een fijn beschaafd en aanzienlijk huisgezin, bestaande uit den heer des
huizes, een bejaard en alom geacht medicinae-doctor, diens echtgenoot, eene
schandere en goedhartige vrouw, die den takt bezat om jonge lieden lust in te
boezemen voor al wat goed en edel is, twee wel ontwikkelde zonen en ééne dochter.
De omgang met dit gezin heeft grooten invloed op de verdere ontwikkeling van zijn
karakter gehad.
In October 1831 werd A
NDREAE
, juist twintig jaren oud, student aan de
Hoogeschool te Utrecht. Daar hij twee à drie
jaren ouder was dan de meesten, die
met hem aan de Akademie kwamen, verkreeg hij reeds spoedig een zeker moreel
overwicht op zijne medestudenten, dat sedert niet verminderde, en door zijne
onafhankelijke positie was hij in de gelegenheid om velen niet alleen met raad, maar
ook met der daad bij te staan. Hij was dan ook bijzonder gezien, zoowel bij zijne
medestudenten als bij de professoren, vooral bij
VAN HEUSDE
, G
OUDOEVER
,
S
CHRÖDER
, B
IRNBAUM
en A
CKERSDIJCK
, bij wie hij op vertrouwelijken voet aan
huis verkeerde. Zijne meest intieme vrienden waren W
.A. SNOUCK
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865