66
F
ALLERSLEBEN
onder toejuiching der Vergadering tot Eerelid uitgeroepen.
Verder brengt de Voorzitter ter tafel het thans verschenen III
e
Deel der Gedenkstukken
van O
LDENBARNEVELT
, dat de vrucht is van de subsidie op de vorige Algemeene
Vergadering aan den uitgever M
ARTINUS NIJHOFF
toegestaan; deze is tevens daardoor
in staat gesteld den prijs van ƒ 4.80 tot op ƒ 3.00 te verlagen.
De heer J
ANSSEN
zegt den Voorzitter dank voor de leiding der Vergadering, en
noodigt hem uit de toespraak met zooveel warmte door hem voorgedragen, voor de
Handelingen af te staan, waartoe de Voorzitter zich bereid verklaart.
(was get.)
M
. DE VRIES
, Voorzitter.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
1
Mededeelingen gedaan in de vergaderingen van
de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde te Leiden, 1864-1865.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
3
I. Bijdrage
TOT DE KRITIEK VAN FERGUUT DOOR
Dr. W
. BISSCHOP
.
In het jaar 1838 heeft Prof. V
ISSCHER
den roman van F
ERGUUT
uitgegeven. Over de
wijze, waarop hij dit gedaan heeft, is hier en daar reeds zoo veel gezegd, dat ik er
niets bij zal voegen, dan alleen, dat Prof. VISSCHER in nauwkeurigheid van
bewerking en zuiverheid van tekst het voorbeeld, hem door H
UYDECOPER
en
C
LIGNETT
gegeven, niet heeft nagevolgd. Allen, die na 1838 over den F
ERGUUT
hebben gesproken of er plaatsen uit hebben aangehaald, hebben er op gewezen en
met voorbeelden aangetoond, dat de uitgave heel wat beter zou geweest zijn, als het
Handschrift juister gelezen en zorgvuldiger afgedrukt was. Dat H.S., het eenige dat
van den F
ERGUUT
bestaat, is het eigendom van de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde
1
. Toen ik dus rondzag, hoe ik
1
Dit H.S. (No. 10) is beschreven in den Catalogus onzer Bibliotheek D.I. bl. 4-6, en is gebonden
met de H
.S.S. FLORIJS
en B
LANSEFLOER
, Der ystorien bloemen, Esopet, Bediedenis der Misse,
Die Dietsche Doctrinale, doch deze zijn niet van denzelfden afschrijver.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
4
voldoen zou aan de wet onzer Maatschappij, die aan haren bibliothecaris de
verplichting oplegt, om jaarlijks althans over één H.S. verslag uit te brengen, bepaalde
zich mijne keus al spoedig tot het H.S. van den F
ERGUUT
, in de hoop, dat eene collatie
aan de beoefenaars onzer middelnederlandsche letterkunde aangenaam zal zijn.
Het H.S. heeft vroeger aan H
UYDECOPER
en na zijn dood aan Z
.H. ALEWIJN
toebehoord; het is geschreven op perkament, met eene zeer duidelijke hand en moet,
meen ik, tot de tweede helft der veertiende eeuw gebracht worden. Het bestaat uit
32 bladen in klein folio, elk van twee kolommen, die elk gemiddeld 44 regels bevatten.
De eerste letter is met eene miniatuur versierd, terwijl de beginletters der kolommen
met fijne lijntjes zijn opgesierd, even als die der coupletten, de laatsten zijn beurtelings
rood en blaauw. Er komen enkele verkortingen in voor: eñ voor ende, d' voor der,
enz. Verder worden de eigennamen zeer dikwijls alleen door de beginletter aangeduid;
't zelfde gebeurt ook met het woord ridder, met joncfrou en een paar anderen. Men
moet dit wel in 't oog houden, om niet aan den afschrijver de schuld te geven der
fouten, in de casus obliqui der eigennamen gemaakt.
Wat mijne collatie betreft, ik vermeld alles, behoudens de volgende uitzonderingen.
In de eerste plaats teeken ik het verschil in spelling niet aan. Wilde ik dit overal
aangeven, het zou niet eene collatie, maar een nieuwe druk worden; want er is bijna
geen vers, waarin geen afwijking van den gedrukten tekst voorkomt. Zoo heeft de
uitgever de n achter de bijwoorden op like bijgevoegd.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
5
Evenzoo geef ik niet op, als in het H.S. woorden aaneen geschreven worden, die in
de uitgaaf gescheiden zijn, zoo als ook davonturen voor de avonturen, ant voor an
't, wordens voor worden's enz.; 't spreekt van zelf dat ik het wel doe, waar de zin het
vordert. Als ik b.v. in vs. 4702 lees:
Godt sat hebbe die u twint ontsiet,
en ik daar zie, dat de s van den genitivus willekeurig van zijn accusativus is afgehaald
en bij een ander woord gevoegd, dan schrijf ik met het H.S.
Godsat hebbe die u twint ontsiet.
even zoo vs. 2304. Godsat d.i. Gods haat hebben, is eene bekende middeleeuwsche
verwensching, die bij onze oude schrijvers veel voorkomt. Zie b.v. H
UYDECOPER
op
S
TOKE
V. 26. Eenigszins anders drukt zich de schrijver der Kinderen van Limborch
uit, III. 955:
Her grave dat u God moet haten.
Eindelijk vermeld ik niet, als in het H.S. woorden gescheiden zijn, die in den tekst
aaneen geschreven worden, b.v. mijn here voor mynhere, mallyc andren voor
mallycandren enz. Ook hier maak ik eene uitzondering voor die plaatsen, waar eerst
door scheiding de ware lezing voor den dag komt; b.v. vs. 2354 v.:
Alsen F
ERGUUT
ter neder sach,
sprac hi: ridder, so helpe mi God,
ghi beroemet u alse een sod;
ghi seit eer, het soude mi rouwen,
dat ic den naen hadde te blouwen,
haddi u wapine genomen.
Mi dinke het es uwers comen
dant hier te voren was.
De voorlaatste regel levert geen goeden zin op, of lie-
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
Dostları ilə paylaş: |