Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865 bron



Yüklə 3,07 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə162/166
tarix23.11.2017
ölçüsü3,07 Mb.
#12140
1   ...   158   159   160   161   162   163   164   165   166

204

Eenigen zijner medeleden gaven hem een bewijs van hunne hoogachting door hem

bij de eerste gelegenheid tot voorzitter eener afdeeling (12 Februarij 1850) te

benoemen; als rapporteur had hij een groot aandeel in het vaststellen der

beschouwingen over het wetsontwerp tot regeling van het kiesregt en de benoeming

van afgevaardigden, en de bespoedigde behandeling er van. Met den schrijver dezer

schets werd (22 Augustus 1850) 

VAN HEEMSTRA

 door de algemeene vergadering van

kiesgeregtigden in het nu tot hoofdkiesdistrict verheven Leeuwarden aanbevolen,

doch op dien zelfden dag werd 

VAN HEEMSTRA

 tot Commissaris des Konings in

Utrecht benoemd, hetgeen op den voor de stemming aangewezen dag (27 Augustus)

in de Leeuwarder Courant van die dagteekening stond te lezen. Desniettemin was

hij nog, met 479 stemmen, de vierde op de lijst22.

V

AN HEEMSTRA



 vestigde zich alzoo met zijn gezin in Utrecht, nadat hij in

September 1850 het verlies zijner moeder had betreurd. Acht jaren mogt hij, tot 31

Maart 1858, toen hij benoemd werd tot Commissaris des Konings in Zeeland, in die

betrekking met ijver en nut werkzaam zijn. Daarvan getuigt de kanalisatie van den

Hollandschen IJssel. Jaren lang had er verschil bestaan met de eigenaars van landen

langs de rivier de Vecht over den overlast, dien deze meenden van het IJsselwater

te lijden. De rivier de IJssel verkeerde daarenboven in een' zeer slechten toestand,

wat hare bevaarbaarheid betrof. Eindelijk werd ter voorziening in deze beide bezwaren

het voorstel gedaan tot het verdiepen en verbreeden van den Hollandschen IJssel.

De kosten van dat werk werden berekend op ƒ 300,000, waarin door de Provincie

Zuid-Holland voor ƒ 90,000, en de Provincie Utrecht voor ƒ 110,000, zoude worden

bijgedragen, terwijl de uitvoering van het werk benevens de verdere kosten van wege

het rijk zouden worden bezorgd. ‘Aan den heer 

VAN HEEMSTRA

’, zoo luidt eene ons

gedane welwillende mededeeling23, ‘komt de eere toe, van door zijne zaakkennis

en beleid de uitvoe-

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865



205

ring van dit gewigtig werk te hebben bevorderd. Ingenomen met de zaak wist hij die

met de hem zoo eigene helderheid van voorstelling en zijne welsprekendheid, op

waarheid en overtuiging gegrond, aan de vergadering der Staten van Utrecht aan te

bevelen, en aan zijnen invloed was het voornamelijk toe te schrijven, dat de Staten

op den 28 Julij 1853 met bijna algemeene stemmen het voorstel tot het verleenen

van het zoo aanzienlijk Provinciaal subsidie hebben aangenomen.’

Een niet minder belangrijk werk, waaraan 

VAN HEEMSTRA

 zijne onverdeelde

belangstelling schonk, was de verbetering der afwatering van de Geldersche vallei,

door het daarstellen van een afwaterings-kanaal langs de Grebbelinie (van de Grebbe

tot in de rivier de Eem, beneden Amersfoort) tevens in te rigten voor praamvaart. Al

de werkzaamheden, die de uitvoering er van moesten voorafgaan, werden onder zijne

leiding verrigt, maar op het einde stuitte men op zwarigheden van wege de Staten

van Gelderland geopperd24. De herziening der waterschapsreglementen werd onder

zijn bestuur begonnen, en twee er van, voor de Provincie Utrecht zeer belangrijke,

voltooid, te weten die voor den Lekdijk bovendams en den Lekdijk benedendams.

Een reglement op het gebruik en onderhoud der wegen, alsmede vele verbeteringen

van wegen en vaarten kwamen onder zijn voorzitterschap tot stand. Ook de

veenderijen werden geregeld. Krachtig trad hij op bij den watersnood in 1855, ten

gevolge van eene doorbraak in den Grebbedijk, en zulks had de verzorging van ruim

400 personen uit het overstroomde Veenendaal en naburige streken in de Geertekerk

te Utrecht ten gevolge. Binnen 24 uren was deze daartoe ingerigt.

In Januarij 1852 werd aan 

VAN HEEMSTRA

 aangeboden de betrekking van

Gouverneur Generaal van Suriname, door het aangevraagde ontslag van den Generaal

Majoor R

.F.


 Baron 

VAN RADERS

 opengevallen. Na eenigen tijd van beraad (10-30

Januarij) vermeende hij, welligt ook om zijnen



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


206

niet sterken gezondheidstoestand, die roeping niet te moeten opvolgen, waarover

men zich in Utrecht zeer verheugde. Van 14-17 September 1853 zag Utrecht Z

.M.


WILLEM

 III binnen zijne wallen, bij welke gelegenheid 

VAN HEEMSTRA

 tot


Commandeur van de Eikenkroon benoemd werd25.

De 1


ste

 Mei 1857 was voor 

VAN HEEMSTRA

 en zijne kinderen een dag van diepen

rouw door het afsterven van haar, met wie hij bijna 24 jaren lang lief en leed gedeeld

had. V


AN HEEMSTRA

 was een huisselijk man, zoo als men zegt, en de ledigheid, door

het overlijden zijner gade in zijne woning veroorzaakt, gevoelde hij zoo diep, dat hij

reeds den 20

sten

 Mei 1858 hertrouwde met M



ARIANNE A.J. STORY VAN BLOKLAND

 te


IJsselstein. Daarop vertrok hij naar Middelburg, als Commissaris des Konings in

Zeeland. Bij zijn vertrek ontving 

VAN HEEMSTRA

 van Utrechts ingezetenen de

ondubbelzinnigste blijken van toegenegenheid en achting26, die hij zich zoo

ruimschoots ook als mensch had mogen verwerven.

Slechts korten tijd (29 Mei 1858 - 2 Maart 1860) was 

VAN HEEMSTRA

 Commissaris

des Konings in Zeeland, toen hij door Z.M. tot Minister van Binnenlandsche zaken

benoemd werd. Doch aangaande dien korten tijd ontvingen wij van een bevoegde

zijde27 de getuigenis, dat hij, zoo lang hij als Commissaris des Konings in Zeeland

werkzaam was, overal, waar hij kon, het goede heeft voorgestaan en de belangen

dier provincie en hare ingezetenen, waar hij dit vermogt, heeft trachten te bevorderen.

In hooge mate ondervond hij dan ook in Zeeland, even als in Utrecht, de algemeene

achting; daartoe droeg zijne minzaamheid in den omgang niet weinig bij. ‘Wat hij

bij de opening der vergadering van de Provinciale Staten van Zeeland (6 Julij 1858)

zeide voor Zeeland te willen zijn, te willen doen en beproeven, dat waren geene

loutere klanken; hij is het geweest, hij heeft het gedaan en beproefd, daartoe heeft

het hem nog aan wil nog aan ijver ontbroken. Gaarne stond hij ieder te woord,

minzaam voor ieder die hem naderde, hetzij rijk of arm,

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865



Yüklə 3,07 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   158   159   160   161   162   163   164   165   166




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə