Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865 bron



Yüklə 3,07 Mb.
Pdf görüntüsü
səhifə159/166
tarix23.11.2017
ölçüsü3,07 Mb.
#12140
1   ...   155   156   157   158   159   160   161   162   ...   166

195

trent eene Grondwets-herziening, maar in het adres van antwoord daarop werd deze

zinsnede als § 15 voorgesteld: ‘Wij vertrouwen, dat de dagen van kalmte en vrede,

door de Voorzienigheid thans aan Nederland geschonken, heilzame vruchten zullen

dragen voor geheel het Vaderland. Wij achten wenschelijk, dat zij gebruikt mogen

worden tot eene tijdige herziening en verbetering onzer grondwettelijke instellingen.

Bij de beraadslaging over deze § toonde 

VAN HEEMSTRA

 terstond, aan welke zijde

hij zich in de Kamer zoude scharen. Terwijl, velen deze zinsnede niet wilden

opgenomen hebben, wenschte hij daarentegen die verduidelijkt te zien. ‘Men hinkte

daarin (naar zijne beschouwing) op twee gedachten. Men behoorde rondborstig voor

zijn gevoelen uit te komen. Achtte men de herziening noodig, men verklare het der

Regering in geene dubbelzinnige woorden, die deze op een verkeerd standpunt kunnen

brengen. Wat heden wettig en mogelijk was, kon morgen onmogelijk worden. Na

eene 30jarige ondervinding kon men nu veilig tot eene degelijke herziening overgaan.’

Hij ontwikkelde verder (en dit verspreidt tevens licht over zijn aan de Staten van

Friesland gedaan voorstel), wat hij meende daarbij in aanmerking te moeten komen.

Het waren de volgende punten: Veranderde wijze der verkiezing. Ontbindbaarheid

der Tweede Kamer. Een homogeen ministerie. Vermindering der geregtshoven.

Verbetering van de gehele inrigting der staatshuishouding, die thans onze krachten

verre overtreft.

‘De wenschen der natie tot deze hervormingen openbaren zich,’ zeide hij, ‘hoe

langer hoe krachtiger. De tegenwoordige Grondwet voldoet niet meer aan de behoeften

des volks noch aan den geest des tijds,’ enz.; met deze en andere redenen staafde hij

zijn voorstel. Hij eindigde met het voorstellen van dit amendement: ‘Wij koesteren

de hoop, dat de dagen van kalmte en vrede, door de Voorzienigheid thans aan

Nederland geschonken, heilzame vruchten zullen dragen voor geheel het vaderland,

welke bepaaldelijk zullen worden ver-



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


196

kregen door eene spoedige herziening onzer grondwettelijke instellingen, waarop



geheel het Nederlandsche volk in gespannen verwachting de oogen gevestigd heeft,

en welke wij, deszelfs vertegenwoordigers, als eene weldaad van Uwer Majesteits

Regering vertrouwend te gemoet zien.’

Men ziet hieruit, dat het toen nog groene lid der Kamer terstond toonde le courage



de zon opinion te bezitten, en getrouw te zullen zijn aan het stille mandaat hem door

zijne kiezers bij het adres mede gegeven. Ieder, die 

VAN HEEMSTRA

 gekend heeft,

zal hem vrijspreken van het euvel om zich met andere bedoelingen op den voorgrond

te willen plaatsen, waarvan zulk eene handeling wel eenigen schijn had. Neen, hij

handelde hier uit innige overtuiging, hij beschouwde dit als zijne roeping, als zijn

pligt, en het volbrengen daarvan moge der Regering destijds niet welgevallig zijn

geweest, de uitkomst heeft slechts drie jaren later aangetoond, wie den geest des

volks destijds het best kenden.

Het amendement sneuvelde met 42 tegen 10 stemmen. De § 15 werd met 35 tegen

17 onveranderd aangenomen en weldra een beruchte §, daar de Eerste Kamer, op

grond van de tweede zinsnede, weigerde het adres van antwoord, zoo als destijds

gebruikelijk was, gezamenlijk aan Z.M. aan te bieden. Ook later, toen de § verzacht

was, na veel gehaspel, was dit nog haar oordeel, en de Regering gaf te kennen geen

afzonderlijk adres van de Tweede Kamer te willen ontvangen. Het einde der historie

was, dat de troonrede dit jaar onbeantwoord bleef15.

Dit voorposten-gevecht verhaastte het leveren van den slag. Den 10

den

 December



1844 werd in de Tweede Kamer een voorstel tot herziening der Grondwet gedaan

door de heeren T

HORBECKE

, L


UZAC

VAN RECHTEREN



DE KEMPENAAR

VAN DAM


VAN ISSELT

, S


TORM

VAN HEEMSTRA



, W

ICHERS


 en later nog door den heer A

NEMAET


,

gewoonlijk het voorstel der negen mannen genoemd.

Het zou ons te verre leiden, om hier in deze beknopte

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865



197

levensschets in ontwikkeling over den inhoud van het voorstel, den loop en uitslag

der beraadslaging in de sectiën of publieke vergaderingen te treden. Elders is dit

breedvoerig te lezen, waarnaar wij verwijzen. De bezwaren daartegen aangevoerd

betroffen zoowel het nemen van het initiatief door de Kamer als den vorm en strekking

er van. Aan die tegen den vorm werd voldaan door het voorstel in 45 wetsontwerpen

te splitsen, waarover de discussiën den 26 tot 30 Mei 1845 plaats hadden.

In de zitting van 27 Mei behoorde 

VAN HEEMSTRA

 onder de warmste verdedigers

van het voorstel. Hij schetste het hoog gewipt van het oogenblik en van deze

beraadslagingen. Wanneer hij zich het vroeger gebeurde voor den geest bragt, dan

had hij gehoopt, dat de Staten-Generaal van de noodzakelijkheid eener herziening

doordrongen waren. Hij mogt het zich dan ook niet ontveinzen, dat zijne verwondering

over de wijze, waarop het voorstel was ontvangen, ten top gestegen was. De Regering

was al meer en meer achteruit gegaan, zelfs een van 's Konings ministers had de

verdediging van de Grondwet durven ondernemen. Bij die overtuiging, dat er van

de Regering niets te verwachten was, zou men, door eene verwerping, de

noodzakelijkheid verloochenen, en dan zou men zich aan pligtverzuim schuldig

maken. De herziening was noodzakelijk. De commissie van redactie der Grondwet

van 1815 zelve had in haar rapport voorzien, dat er tijden zouden komen, dat de

Grondwet wijzigingen zou behooren te ondergaan. Hij beriep zich op 

VAN

HOGENDORP'S



 gevoelen, reeds vòòr 15 jaren geuit, schetste in het breede, hoe men

het Nederland van 1815 in 1845 terugvond. ‘Ontevredenheid en misnoegen onder

alle klassen der maatschappij; verspilling der geldmiddelen; de helft van het Rijk

afgevallen; de andere helft door het opleggen van last op last uitgeperst; waar men

welvaart verwachtte, trof men achteruitgang, kwijning en druk aan. De natie was

vooruitgegaan in politieke ontwikkeling en leven,



Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865


Yüklə 3,07 Mb.

Dostları ilə paylaş:
1   ...   155   156   157   158   159   160   161   162   ...   166




Verilənlər bazası müəlliflik hüququ ilə müdafiə olunur ©genderi.org 2024
rəhbərliyinə müraciət

    Ana səhifə