24
zorgvuldige Penningmeester, wiens ordelijk en zuinig beheer ons nog staande houdt,
de middelen uitgespaard om eerlang met den arbeid van Dr. V
ERWIJS
een aanvang
te kunnen maken. Maar de beide andere werken moeten vooreerst blijven liggen,
zoo er in den staat onzer kas geene verandering komt. Hoe dan! Eene Maatschappij
als die der Nederlandsche Letterkunde kan niet beschikken over eenige honderden
guldens, die zij in het belang der wetenschap behoeft! Hare hand vindt overvloed
van werk, maar zij moet het op zijde schuiven, omdat zij geen geld heeft om het te
bekostigen! Zij wenscht niets liever dan nuttig te zijn voor het vaderland; zij wil
meer en meer een sieraad worden van het geleerde Leiden; maar zij wordt in haar
streven weêrhouden, omdat haar het slijk der aarde ontbreekt! Hoort het, gij allen,
die als leden aan haar verbonden zijt en prijs stelt op haren bloei. Hoort het, en zegt
het voort, dat ieder landgenoot het wete! Dan zal haar nood niet langdurig zijn, de
middelen zullen haar in overvloed toestroomen, om voort te werken aan hare
gewichtige taak. Of is zij niet eene vereeniging, die geheel aan het geestelijk welzijn
des vaderlands is toegewijd; die de dierbaarste panden van ons volksbestaan met
getrouwe zorg bewaakt; die, achtbaar door ouderdom en verdiensten, nog leven en
kracht in zich gevoelt om allengs haren werkkring te verruimen en meer nog voor
Nederland te worden dan zij ooit te voren geweest is? Telt zij niet onder hare leden
de keur en kern onzer letterkundigen, en tevens zoovelen der aanzienlijken en
vermogenden in den lande? Mag zij zich niet beroemen op haren Koninklijken
Beschermheer, op hare Eereleden uit het Vorstelijk Huis? Neen voorzeker, eene zoo
echt vaderlandsche
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
25
Maatschappij, zoo innig aan het stamhuis van Oranje verbonden, zoo bezield met de
zucht om voor Nederland nuttig te wezen, zal niet te gronde gaan of haar werk moeten
staken ... uit geldgebrek! In een land, zoo rijk en gezegend als het onze, zal zij niet
vergeefs een beroep doen op de vaderlandsche gezindheid van vorst en volk. Het
opwekkend voorbeeld van Engeland is daar, om te toonen wat in een vrijen staat de
nationale belangstelling vermag. Geen hulp van de Regeering - onze Maatschappij
heeft ze nooit gevraagd noch genoten - maar vrijwillige bescherming en edelmoedige
bijstand van allen, bij wie geboorte, aanzien of vermogen gepaard gaat met een
ruimen blik op het waarachtige welzijn des volks: ziedaar wat eene Maatschappij
als de onze moet sterken en steunen, en haar de stoffelijke hulpmiddelen verzekeren,
die eene onmisbare voorwaarde zijn van hare welvaart. Dat dan onze stem doordringe
tot de bevoorrechten, die bij machte zijn hunne sympathie voor ons streven met daden
te bewijzen. Dat ons aanstaande eeuwfeest getuige, hoe warm in Nederland de
belangstelling is in alles wat den roem van Nederland betreft. Wordt onze wensch
vervuld, ziet onze Maatschappij zich bij de intrede in haren tweeden eeuwkring in
staat gegesteld, om over ruime middelen te beschikken; dan wacht haar eene nieuwe
toekomst, schooner en grootscher dan haar verleden geweest is. In het vertrouwen,
haar door de edelste landgenooten zoo onbekrompen betoond, in de
verantwoordelijkheid, die zij daardoor op zich heeft geladen, zal zij een prikkel te
meer vinden om zich met verdubbelde inspanning te wijden aan hare roeping, om
zich meer en meer te ontwikkelen in den geest, dien ònze tijden en ònze behoeften
vereischen. Zij
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
26
zal altijd gereed staan om de belangen onzer taal en letteren, de eer en het recht onzer
geschiedenis, te handhaven met al hare kracht. Zij zal dit doen, niet alleen in het
engere bestek, waarbinnen zij tot dusverre beperkt bleef, niet alleen door het uitgeven
van geschriften en het verzamelen eener boekerij; maar in ruimeren kring zal zij
werkzaam zijn, overal waar zij de gelegenheid vindt om kennis te verspreiden,
wetenschap te kweeken, talenten aan te moedigen, bezwaren op te heffen, in één
woord, op het haar toebescheiden gebied den bloei des vaderlands te bevorderen.
Ziet, M.H., dat is de toekomst, die ik in volle vertrouwen aan onze Maatschappij
voorspel. Noemt iemand het een ijdelen droom, eene dwaze begoocheling? Glimlacht
men om zooveel schoone verwachtingen in het gezicht eener berooide schatkist?
Welnu, laat ons zien. Zal Nederland den kleinmoedigen twijfelaar rechtvaardigen,
en hèm beschamen die in den nood aan de goede zaak niet heeft gewanhoopt? De
Voorzitter, die in het volgende jaar bij ons jubelfeest het woord zal voeren, moge u
op die vraag het antwoord geven.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
27
I.
Hierna leest de Secretaris het volgende
Verslag van de Handelingen der Maatschappij over 1864-1865.
Mijne Heeren,
Nadat onze Voorzitter, Prof.
DE VRIES
, u heeft verwelkomd, is aan de orde mijn
Verslag van de Handelingen onzer Maatschappij sedert de vorige Algemeene
Vergadering, waarvoor ik uwe welwillende aandacht meen te mogen inroepen.
Ik begin met u mede te deelen wat in onze Maandelijksche bijeenkomsten behandeld
is. Prof. F
RUIN
droeg in October eene verhandeling voor, waarin hij het eigenaardige
karakter van onze geschiedenis schetste. In de volgende vergadering deed Dr.
S
CHOTEL
eene mededeeling over het Staten-Collegie te Leiden, waarvan hij de
stichting verhaalde, en omtrent het oproer der bursales in 1591 verscheidene gedrukte
en ongedrukte bijzonderheden vertelde. In December las Dr. J
ANSSEN
eene bijdrage
tot de letterkundige geschiedenis, en wel over het leven en de werken van H
ENRICUS
COPES
, den vriend van G
ISB. CUPERUS
. Daarna kreeg ik het woord voor eene mede-
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
Dostları ilə paylaş: |