176
van de afzwering van P
HILIPS
tot 1795. Voorts was hij nog werkzaam als lid eener
commissie ter verkrijging eener Nederlandsche Statistiek, in 1848 door het
Genootschap benoemd
1
.
Nadat A
NDREAE
eenige jaren als advokaat had gepraktiseerd, scheen hij lust te
gevoelen tot eene administratieve betrekking en zoo werd hij dan den 29 September
1851 benoemd tot Burgemeester van Leeuwarden, in de plaats van Mr. J
.H. VAN
KOELENS
, die op zijn verzoek eervol was ontslagen. Deze betrekking heeft hij tot
aan zijn dood bekleed. Hoezeer goedwillig en toegeefelijk van aard heeft hij evenwel
als burgemeester meermalen ook doortastende maatregelen genomen en, waar 't
noodig scheen, blijken gegeven van persoonlijken moed. Vooral was dit het geval
bij den hevigen brand der kaserne; toen schroomde A
NDREAE
niet zich vooraan bij
't gevaar te begeven en zelfs zijn leven in de waagschaal te stellen. Zijn moedig
gedrag werd door den Koning erkend, die hem het ridderkruis van den Nederlandschen
Leeuw vereerde. Reeds vroeger, bij gelegenheid van het bezoek des Konings aan
deze provincie gebragt, was A
NDREAE
benoemd tot Kommandeur der Orde van den
Eikenkroon.
Bijzonder belang scheen A
NDREAE
te stellen in het onderwijs; niet alleen in zijne
burgemeestersbetrekking, maar ook en vooral als schoolopziener behartigde hij zeer
de belangen van het schoolwezen en trok zich het lot der onderwijzers aan. In die
betrekking was hij eerst van 20 Junij 1850 tot 5 November 1856 werkzaam in het 7
e
schooldistrikt, vervolgens tot 23 December 1857 in het 1
e
, en laatstelijk tot aan zijn
overlijden in het 4
e
distrikt. Hij bezat den takt om met de onderwijzers om te gaan,
bevorderde hunne vereenigingen en woonde de jaarlijksche distriktsvergaderingen
1
Aanteek. d. Sectievergad. 1848, bl. 66 en 71.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
177
geregeld bij, waar hij dan ook meermalen eene toespraak hield. Eene dier toespraken
over de waarde der volksbeschaving is opgenomen in het Jaarboekje voor
Onderwijzers voor 1851.
Eindelijk verdient hier nog vermeld te worden, dat A
NDREAE
ook lid was van de
Broederschap der Vrijmetselaren. Reeds als student, in 1834, was hij opgenomen bij
de loge: Res parvae crescunt te Sneek; later te Leeuwarden gevestigd werd hij lid
der loge Friesche trouw, en bekleedde daarbij de waardigheden eerst van broeder
voorbereider, daarna van tweeden opziener en laatstelijk van eersten redenaar. In die
laatste betrekking heeft hij onderscheidene belangrijke redevoeringen en toespraken
gehouden, waarvan er eene is opgenomen in het Nederlandsch jaarboekje voor
Vrijmetselaren van 5863
1
.
Het meeste, wat van de hand van A
NDREAE
is uitgegeven, is in verband met zijn
letterkundige loopbaan reeds door mij vermeld. Een paar kleinere stukken mogen
hier nog hunne plaats vinden. In de Amsterdamsche Courant van November 1848
gaf hij eene recensie van eene destijds in Leeuwarden uitgekomene brochure: de
Grietmannen in Friesland, bijdrage tot de kennis en waardeering van het
Plattelandsbestuur der Grietenijen in die Provincie, waarin op het behoud van het
Grietmanschap werd aangedrongen. Eene kritiek van
VAN LEEUWENS
uitgave van
het Beneficiaalboek door
DE HAAN HETTEMA
gaf A
NDREAE
aanleiding tot eene
antikritiek in de Leeuwarder Courant van 15 November 1850, waarin hij de
handschoen opvatte voor
VAN LEEUWEN
en tegen zijne gewoonte den recensent
tamelijk scherp te regt wees. Eindelijk komt in het Tijdschrift voor
Staathuishoudkunde en Statistiek nog een belangrijk rapport van A
NDREAE
voor,
betreffende een onderzoek naar den zedelijken en materiëlen
1
Ald. bl. 175, volgg.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
178
toestand der arbeidende bevolking ten platten lande en van de middelen om dien
zooveel mogelijk te verbeteren
1
.
In den vroegen morgen van 3 Maart 1865 overleed A
NDREAE
in 53jarigen
ouderdom aan een plotseling toeval, eene bedroefde weduwe en zeven nog jeugdige
kinderen nalatende, die innig aan den liefhebbenden vader gehecht waren; hij werd
den 7
den
Maart op het kerkhof te Huizum begraven. De predikant Dr. L
. PROES
, de
oudste wethouder D
. ZEPER
en de voorzitter der loge Friesche trouw, Mr. C
. WIERSMA
herdachten bij het graf in hartelijke toespraken den overledene, en werden namens
de familie door Mr. J
. DIRKS
beantwoord
2
.
En wie was nu A
NDREAE
? zal misschien ten slotte de lezer vragen. Is het in 't
algemeen hoogst moeijelijk eene karakterschets te leveren bij de oppervlakkige
kennis van het menschelijk gemoed en van het inwendig zieleleven van den
medemensch, vooral is dit moeijelijk, wanneer de biograaf niet door de naauwste
vriendschapsbanden met den overledene verbonden was. Eén hoofdtrek van zijn
karakter meen ik evenwel, dat ieder in de oogen sprong; het was zijne groote
goedwilligheid, zijn zucht om ieder genoegen te doen, zijne bereidwilligheid om te
helpen, waar hij kon. Of die goedwilligheid hem niet wel eens te ver medesleepte
en niet somtijds voor hem een bron van teleurstelling, ook van min juiste beoordeeling
is geweest, wil ik niet beslissen; maar zeker is het, dat de dankbare tranen van zoo
velen, door hem in stilte beweldadigd, zijne beste getuigen zullen zijn en de vlekken
van den onvolmaakten mensch uitwisschen voor ons oog. ‘'t Zij hoe het wil,’ zoo
schetste hij zich zelven, ‘ik lach den zwartgalligen hartelijk uit, die in iederen
1
Ald. dl.
VI
. st. 2. Zwolle, 1850.
2
Zie Leeuw. Courant van 10 Maart 1865.
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
Dostları ilə paylaş: |